Gerechtshof Leeuwarden, 06-03-2008, BC5963, 24-001795-07
Gerechtshof Leeuwarden, 06-03-2008, BC5963, 24-001795-07
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 maart 2008
- Datum publicatie
- 6 maart 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2008:BC5963
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BI4070, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BI4070
- Zaaknummer
- 24-001795-07
Inhoudsindicatie
Voor moord, wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting (meermalen gepleegd) van een 12-jarig meisje veroordeelt het hof verdachte tot 30 jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf en TBS met v erpleging. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte van moord dient te worden vrijgesproken, nu verdachte weliswaar de tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen of te nemen besluit en de gevolgen daarvan, maar hij in onvoldoende mate over de vaardigheden beschikt om daadwerkelijk van deze gelegenheid gebruik te hebben kunnen maken. De beperkte geestesvermogens van verdachte in combinatie met de stressvolle situatie waarin hij zich bevond, moeten volgens de raadsman leiden tot de conclusie dat van kalm beraad en rustig overleg geen sprake kan zijn geweest.
Voor bewezenverklaring van voorbedachte raad is voldoende dat komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Of verdachte ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid, is daarbij niet van belang. Het hof leidt uit de feitelijke gang van zaken af dat verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden. De behandeling in het kader van de TBS vangt normaliter aan nadat eenderde van de opgelegde vrijheidsstraf is ondergaan. Mogelijke uitzonderingen daarop zijn opgenomen in artikel 37b tweede lid van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 43 van de Penitentiaire maatregel. Het hof verbindt in casu aan de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege tevens het advies dat deze maatregel eerst dient aan te vangen nadat tweederde van de gevangenisstraf is ondergaan.
Uitspraak
Parketnummer: 24-001795-07
Parketnummer eerste aanleg: 19-810269-06
Arrest van 6 maart 2008 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 6 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadslieden mr. J. Klopstra en
mr. C. Wiggers, beiden advocaat te Stadskanaal.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde, heeft hem ter zake van de feiten 1 primair en 3 primair veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging opgelegd, heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en heeft de in beslag genomen camper verbeurdverklaard, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 28 november 2007 en 21 februari 2008, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 juni 2007.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair (moord), onder 2 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) en onder 3 primair (verkrachting) ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, dat het hof aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging zal opleggen, dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen en dat het hof het in beslag genomen goed zal verbeurdverklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - overeenkomstig de dagvaarding met daarin aangebracht de wijzigingen die in eerste aanleg en in hoger beroep zijn toegelaten - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2006 te [plaats a], gemeente [gemeente a], opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal,
- met kracht, tegen het hoofd en/of het lichaam getrapt/geschopt en/of gestompt/geslagen en/of
- aan haar das, althans aan haar kleding vast gepakt en/of (vervolgens) gesleurd/gesleept en/of getrokken en/of
- (vervolgens) als bestuurder van een motorvoertuig aangereden en/of overreden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 12 december 2006 te [plaats a], gemeente [gemeente a], opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal,
- met kracht, tegen het hoofd en/of het lichaam getrapt/geschopt en/of gestompt/geslagen en/of
- aan haar das, althans aan haar kleding vast gepakt en/of (vervolgens) gesleurd/gesleept en/of getrokken en/of
