Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-07-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:4362, BRE 17/8179

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-07-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:4362, BRE 17/8179

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
12 juli 2018
Datum publicatie
11 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:4362
Formele relaties
Zaaknummer
BRE 17/8179

Inhoudsindicatie

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 november 2017 (bestreden besluit) van het UWV over de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 17/8179 WIA

gemachtigde: mr. K.J.M. Sapuletej-Kuijpers,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 november 2017 (bestreden besluit) van het UWV over de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 juni 2018. Eiser is verschenen. Zijn gemachtigde is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1. Feiten

Eiser is werkzaam geweest als mechanic technician. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege visusproblemen en hoofdpijn.

Bij besluit van 22 mei 2017 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser een (loon-gerelateerde) WIA-uitkering toegekend met ingang van 11 november 2016 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 49,50%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser 54,81% arbeidsongeschikt is.

2. Omvang geschil

In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 november 2016 heeft vastgesteld op 54,81%.

3. Wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatman-inkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Van belang is daarom:

- of eiser medische beperkingen heeft en

- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.

4. Medische beoordeling

Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.

4.1

De verzekeringsarts heeft eisers dossier bestudeerd, waaronder de informatie van de huisarts van 14 januari 2015 en van de oogarts van 14 augustus 2014. Ook heeft hij eiser gezien tijdens het spreekuur en hem onderzocht.

De verzekeringsarts heeft op 11 april 2017 gerapporteerd dat eiser een forse visusbeperking links rapporteert, dubbelzien en andere klachten die niet geheel bevestigd worden door de medische informatie van de behandelaar. Eiser heeft met zijn klachten jarenlang in het eigen werk gefunctioneerd. Voor het dubbelzien en de pijn is er geen medische verklaring. Op basis van de aanvullende informatie en de bevindingen bij eigen onderzoek is er geen medische reden om forse beperkingen aan te nemen. Daarom worden slechts beperkingen aangenomen met betrekking tot het gezichtsveld links nasosuperior, die overigens met het intacte gezichtsveld van het rechteroog deels is te compenseren. Bij activiteiten beneden neushoogte zal het gezichtsvelddefect nasosuperior niet tot problemen leiden. Hoewel eiser auto rijdt, zal hij zorgvuldigheidshalve beperkt worden voor beroepsmatig chaufferen. Eiser wordt ook beperkt geacht voor prestatiedruk, persoonlijk risico en precisiewerk boven neushoogte. Eiser zou machines kunnen bedienen en tot een bepaalde hoogte onderhoud en (de)montage kunnen uitvoeren.

De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 mei 2017.

De verzekeringsarts b&b heeft eisers dossier bestudeerd en eiser gezien tijdens de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b heeft op 19 september 2017 gerapporteerd dat het onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was.

Uit de metingen door de oogarts van 2014 komt niet zo’n fors verminderd gezichts-vermogen naar voren als eiser claimt. Met deze objectiveerbare gegevens van de oogarts, met de daar genoemde prognose, zonder dat eiser een recenter onderzoek door een oogarts heeft laten verrichten, moet van dit meer objectiveerbare deel van de aandoening worden uitgegaan. Er is, toetsend aan de Standaard Duurbelasting in Arbeid, geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. De FML van 9 mei 2017 wordt aangepast, omdat daarin eisers beperking voor beroepsmatig autorijden niet overeenkomstig de invulinstructie is vermeld.

De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de FML van 19 september 2017.

4.2

Eiser voert tegen het medische oordeel van het UWV aan dat de verzekeringsarts de vragenlijst die eiser had ingevuld niet wilde aannemen. Eiser voert ook aan dat hij beperkt is op het punt zien. Het linkeroog is bijna blind, alleen links onderin is er een heel klein lichtveld. Bovendien wordt zijn gezichtsvermogen beperkt door blinde vlekken en ziet eiser dubbel. Eiser kan zijn ogen slechts zeer beperkt achtereen geopend houden. Door de oogklachten heeft eiser ook hoofdpijn en last van duizeligheid. Hij durft niet meer naar de oogarts. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij ook psychische klachten heeft. Hij stelt bovendien dat hij niet in staat is om fulltime te werken.

4.3

De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1269) aan rapporten opgesteld door verzekeringsartsen van het UWV een bijzondere waarde toekomt, in die zin dat het UWV zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene op dit soort rapporten mag baseren, als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdig-heden bevatten en de conclusies volgen uit wat gerapporteerd is. Maar dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet aantastbaar zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, dat de conclusies niet volgen uit wat gerapporteerd is, of dat de beoordeling die in de rapporten is gegeven onjuist is. Het aannemelijk maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, of dat de conclusies niet volgen uit wat gerapporteerd is, kan gedaan worden door niet medisch geschoolden. Maar voor het aannemelijk maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een regulier medicus noodzakelijk.

