Hoge Raad, 30-06-2009, BI4070, 08/01332
Hoge Raad, 30-06-2009, BI4070, 08/01332
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30 juni 2009
- Datum publicatie
- 30 juni 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BI4070
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI4070
- In cassatie op : ECLI:NL:GHLEE:2008:BC5963, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 08/01332
Inhoudsindicatie
Campermoord. Bewezenverklaring voorbedachte raad. Zoals de HR in o.m. HR LJN AA6308 heeft geoordeeld, is voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad – i.c. uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg” – voldoende dat komt vast te staan dat verdachte tijd had zich te beraden op het nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid had na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegegeven. Het Hof heeft vastgesteld dat verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden, en dat zijn besluit om het s.o. te overrijden, niet het gevolg is geweest van een opwelling en heeft, daarvan uitgaande, kunnen oordelen dat voor verdachte de tijd en gelegenheid hebben bestaan als hiervoor bedoeld. ’s Hofs oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad getuigt daarom niet van een onjuiste rechtsopvatting.
Uitspraak
30 juni 2009
Strafkamer
nr. 08/01332
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 maart 2008, nummer 24/001795-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord, locatie De Marwei" te Leeuwarden.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij op 12 december 2006 te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] als bestuurder van een motorvoertuig overreden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2. hij op 12 december 2006 in de gemeente Borger-Odoorn opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hebbende hij met dat opzet [slachtoffer] in een motorvoertuig (camper) vastgehouden (terwijl [slachtoffer] huilend te kennen had gegeven naar haar vader en moeder te willen) en vervolgens (buiten die camper) [slachtoffer] aan een (om de nek/hals van [slachtoffer] vastgemaakte) sjaal/das voortgetrokken/voortgesleept en meegevoerd en aldus [slachtoffer] heeft belet te gaan en staan waar zij wilde;
3. hij op 12 december 2006 in de gemeente Borger-Odoorn telkens door geweld en/of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen zijn penis en/of zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht en beslaande dat geweld en/of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte [slachtoffer] in de door hem bestuurde camper heeft vastgehouden en vervolgens de kleding van [slachtoffer] deels door [slachtoffer] los heeft laten maken en deels heeft laten uittrekken en [slachtoffer], toen zij zich buiten de camper had begeven, aan haar das heeft vastgepakt en voortgetrokken en/of geleid en opnieuw de kleding van [slachtoffer] deels heeft los laten maken en deels heeft laten uittrekken en [slachtoffer] heeft geschopt en gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op [slachtoffer] en aldus voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ging bij automatiek [A] (...) (gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats]) weg, naar de Kerkstraat. Ik ging bij [A] weg richting Stadskanaal. Ik vroeg haar mee in de auto. Ik heb haar naar de bosjes gesleept en geschopt. De seks is in de camper en in de bosjes geweest. Aan het einde van het donkere weggetje heb ik haar bij de borsten gezeten. Ik ben de dam opgereden. Ik heb haar voor de auto uit geschopt naar de bosjes. We hadden seks in de bosjes en toen heb ik haar geslagen en geschopt. Zij kwam op de weg terecht en ik heb haar doodgereden. Bij [B] ben ik gedraaid. Ik ben dezelfde weg teruggereden. Ik ben gedraaid en ik ben over haar heen gekomen. Op de heenweg kon ik niet zo hard, terug reed ik 50 à 55 km per uur. Het laatste wat ze tegen me zei was over haar ouders en dat ze naar huis wilde."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben met de camper achteruit de dam afgegaan, richting de weg. Ik heb haar aangereden en toen ging ze weer staan. Ze liep weg. Toen zij wegliep, trok ik op. Ik raakte haar. Ik zag dat ze daar op de weg lag. Ik kwam terug na misschien wel tien minuten. Ik heb bij de Mondenweg (het hof begrijpt: de Drentse Mondenweg) stilgestaan een poosje en toen lag ze daar op de weg. En ben ik over haar heen gekomen. (...) U vraagt wat haar houding was toen ik haar aanreed. Ik rijd haar aan. Ze gaat dan door de knieën. Ze ging weer staan. Toen heb ik haar aangereden. Ze stond voorover. Ik zag haar op de weg liggen toen ik wegreed. Dat zag ik in de spiegel. Op de terugweg ben ik er overheen gekomen. (...)"
c. een obductieverslag, opgemaakt door A. Maes, arts en patholoog, voor zover inhoudende:
"Op 14 december 2006 heeft ondergetekende de uit- en inwendige schouw verricht op het lijk van [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994 en dood aangetroffen te Valthermond op 12 december 2006.