- (vervolgens) als bestuurder van een motorvoertuig aangereden en/of overreden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, terwijl deze doodslag voorafgegaan is van een strafbaar feit, namelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving zoals bedoeld in art. 282 WvSr en/of (poging tot) verkrachting zoals bedoeld in art. 242 WvSr dan wel het plegen van ontuchtige handelingen zoals bedoeld in art. 245 WvSr en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2006 in de gemeente [gemeente a], althans in het arrondissement [arrondissement a] en/of in de gemeente [gemeente b], althans in het arrondissement [arrondissement b], althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer] in een motorvoertuig (camper) heeft gelokt en/of meegenomen en/of opgesloten en/of vast gehouden en/of vervoerd (terwijl die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (huilend) te kennen heeft gegeven naar haar vader en/of moeder te willen) en/of (vervolgens) (buiten die camper) die [slachtoffer] aan een (om de nek/hals van die [slachtoffer] vastgemaakte) sjaal/das, althans aan haar kleding, heeft voortgetrokken/voortgesleept en/of meegevoerd en aldus die [slachtoffer] heeft belet te gaan en staan waar zij wilde;
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 12 december 2006 in de gemeente [gemeente a], althans in het arrondissement [arrondissement a] en/of in de gemeente [gemeente b], althans in het arrondissement [arrondissement b], althans in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte, meermalen,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden en/of
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft benaderd en/of (vervolgens) in de door hem bestuurde camper heeft gelokt en/of binnen gebracht en/of binnen heeft gehouden en/of heeft vast gehouden en/of
- (vervolgens) de kleding van die [slachtoffer] (deels) heeft losgemaakt en/of (deels) uitgetrokken en/of (deels) door die [slachtoffer] los heeft laten maken en/of (deels) heeft doen/laten uit trekken en/of
- die [slachtoffer] over haar (ontblote) borst(en) heeft gestreeld en/of aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen/verzocht om zijn penis af te trekken, althans met haar hand(en) zijn penis aan te raken en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen/verzocht aan zijn penis te likken en/of aan zijn penis te zuigen en/of
- die [slachtoffer], toen zij zich buiten de camper had begeven, aan haar das, althans aan/bij haar kleding en/of bij haar lichaam heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft meegesleept/meegetrokken en/of voortgetrokken en/of geleid en/of
- (vervolgens) (opnieuw) de kleding van die [slachtoffer] (deels) heeft losgemaakt en/of (deels) heeft uitgetrokken en/of (deels) heeft los doen/laten maken en/of (deels) heeft doen/laten uit trekken en/of
- die [slachtoffer] heeft geschopt en/of geslagen en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer]
en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 12 december 2006 in de gemeente [gemeente a], althans in het arrondissement [arrondissement a] en/of in de gemeente [gemeente b], althans in het arrondissement [arrondissement b], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) of meer handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte, meermalen,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden en/of
- zijn penis en/of zijn vinger(s) tegen de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden en/of
- zijn penis tegen de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft benaderd en/of (vervolgens) in de door hem bestuurde camper heeft gelokt en/of binnen gebracht en/of heeft binnengehouden en/of vastgehouden en/of
- (vervolgens) de kleding van die [slachtoffer] (deels) heeft losgemaakt en/of (deels) uitgetrokken en/of (deels) door die [slachtoffer] los heeft laten maken en/of (deels) heeft laten uittrekken en/of
- die [slachtoffer] over haar (ontblote) borst(en) heeft gestreeld en/of aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen/verzocht om zijn penis af te trekken, althans met haar hand(en) die penis aan te raken en/of
- die [slachtoffer], toen zij zich buiten de camper had begeven, aan haar sjaal, althans aan/bij haar kleding en/of bij haar lichaam heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft meegesleept/meegetrokken en/of voortgetrokken en/of geleid en/of