4.4

De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben eisers dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft eiser bovendien op 10 april 2017 onderzocht, met name zijn ogen en psyche. Bovendien heeft de verzekeringsarts b&b eiser gezien tijdens de hoorzitting. Naar het oordeel van de rechtbank beschikten de verzekeringsartsen hiermee over voldoende inzicht in eisers medische situatie. Hieraan doet niet af dat de verzekeringsarts, zoals eiser stelt, niet beschikte over de vragenlijst die eiser had ingevuld. Immers, niet is gebleken dat de verzekeringsartsen hierdoor informatie hebben gemist die van belang was bij het vaststellen van de beperkingen van eiser.

4.5

Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de visusklachten, hoofdpijn en duizeligheid. Bij de opstelling van de FML is naar het oordeel van de rechtbank met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.

Eiser heeft in bezwaar en beroep geen medische informatie ingediend om aannemelijk te maken dat de beoordeling door de verzekeringsartsen niet juist is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat volgens vaste rechtspraak de subjectieve beleving van een betrokkene van zijn klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij hem zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid.

De beschikbare informatie van behandelaars over de oogklachten van eiser heeft betrekking op de periode van 2014 tot januari 2015. Eiser is na 2014 niet meer bij de oogarts geweest. Dit betekent dat de meest recente medisch objectieve informatie over eisers ogen dateert van 10 april 2017, toen de verzekeringsarts zijn ogen heeft onderzocht. De rechtbank constateert dat in de FML bij beoordelingspunt 2.1.0 een beperking voor zien is opgenomen. Ook heeft de verzekeringsarts in zijn rapportage toegelicht dat eiser beperkt is voor precisiewerk boven neushoogte in verband met de lichte beperking in het gezichtsveld van het linkeroog.

De rechtbank overweegt over eisers psychische klachten dat uit de rapportage van de verzekeringsarts blijkt dat deze wist dat eiser spanningsklachten heeft. De verzekeringsarts heeft bij zijn onderzoek echter geen aanwijzingen gevonden voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank is niet gebleken dat dit standpunt onjuist is.

De rechtbank overweegt over de door eiser gestelde noodzaak van een (verdergaande) beperking voor werktijden, dat hiervoor volgens vaste rechtspraak pas aanleiding is als met het vaststellen van beperkingen in de andere rubrieken van de FML niet voldoende aan de voor de betrokkene geldende mogelijkheden tegemoet kan worden gekomen. De criteria voor het aannemen van een urenbeperking zijn neergelegd in de Standaard Duurbelasting in Arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom er, gelet op die Standaard, geen aanleiding is om naast de beperking voor werken tijdens de nacht en de overige beperkingen een verdergaande beperking voor werktijden vast te stellen.

De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat eisers beperkingen, die zijn neergelegd in de FML van 19 september 2017 en zijn aangevuld met de toelichting door de verzekerings-arts dat eiser beperkt is voor precisiewerk boven neushoogte, zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML en is aangevuld met deze toelichting.

5. Geschiktheid voor de functies

5.1

Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: elektronica monteur (nieuwbouw en onderhoud) (Sbc-code 267040), controleur, tester elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267060) en samensteller metaalwaren (Sbc-code 264140).

5.2

Eiser voert aan dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Eiser stelt dat in de geselecteerde functies fijnmotorische handelingen vereist zijn die precies moeten worden uitgevoerd. Eiser is daar vanwege zijn zeer beperkte zicht niet toe in staat.

5.3

De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de toelichting door de arbeidsdeskundige bij de signaleringen in het resultaat functiebeoordeling van 9 mei 2017 en naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 11 mei 2017. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 19 september 2017 blijkt dat deze de toelichtingen van de arbeidsdeskundige heeft gecontroleerd.

Volgens de rapportage van de arbeidsdeskundige hoeven in de geselecteerde functies geen activiteiten boven neushoogte te worden verricht. Eisers beroepsgrond dat de functies niet geschikt zijn omdat daarin fijnmotorische handelingen vereist zijn die precies moeten worden verricht, slaagt niet omdat zijn beperking voor precisiewerk alleen betrekking heeft op activiteiten boven neushoogte.

Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arbeidsdeskundigen inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan de geselecteerde functies. Het standpunt van eiser dat hij niet in staat is die functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.

Eiser heeft in het aanvullend beroepschrift van 22 juni 2018 zijn aanvankelijke beroepsgrond ingetrokken over het aantal arbeidsplaatsen dat de functie samensteller metaalwaren kent. De rechtbank laat een oordeel hierover daarom achterwege.

De rechtbank concludeert dat de functies elektronica monteur (nieuwbouw en onderhoud) (Sbc-code 267040), controleur, tester elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267060) en samensteller metaalwaren (Sbc-code 264140) mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

6. Mate van arbeidsongeschiktheid

Op basis van de inkomsten die eiser met de geselecteerde functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,81%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 november 2016 heeft vastgesteld op 54,81%.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

7. Proceskosten en schadevergoeding

Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskosten-veroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2018.

De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel