Home

Hoge Raad, 19-10-2012, BX5576, 11/05084

Hoge Raad, 19-10-2012, BX5576, 11/05084

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 oktober 2012
Datum publicatie
19 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX5576
Formele relaties
Zaaknummer
11/05084
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 1 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Verdeling algehele gemeenschap van goederen na echtscheiding; vordering op de gemeenschap wegens betaling uit privé-vermogen; art. 1:95 lid 2 BW.

Uitspraak

19 oktober 2012

Eerste Kamer

11/05084

TT/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Verzoekster],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerder].

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de beschikkingen in de zaak FA RK 08-5211 van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 juni 2009 en 17 juni 2010;

b. de beschikking in de zaak 200.073.717.01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 augustus 2011.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van de in cassatie bestreden beschikking, tot afdoening van de zaak ten principale als in alinea 10 van de conclusie is voorgesteld en tot veroordeling van de verweerder in cassatie in de op het cassatieberoep gevallen kosten.

3. Beoordeling van de middelen

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Partijen zijn in 1985 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.

(ii) [Verweerder] heeft buiten de huwelijksgoederengemeenschap vallende gelden - verkregen uit een erfenis - geïnvesteerd in verbetering van de tot die gemeenschap behorende echtelijke woning.

(iii) In juni 2009 is tussen partijen echtscheiding uitgesproken.

3.2 De onderhavige procedure betreft de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Voor zover in cassatie van belang gaat het om de vraag op welk bedrag [verweerder] aanspraak kon maken in verband met de hiervoor in 3.1 onder (ii) bedoelde investering. Het hof heeft dat bedrag vastgesteld op € 50.000,-- en heeft [verzoekster] veroordeeld om dit bedrag aan [verweerder] te betalen. De middelen richten zich tegen deze veroordeling.

3.3 De middelen slagen. Een betaling door een echtgenoot uit diens privévermogen ten behoeve van de huwelijksgoederengemeenschap kan leiden tot een vordering ter hoogte van die betaling van die echtgenoot op die gemeenschap, maar niet, zoals het hof heeft geoordeeld, tot een zodanige vordering van die echtgenoot op de andere echtgenoot. Ook klagen de middelen terecht dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden, nu beide partijen zich in hoger beroep op het standpunt stelden dat het vast te stellen bedrag ten laste van de ontbonden gemeenschap diende te komen.

3.4 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 augustus 2011;

verstaat dat het door het hof vastgestelde bedrag van € 50.000,-- aan [verweerder] dient te worden vergoed ten laste van de te verdelen ontbonden huwelijks-goederengemeenschap en dat die gemeenschap met inachtneming hiervan dient te worden verdeeld.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 19 oktober 2012.