- (vervolgens) (opnieuw) de kleding van die [slachtoffer] (deels) heeft losgemaakt en/of (deels) heeft uitgetrokken en/of (deels) los heeft laten maken en/of (deels) heeft laten uittrekken en/of
- die [slachtoffer] heeft geschopt en/of geslagen en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer]
en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 12 december 2006 in de gemeente [gemeente a], althans in het arrondissement [arrondissement a] en/of in de gemeente [gemeente b], althans in het arrondissement [arrondissement b], althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op 23 februari 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte, meermalen,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in/tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden en/of
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in/tegen de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden en/of
- zijn penis in/tegen de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of bewogen/gehouden.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte, mr. J. Klopstra, heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde moord dient te worden vrijgesproken, nu verdachte weliswaar de tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen of te nemen besluit en de gevolgen daarvan, maar hij in onvoldoende mate over de vaardigheden beschikt om daadwerkelijk van deze gelegenheid gebruik te hebben kunnen maken. De beperkte geestesvermogens van verdachte in combinatie met de stressvolle situatie waarin hij zich bevond, moeten volgens de raadsman leiden tot de conclusie dat van kalm beraad en rustig overleg geen sprake kan zijn geweest, zodat de voorbedachte raad ten aanzien van de levensberoving niet bewezen kan worden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op de avond van 12 december 2006, rond 18:45 uur, neemt verdachte de toen 12-jarige [slachtoffer] mee in zijn camper. Hij rijdt met haar naar een stille weg, waar hij haar betast. Omdat de camper op de weg staat, rijdt hij door naar de daar vlakbij gelegen [dijk] te [plaats a] en parkeert de camper op een dam. Vervolgens verkracht hij [slachtoffer] achterin de camper. Omdat er in de camper onvoldoende ruimte is, neemt hij [slachtoffer] mee naar buiten. Hij houdt haar vast bij haar sjaal/das en neemt haar mee naar de bosjes even verderop. Onderweg schopt hij haar. Bij de bosjes verkracht hij [slachtoffer] voor de tweede keer. Nadat zij zich hebben aangekleed, trekt verdachte [slachtoffer] aan haar sjaal / das in de richting van de camper. [slachtoffer] stribbelt tegen en gaat achterover hangen. Verdachte slaat en schopt [slachtoffer] hierop in haar gezicht en trapt tegen haar ribben en haar benen. Hij sleept haar over de grond. [slachtoffer] komt in de sloot terecht en loopt er doorheen onderweg naar de camper. Bij de camper aangekomen laat verdachte [slachtoffer] los en gaat achter het stuur zitten. Hij start de motor en rijdt achteruit de weg op. Daarbij raakt hij [slachtoffer]. [slachtoffer] gaat door de knieën, maar komt weer overeind. Als de camper recht op de weg staat, staat [slachtoffer] voorover gebogen voor de camper. Verdachte trekt op en rijdt tegen [slachtoffer] aan. Hij rijdt de [dijk] af in de richting van de [weg]. In zijn spiegel ziet hij dat [slachtoffer] op de weg ligt. In de nabijheid van de kruising [dijk]/[weg] keert hij de camper en staat ongeveer 10 minuten stil. Hij laat de motor stationair draaien. Vervolgens rijdt verdachte de [dijk] weer op en rijdt met een snelheid van 50 tot 55 km/u over [slachtoffer], die nog steeds op de weg ligt, heen. Hierna dumpt verdachte de fiets van [slachtoffer] en de plastic tas die zij bij zich had in de omgeving van de [dijk]. Op 12 december 2006 omstreeks 20:15 uur wordt het lichaam van [slachtoffer] gevonden door een automobilist die vlak daarvoor op de [dijk] door een camper uit tegengestelde richting is gepasseerd.
Uit het verslag van de gerechtelijke sectie blijkt dat [slachtoffer] door heftig botsend en samendrukkend geweld om het leven is gekomen.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is voldoende dat komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Of verdachte ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid, is - anders dan de raadsman stelt - daarbij niet van belang.
