Rechtbank Den Haag, 06-04-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:7513, AWB 17/8965 en AWB 17/8966 (vovo)
Rechtbank Den Haag, 06-04-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:7513, AWB 17/8965 en AWB 17/8966 (vovo)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 april 2018
- Datum publicatie
- 29 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:7513
- Zaaknummer
- AWB 17/8965 en AWB 17/8966 (vovo)
Inhoudsindicatie
MK-uitspraak over toepassing van de discretionaire bevoegdheid in schrijnende zaken. Zie ook de vier andere uitspraken van dezelfde datum: ECLI:NL:RBAMS:2018:2305, ECLI:NL:RBDHA:2018:7513,
Uitspraak
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 17/8965 (beroep)
AWB 17/8966 (voorlopige voorziening)
[V-nummer]
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 6 april 2018 in de zaken tussen
[de persoon] ,
geboren op [geboortedatum] 1986, van Angolese nationaliteit, eiser en verzoeker hierna te noemen: eiser
(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigden: mr. E.C. Pietermaat, mr. L.M.A. Hansen en mr. W. Graafland).
Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 19 juni 2014 tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘overige humanitaire redenen’ buiten behandeling gesteld. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 10 november 2016 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 februari 2017 (AWB 16/28489) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het beroep van eiser tegen het besluit van 10 november 2016 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen.
Bij besluit van 25 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Op 25 april 2017 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Daarbij is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 7 september 2017 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden mr. Graafland en mr. Hansen. Op deze zitting is in overleg met partijen beslist dat de zaak wordt doorverwezen naar de meervoudige kamer. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank zijn meermalen schriftelijk standpunten tussen eiser en verweerder uitgewisseld. Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
Op 19 en 20 februari 2018 heeft de meervoudige kamer de zaak van eiser inhoudelijk behandeld, deels gezamenlijk met een viertal andere soortelijke zaken. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden mr. Pietermaat, mr. Graafland en mr. Hansen. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
Griffierecht
Eiser heeft verzocht om vrijgesteld te worden van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft dit verzoek onderbouwd met een verklaring van afwezigheid van inkomen en vermogen. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 20151 wordt dit verzoek toegewezen.
1 Voorgeschiedenis
Eiser is afkomstig uit Angola. Hij heeft op 31 oktober 2001 asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen. Op 27 juli 2004 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend, die ook is afgewezen.
Op 16 november 2004 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning ‘conform beschikking Minister’. Dit heeft niet geleid tot een verblijfsvergunning voor eiser.
Daarnaast heeft eiser, zonder voor hem gunstig resultaat, geprocedeerd tegen de weigering van verweerder van 21 oktober 2009 om hem een aanbod te doen in het kader van de Ranov (Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet).
Op 27 mei 2013 heeft eiser een aanvraag op grond van de Overgangsregeling langdurig verblijvende kinderen (hierna: het Kinderpardon) ingediend. Ook deze procedure heeft niet geleid tot een verblijfsvergunning.
De burgemeester van Maastricht heeft bij brieven van 17 december 2014 en 7 december 2016 aan verweerder gevraagd om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid en op die grond aan eiser een verblijfsvergunning te verlenen. Ook deze burgemeestersverzoeken hebben eiser geen verblijfsvergunning opgeleverd.
2 Inleiding
Eiser heeft onderhavige aanvraag ingediend door op 19 juni 2014 een brief aan verweerder te sturen waarin is verzocht hem met toepassing van de discretionaire bevoegdheid in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning op grond van schijnende omstandigheden. Hoewel verweerder eisers aanvraag in eerste instantie niet als aanvraag heeft aangemerkt, is eiser - na hierover te hebben geprocedeerd - op 2 juni 2016 toch in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan verweerders loket in te dienen. Verweerder heeft eisers aanvraag in het primaire besluit buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
In het besluit op bezwaar van 10 november 2016 heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder is daarbij ingegaan op door eiser aangevoerde schrijnende omstandigheden. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft op 9 februari 2017 eisers beroep gegrond verklaard, omdat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel. In het hier bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Zoals reeds overwogen is deze zaak deels gezamenlijk behandeld met de zaken van een aantal andere vreemdelingen die ook een aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van de discretionaire bevoegdheid hebben ingediend. In alle zaken is verwezen naar een set van in totaal 627 deels witgelakte minuten, die betrekking hebben op ingewilligde aanvragen om toepassing van de discretionaire bevoegdheid van verweerder. De vreemdelingen betogen aan de hand van die minuten, zakelijk weergegeven, dat verweerder in hun zaken een onjuist beoordelingskader heeft gehanteerd, nu de minuten een vaste gedragslijn laten zien die in de nu voorliggende zaken zonder uitleg niet is gevolgd. Daarnaast menen zij dat de afwijzing van hun aanvragen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat de afwijzing ondeugdelijk is gemotiveerd.
3 Juridisch kader
Uit artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 volgt dat verweerder een verblijfsvergunning aan een vreemdeling kan verlenen onder een andere beperking dan de beperkingen die in het eerste lid van dat artikel staan vermeld. Dit is de zogeheten discretionaire bevoegdheid van verweerder om een verblijfsvergunning te verlenen aan een vreemdeling die niet op andere gronden voor een verblijfsvergunning in aanmerking komt.
Uit de Nota van Toelichting2 blijkt dat de discretionaire bevoegdheid bedoeld is voor onvoorziene gevallen. Volgens de Nota van Toelichting zullen dergelijke onvoorziene gevallen veelal een categoriaal karakter hebben. In dat geval ligt de totstandkoming van een algemene (beleids)regel in de rede, die bij bestendiging op termijn tot algemeen verbindend voorschrift kan worden verheven. Het is echter niet uitgesloten dat in strikt individuele gevallen een noodzaak aanwezig is om een verblijfsvergunning te verlenen op grond van de discretionaire bevoegdheid. In een dergelijk geval zal een algemene (beleids)regel achterwege kunnen blijven. Ook staat in de Nota van Toelichting dat verweerder terughoudend van de discretionaire bevoegdheid gebruik zal maken. Omdat het hier om bijzondere onvoorziene gevallen gaat, zal de vreemdeling bij de indiening van de aanvraag nadrukkelijk moeten aangeven waarom de verblijfsvergunning naar zijn mening moet worden verleend en de aanvraag met de nodige gegevens en bescheiden moeten onderbouwen.
Verweerder geeft in de praktijk toepassing aan zijn discretionaire bevoegdheid als sprake is van omstandigheden die maken dat de situatie van een vreemdeling schrijnend is.
In beginsel moet iedere vreemdeling om een reguliere verblijfsvergunning te kunnen krijgen over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikken en leges betalen. Onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden kan de vreemdeling hiervan worden vrijgesteld. In de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 oktober 20163 is hierover het volgende overwogen. Een vreemdeling kan bij een aanvraag om in het bezit te worden gesteld van een verblijfsvergunning met toepassing van de discretionaire bevoegdheid verzoeken om vrijstelling van het betalen van leges en het mvv-vereiste op grond van respectievelijk artikel 3.34a, onder k, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en artikel 3.71, derde lid, van het Vb 2000. In het kader van deze vrijstellingsverzoeken worden de schrijnende omstandigheden waar de vreemdeling zich op beroept ten volle beoordeeld. De leges-eis en het mvv-vereiste worden niet tegengeworpen als verweerder tot de conclusie komt dat de schrijnende omstandigheden van de vreemdeling aanleiding geven om met toepassing van de discretionaire bevoegdheid een verblijfsvergunning te verlenen.