Home

Rechtbank Noord-Nederland, 26-07-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4180, 8716635 CV EXPL 20-5415

Rechtbank Noord-Nederland, 26-07-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4180, 8716635 CV EXPL 20-5415

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
26 juli 2022
Datum publicatie
15 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:4180
Formele relaties
Zaaknummer
8716635 CV EXPL 20-5415

Inhoudsindicatie

Consumentenrecht: informatieplichten bij koop op afstand. Tussenvonnis na beslissing Hoge Raad om af te zien van beantwoording aanvullende prejudiciële vragen over sanctionering schending van essentiële (pre)contractuele informatieplichten.

Eiseres dient stukken te overleggen waaruit blijkt dat is voldaan aan de in artikel 6:230m lid 1 genoemde informatieplichten die volgens artikel 6:193f aanhef en onder b BW zijn aan te merken als essentieel, op de wijze zoals in artikel 6:230v BW is voorgeschreven. Uit die stukken moet ook blijken of uit de bewoordingen op de bestelknop op niet voor misverstand vatbare wijze blijkt dat de bestelling een betalingsverplichting zou inhouden. Eiseres wordt tot slot verzocht in haar akte in te gaan op de toe te passen sanctie bij schending van één of meer essentiële informatieplichten.

Uitspraak

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rolnummer: 8716635 \ CV EXPL 20-5415

vonnis van de kantonrechter d.d. 26 juli 2022

inzake

ARVATO FINANCE.NL, handelend onder de naam AFTERPAY,

gevestigd te Heerenveen,

eiseres,

gemachtigde: Bosveld Incasso,

tegen

[A] ,

wonende te [adres] ,

gedaagde,

die niet is verschenen.

Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde worden genoemd.

1 Procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 29 maart 2022.

- de beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022 op het verzoek om beantwoording van een aantal aanvullende prejudiciële vragen (ECLI:NL:HR:2022:861).

1.2.

Daarna is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

Het antwoord op de prejudiciële vragen

2.1.

De kantonrechter heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld over het onderzoek dat de rechter ambtshalve moet verrichten naar de naleving van de informatieplichten van een handelaar bij (kortgezegd) 'online-verkopen' en over de gevolgen die hij ambtshalve mag of moet verbinden aan zijn constatering dat daaraan niet volledig is voldaan. Nadat de Hoge Raad deze vragen op 12 november 2021 had beantwoord (ECLI:NL:HR:2021:1677) zijn in het tussenvonnis van 29 maart 2022 nog een aantal aanvullende vragen geformuleerd.

2.2.

Op 10 juni 2022 heeft de Hoge Raad beslist dat hij afziet van beantwoording van de aanvullende prejudiciële vragen die de kantonrechter heeft gesteld (ECLI:NL:HR:2022:861). De antwoorden op die vragen liggen aldus de Hoge Raad besloten in de prejudiciële beslissing van 12 november 2021 en de overwegingen die de kantonrechter daaraan in haar tussenvonnis van 1 maart 2022 ten grondslag heeft gelegd, vormen geen aanleiding voor een andere beslissing. De Hoge Raad heeft wel verduidelijkt dat niet alleen sprake is van een voldoende ernstige schending van essentiële informatieplichten als voldoende aannemelijk is dat de gemiddelde consument daardoor financieel nadeel (vermogensschade) lijdt. Verder is overwogen:

- dat de vraag wanneer sprake is van een voldoende ernstige schending van essentiële informatieplichten die ambtshalve moet worden gesanctioneerd met een prijsvermindering zich voor het overige niet leent voor beantwoording in algemene zin;

- dat het aan de rechter die over de feiten oordeelt is om die vraag per zaak of categorie van zaken te beantwoorden aan de hand van de omstandigheden die daarin aan de orde zijn;

- dat de veronderstelling dat het feit dat één of meer essentiële informatieplichten zijn geschonden steeds voldoende is om te spreken over een voldoende ernstige schending en een prijsvermindering toe te passen daarom onjuist is; en

- dat het Sanctiemodel kan bijdragen aan de praktische hanteerbaarheid van de betreffende regels, aan de gelijke behandeling van gelijke gevallen en aan de rechtszekerheid maar dat, zoals ook het Sanctiemodel zelf als uitgangspunt neemt, de rechter die over de feiten oordeelt daarvan kan afwijken als hij de aangewezen sanctie in de gegeven omstandigheden niet doeltreffend, evenredig en afschrikkend acht.

2.3.

In het tussenvonnis van 29 september 2020 heeft de kantonrechter geconstateerd dat

eiseres niet heeft gesteld dat de handelaar, Badplaats B.V., gedaagde voor het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze heeft gewezen op de bijkomende verzendkosten (artikel 6:230m, lid 1 onder e), dat ook niet is vermeld of Badplaats B.V. in die precontractuele fase informatie heeft verstrekt over haar geografische adres (artikel 6:230m, lid 1 onder c). Daarnaast is niet duidelijk of alle in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie die niet in de door eiseres verzonden bevestiging is vermeld - zoals de wijze en termijn van levering (g), het herroepingsrecht (h) - eerder al aan gedaagde is verstrekt op een duurzame gegevensdrager als bedoeld in artikel 6:230v lid 7 BW. De kantonrechter heeft overwogen dat eiseres zich hierover na de beantwoording van de prejudiciële vragen nog uit zou mogen laten.

2.4.

Uit de prejudiciële beslissing van 12 november 2021 die de Hoge Raad heeft gegeven volgt dat de kantonrechter ambtshalve moet onderzoeken of uit de stellingen van eiseres en de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat is voldaan aan de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatieplichten die volgens artikel 6:193f aanhef en onder b BW zijn aan te merken als essentieel, op de wijze zoals in artikel 6:230v BW is voorgeschreven.

De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de rol zodat eiseres bij akte stukken kan overleggen waaruit blijkt dat dit het geval is geweest. Correcte naleving van de essentiële precontractuele informatieplichten kan worden onderbouwd met bijvoorbeeld printscreens, belscripts of andere stukken die inzicht geven in de bestelprocedure van Badplaats B.V.

Uit die stukken dient tevens te blijken of uit de bewoordingen op de bestelknop of soortgelijke functie waarmee de gedaagde het aanbod van Badplaats B.V. heeft aanvaard, op niet voor misverstand vatbare wijze blijkt dat haar bestelling een betalingsverplichting zou inhouden.

Eiseres wordt verzocht om in haar akte ook in te gaan op de toe te passen sanctie indien één of meer essentiële informatieplichten niet correct zijn nageleefd.

Verdere gang van zaken

2.5.

In afwachting van de akte van eiseres houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.

3 Beslissing

De kantonrechter:

3.1.

verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 23 augustus 2022 voor akte uitlating aan de zijde van eiseres als bedoeld rov. 2.4;

3.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. M.E. van Rossum, kantonrechter, en uitgesproken door

de rolrechter ter openbare terechtzitting van 26 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.

c 779