Het hof leidt uit de hierboven weergegeven feitelijke gang van zaken af dat verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden. Verdachte heeft immers verklaard dat hij, nadat hij [slachtoffer] had aangereden, in de richting van de [weg] is gereden, dat hij in de nabijheid van de kruising [dijk]/[weg] ongeveer 10 minuten stil is blijven staan en dat hij vervolgens is teruggereden over de [dijk] en over [slachtoffer] heen is gereden. Uit deze verklaring, in samenhang bezien met het feit dat de afstand van de kruising [dijk]/[weg] tot de vindplaats van het lichaam van [slachtoffer], blijkens een aanvullend proces-verbaal van 30 januari 2008, ongeveer 900 meter bedraagt, volgt dat het besluit om [slachtoffer] te overrijden niet het gevolg is geweest van een (plotselinge) opwelling. Voor verdachte heeft de tijd en de gelegenheid bestaan na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij het bovenstaande dient te worden opgemerkt dat het sectieverslag vermeldt dat de vele letsels die het lichaam van [slachtoffer] vertoonde alle bij leven en zeer snel opeenvolgend zijn opgelopen, hetgeen de mogelijkheid uitsluit dat [slachtoffer] reeds is overleden nadat zij door verdachte was aangereden toen hij optrok en in de richting van de [weg] reed. Verder valt uit het verslag op te maken dat [slachtoffer] op het moment dat ze werd overreden op de weg moet hebben gelegen of gezeten, aangezien er geen breuken van haar benen zijn geconstateerd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht, door met zijn camper over haar heen te rijden. Het hof verwerpt het gevoerde verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 december 2006 te [plaats a], gemeente [gemeente a], opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] als bestuurder van een motorvoertuig overreden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op 12 december 2006 in de gemeente [gemeente a] opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hebbende hij met dat opzet die [slachtoffer] in een motorvoertuig (camper) vastgehouden (terwijl die [slachtoffer] huilend te kennen had gegeven naar haar vader en moeder te willen) en vervolgens (buiten die camper) die [slachtoffer] aan een (om de nek/hals van die [slachtoffer] vastgemaakte) sjaal/das voortgetrokken/voortgesleept en meegevoerd en aldus die [slachtoffer] heeft belet te gaan en staan waar zij wilde;
3.
hij op 12 december 2006 in de gemeente [gemeente a] telkens door geweld en/of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen zijn penis en/of zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer] in de door hem bestuurde camper heeft vastgehouden en vervolgens de kleding van die [slachtoffer] deels door die [slachtoffer] los heeft laten maken en deels heeft laten uittrekken en die [slachtoffer], toen zij zich buiten de camper had begeven, aan haar das heeft vastgepakt en voortgetrokken en/of geleid en opnieuw de kleding van die [slachtoffer] deels heeft los laten maken en deels heeft laten uittrekken en die [slachtoffer] heeft geschopt en gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer] en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, onder 2 en onder 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 primair:
moord;
feit 2:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3 primair:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
In het zich in het dossier bevindende multidisciplinaire rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 13 juni 2007 komen psycholoog C.M. van Deutekom en psychiater P.K.J. Ronhaar - zakelijk weergegeven - onder meer tot de volgende conclusies:
"Betrokkene is een zwakbegaafde man [opmerking hof: de psychologe overweegt dat verdachte een TIQ van 72 heeft, waarbij de hoge score op hoofd-rekenen is weggemiddeld] bij wie sprake is van een gestoorde persoonlijkheids-ontwikkeling, waarin vooral afhankelijke kenmerken zichtbaar zijn. Onder druk van externe omstandigheden wordt deze gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling scherp zichtbaar en kan betrokkene zich ook impulsief egocentrisch uiten.
Betrokkene heeft (door de combinatie van zwakbegaafdheid, epilepsie en mogelijk ook invloeden van medicatie) evidente cognitieve beperkingen. Voor betrokkene betekent dit dat hij méér dan andere zwakbegaafden (omgevings)informatie moeilijk opneemt en verwerkt, en dat hij in voor hem complexe of stressvolle situaties relatief snel het overzicht verliest, overprikkeld kan raken en tot impulsief gedrag kan komen.
Betrokkene heeft voor de inrichting van zijn dagelijks leven - méér dan past bij alleen de zwakbegaafdheid - anderen nodig die hem niet alleen identiteit en erkenning, maar vooral ook steun en structuur geven. Als aan deze voorwaarden is voldaan en als betrokkene niet of slechts weinig te maken krijgt met stresserende omstandigheden, kan hij met zijn beperkingen redelijk stabiel en zonder veel problemen functioneren.
Anders is het wanneer betrokkene onder druk komt te staan. Hij heeft, in samenhang met de gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling en zijn zwak-begaafdheid, niet veel vaardigheden ontwikkeld om dergelijke omstandigheden goed te taxeren en adequaat het hoofd te bieden. Hij kan dan egocentrisch zijn en vanuit wantrouwen verontwaardigd reageren, en niet altijd goed aanvoelen wat zijn uitspraken en gedragingen bij anderen teweeg brengen, mede omdat zijn empathische vermogens beperkt zijn. Hij is geneigd te externaliseren en zich slachtoffer te voelen van anderen of van de omstandigheden (en zich als zodanig te gedragen). Dit kan soms theatraal kinderlijk overkomen.