Het lichaam toonde vele letsels welke alle bij leven zijn opgelopen en welke passen bij zeer heftig botsend geweld op het lichaam en daarbij samendrukkend geweld op het hoofd en de rechterzijde van de borst en het bekken. De letsels kunnen passen bij een verkeerstrauma zoals aan- en voornamelijk overrijden door een voertuig. Er waren geen breuken van de benen, hetgeen pleit tegen een aanrijding bij rechtop staan, lopen, rennen of fietsen. Gezien het feit dat de letsels alle bij leven zijn opgelopen en dat het kneuzen van de hersenstam vrijwel meteen dodelijk is, moeten de letsels zeer snel opeenvolgend zijn opgelopen. Op grond van de sectiebevindingen kan het slachtoffer op de rijbaan gezeten en/of gelegen hebben. [Slachtoffer] is overleden als gevolg van heftig botsend en samendrukkend geweld op het lichaam."
d. een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie Drenthe, district Zuid-Oost, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"De boerderij van [B] betreft perceel [b-straat 1] te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn. Deze boerderij is direct gelegen ter hoogte van de kruising Drentse Mondenweg met de Valtherdijk. De afstand tussen de vindplaats van het slachtoffer en de oprit van de boerderij van [B] bedraagt ongeveer 900 meter."
2.3. Met betrekking tot de onder 1 bewezenverklaarde voorbedachte raad heeft het Hof het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte, mr. J. Klopstra, heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde moord dient te worden vrijgesproken, nu verdachte weliswaar de tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen of te nemen besluit en de gevolgen daarvan, maar hij in onvoldoende mate over de vaardigheden beschikt om daadwerkelijk van deze gelegenheid gebruik te hebben kunnen maken. De beperkte geestesvermogens van verdachte in combinatie met de stressvolle situatie waarin hij zich bevond, moeten volgens de raadsman leiden tot de conclusie dat van kalm beraad en rustig overleg geen sprake kan zijn geweest, zodat de voorbedachte raad ten aanzien van de levensberoving niet bewezen kan worden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op de avond van 12 december 2006, rond 18:45 uur, neemt verdachte de toen 12-jarige [slachtoffer] mee in zijn camper. Hij rijdt met haar naar een stille weg, waar hij haar betast. Omdat de camper op de weg staat, rijdt hij door naar de daar vlakbij gelegen Valtherdijk te Valthermond en parkeert de camper op een dam. Vervolgens verkracht hij [slachtoffer] achterin de camper. Omdat er in de camper onvoldoende ruimte is, neemt hij [slachtoffer] mee naar buiten. Hij houdt haar vast bij haar sjaal / das en neemt haar mee naar de bosjes even verderop. Onderweg schopt hij haar. Bij de bosjes verkracht hij [slachtoffer] voor de tweede keer. Nadat zij zich hebben aangekleed, trekt verdachte [slachtoffer] aan haar sjaal / das in de richting van de camper. [Slachtoffer] stribbelt tegen en gaat achterover hangen. Verdachte slaat en schopt [slachtoffer] hierop in haar gezicht en trapt tegen haar ribben en haar benen. Hij sleept haar over de grond. [Slachtoffer] komt in de sloot terecht en loopt er doorheen onderweg naar de camper. Bij de camper aangekomen laat verdachte [slachtoffer] los en gaat achter het stuur zitten. Hij start de motor en rijdt achteruit de weg op. Daarbij raakt hij [slachtoffer]. [Slachtoffer] gaat door de knieën, maar komt weer overeind. Als de camper recht op de weg staat, staat [slachtoffer] voorover gebogen voor de camper. Verdachte trekt op en rijdt tegen [slachtoffer] aan. Hij rijdt de Valtherdijk af in de richting van de Drentse Mondenweg. In zijn spiegel ziet hij dat [slachtoffer] op de weg ligt. In de nabijheid van de kruising Valtherdijk / Drentse Mondenweg keert hij de camper en staat ongeveer 10 minuten stil. Hij laat de motor stationair draaien. Vervolgens rijdt verdachte de Valtherdijk weer op en rijdt met een snelheid van 50 tot 55 km/u over [slachtoffer], die nog steeds op de weg ligt, heen. Hierna dumpt verdachte de fiets van [slachtoffer] en de plastic tas die zij bij zich had in de omgeving van de Valtherdijk. Op 12 december 2006 omstreeks 20:15 uur wordt het lichaam van [slachtoffer] gevonden door een automobilist die vlak daarvoor op de Valtherdijk door een camper uit tegengestelde richting is gepasseerd.
