Hoge Raad, 29-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:453, 18/01045
Hoge Raad, 29-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:453, 18/01045
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 maart 2019
- Datum publicatie
- 29 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:453
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:68, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:10937, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18/01045
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Wet op de lijkbezorging. Weigering van ouders van overleden vrouw en haar ongeboren kind om aan echtgenoot van de vrouw toestemming te geven voor opgraving van de stoffelijk resten. Misbruik van bevoegdheid?
Uitspraak
29 maart 2019
Eerste Kamer
18/01045
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [plaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
1. [verweerder 1] ,
2. [verweerster 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] . Verweerders zullen hierna gezamenlijk ook worden aangeduid als [verweerders]
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/17/141624/HA ZA 15-124 van de rechtbank Noord-Nederland van 8 juli 2015 en 23 december 2015;
b. het arrest in de zaak 200.184.563 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 december 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.