Betrokkene heeft veel moeite om conflicten in goede banen te leiden. Door zijn zwakbegaafdheid (en door zijn cognitieve beperkingen) verliest hij gemakkelijk het overzicht en kan dan impulsief tot actie komen, vooral wanneer hij zich beledigd of tekortgedaan voelt. Wanneer betrokkene zich dan niet terugtrekt, maar zich eventueel impulsief met het conflict gaat bemoeien, kan dit gemakkelijk verder oplopen, echter zonder dat betrokkene de neiging heeft zich in dergelijke situaties geheel te verliezen. Voor zover betrokkene uiting geeft aan zijn verongelijktheid, boosheid of agressie, is dit reactief bepaald. Gelet op het voorgaande kan er bij betrokkene gesproken worden van een - onder die omstandigheden - zeer beperkte agressieregulatie.
In de weken voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten nemen - mede door eigen toedoen - de problemen en daarmee de externe druk voor betrokkene hand over hand toe. Zoals vermeld is betrokkene onder dergelijke omstandigheden niet goed in staat het overzicht te behouden en zichzelf te hernemen, eerder geeft hij door egocentrisch en impulsief gedrag aanleiding tot een toename van de problemen. Op dit niveau is het evident dat de stoornissen van betrokkene hebben doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten.
Omdat in de ten laste gelegde feiten de stoornissen van betrokkene nadrukkelijk hebben doorgewerkt, acht het onderzoekend team betrokkene voor alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar. De kans op herhaling van vooral impulsieve delicten (van welke aard dan ook) achten wij - indien betrokkene onbehandeld zou blijven - op termijn nadrukkelijk aanwezig. De beperkingen van betrokkene zijn chronisch, en meer nog dan vóór de ten laste gelegde feiten zal betrokkene
- nu hij geconfronteerd zal worden met de gevolgen van de ten laste gelegde feiten - te maken krijgen met externe druk en problemen, en een afnemend steun- en zorgkader. Wij adviseren in verband met het voorgaande Uw college betrokkene de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. Bij een behandeling in een dergelijk (structurerend) kader kan aandacht worden gegeven aan enige toename van de autonomie en verbetering van de vaardigheden om met tegenslagen en conflicten om te gaan."
Genoemde deskundigen van het PBC komen tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddelde normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Verdachte was ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens dat deze feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Motivering van de op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is, nadat zijn vrouw hem te kennen had gegeven hem (tijdelijk) te verlaten, bij zijn woning in [woonplaats] in zijn camper gestapt en is daarmee gaan rijden. Aangekomen in [plaats b] zag hij op een gegeven moment de toen 12-jarige [slachtoffer] op haar fiets rijden. Zij was na haar paardrijles op weg naar huis. Naar eigen zeggen heeft verdachte haar ingehaald en haar aangesproken en is ze bij hem in de camper gestapt. Samen zouden ze haar fiets achterop de camper hebben geplaatst. Ofschoon niemand deze gebeurtenis heeft gezien, moet het eerste contact tussen verdachte en [slachtoffer] omstreeks 18:45 uur zijn geweest. Vervolgens is verdachte met haar naar een afgelegen plek gereden. Volgens verdachte heeft ze gehuild en vele malen gevraagd om naar haar moeder en vader te mogen gaan. Dat mocht niet. Verdachte heeft haar tegen haar wil bij zich gehouden, zich meermalen aan haar vergrepen en haar uiteindelijk overreden met zijn camper.
Dat laatste was uiteraard dodelijk. Het verslag van de gerechtelijke sectie waarin de door verdachte met zijn camper toegebrachte letsels zijn verwoord, spreekt in dit verband boekdelen. [slachtoffer] is op een afschuwelijke manier aan haar einde gekomen. Omstreeks 20:15 uur werd zij aangetroffen door een passerende automobilist, die net tevoren een camper had zien rijden. Later zou blijken dat verdachte de bestuurder van die camper was geweest. Verdachte heeft toen kennelijk al beseft dat zijn opvallende voertuig in verband zou worden gebracht met de dood van [slachtoffer], gelet op de activiteiten die hij vervolgens heeft ontplooid.