Uit het verslag van de gerechtelijke sectie blijkt dat [slachtoffer] door heftig botsend en samendrukkend geweld om het leven is gekomen.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is voldoende dat komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Of verdachte ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid, is - anders dan de raadsman stelt - daarbij niet van belang.
Het hof leidt uit de hierboven weergegeven feitelijke gang van zaken af dat verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden. Verdachte heeft immers verklaard dat hij, nadat hij [slachtoffer] had aangereden, in de richting van de Drentse Mondenweg is gereden, dat hij in de nabijheid van de kruising Valtherdijk / Drentse Mondenweg ongeveer 10 minuten stil is blijven staan en dat hij vervolgens is teruggereden over de Valtherdijk en over [slachtoffer] heen is gereden. Uit deze verklaring, in samenhang bezien met het feit dat de afstand van de kruising Valtherdijk / Drentse Mondenweg tot de vindplaats van het lichaam van [slachtoffer], blijkens een aanvullend proces-verbaal van 30 januari 2008, ongeveer 900 meter bedraagt, volgt dat het besluit om [slachtoffer] te overrijden niet het gevolg is geweest van een (plotselinge) opwelling. Voor verdachte heeft de tijd en de gelegenheid bestaan na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij het bovenstaande dient te worden opgemerkt dat het sectieverslag vermeldt dat de vele letsels die het lichaam van [slachtoffer] vertoonde alle bij leven en zeer snel opeenvolgend zijn opgelopen, hetgeen de mogelijkheid uitsluit dat [slachtoffer] reeds is overleden nadat zij door verdachte was aangereden toen hij optrok en in de richting van de Drentse Mondenweg reed. Verder valt uit het verslag op te maken dat [slachtoffer] op het moment dat ze werd overreden op de weg moet hebben gelegen of gezeten, aangezien er geen breuken van haar benen zijn geconstateerd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht, door met zijn camper over haar heen te rijden. Het hof verwerpt het gevoerde verweer."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel is gericht tegen de bewezenverklaring onder 1 voor zover inhoudende dat de verdachte met de voor moord vereiste voorbedachte raad heeft gehandeld, en klaagt onder meer dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip voorbedachte raad.
3.2. Het Hof heeft, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, onder 1 bewezenverklaard dat de verdachte "opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd" door "met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg" haar met een voertuig te overrijden.
3.3. Zoals de Hoge Raad, in navolging van eerdere jurisprudentie, in zijn arrest van 27 juni 2000, LJN AA6308, NJ 2000, 605 heeft geoordeeld, is voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad - in deze zaak in de op moord toegesneden tenlastelegging en bewezenverklaring nader uitgedrukt met de woorden "na kalm beraad en rustig overleg" - voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (vgl. onder meer HR 5 februari 2008, LJN BB4959, NJ 2008, 97).
3.4. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden, en dat zijn besluit om [slachtoffer] te overrijden, niet het gevolg is geweest van een opwelling. Uitgaande van die vaststellingen heeft het Hof kunnen oordelen dat voor de verdachte de tijd en de gelegenheid hebben bestaan als hiervoor bedoeld. Het oordeel van het Hof dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad getuigt daarom niet van een onjuiste rechtsopvatting.
3.5. De klacht faalt.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 30 juni 2009.