Bovenstaande houdt in dat verdachte [slachtoffer] gedurende ongeveer anderhalf uur in zijn gewelddadige greep heeft gehouden. Er is niet veel fantasie voor nodig om te bedenken hoe [slachtoffer] de laatste periode van haar leven moet hebben beleefd, wat voor angsten er bij haar moeten hebben bestaan en hoeveel pijn ze zal hebben geleden.
Wat verdachte heeft bezield en wat hij precies heeft gedaan is maar tot op zekere hoogte duidelijk geworden. Verdachte lijkt niet in alle opzichten het achterste van zijn tong te hebben laten zien. Het ingestelde (sporen)onderzoek heeft een deel van de gebeurtenissen kunnen verhelderen. Een compleet beeld is het echter niet. Niet verwonderlijk, omdat slechts één van de aanwezigen op die avond heeft kunnen spreken. [slachtoffer] kan het niet meer navertellen.
Vast staat dat verdachte na zijn gruwelijke daden heeft geprobeerd onder de consequenties daarvan uit te komen. Daar is hij meteen mee begonnen. Op de terugweg naar [plaats b] heeft hij de fiets en de tas van [slachtoffer] weggegooid. De volgende dag heeft hij zich ontdaan van zijn kleding, waaronder zijn laarzen en zijn onderbroek. Hij heeft de camper gewassen. Vervolgens is hij naar Duitsland vertrokken. Daar heeft hij een verhaal bedacht om het gebeuren met [slachtoffer] te verklaren, zonder daar zelf voor verantwoordelijk te kunnen worden gesteld. Hij zou door twee buitenlanders met een pistool zijn gedwongen om die vreselijke feiten met [slachtoffer] te plegen. Met dit verzonnen verhaal is hij op 15 december 2006 naar zijn vriend [vriend] gegaan; die vriend heeft de politie ingeschakeld.
Verdachte heeft dat verzonnen verhaal volgehouden tot 27 december 2006. Daarna moest hij toegeven dat hij en alleen hij de dader was.
Verdachte heeft aangegeven dat hij niet (zeker) weet hoe en waarom hij [slachtoffer] heeft aangesproken en hoe zij in zijn camper is gekomen; volgens hem zat ze er ineens in. Het hof heeft twijfels over verdachtes eerlijkheid op dit punt. Hij heeft vele details gegeven over de periode die vooraf ging aan dit aanspreken van [slachtoffer] en ook over de gebeurtenissen (onmiddellijk) daarna. In zijn verzonnen verhaal spreekt hij van een vuurwapen, waarmee hij lijkt aan te geven het ook zelf niet zo vanzelfsprekend te vinden dat een jong meisje zomaar bij een wildvreemde man in de auto stapt. Hoe dit ook zij, hierdoor zijn er voor de nabestaanden vele vragen overgebleven, zoals ook gebleken is uit de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] ter terechtzitting van het hof. Hoe kon dit gebeuren, hadden we [slachtoffer] kunnen beschermen? Hebben wij het fout gedaan? Verdachte heeft de ouders niet alleen op een afschuwwekkende manier hun geliefde dochter ontnomen maar hen ook met een schuldcomplex opgezadeld.
Voorts heeft verdachte in het PBC verteld dat [slachtoffer] hem heeft uitgescholden voor "pedofiel". Dit zou ze hebben gedaan nadat zij tweemaal door verdachte was verkracht en zij beiden weer bij de camper terug waren. Het hof gelooft verdachte op dit punt niet. Ten eerste niet omdat hij dit - gelet op de beladenheid van het woord "pedofiel" voor verdachte - dan ook wel tijdens de zeer uitgebreide verhoren bij de politie (bijna 1000 bladzijden tekst) zou hebben verteld. Ten tweede niet, omdat het zeer onaannemelijk is dat de nog maar 12-jarige [slachtoffer] dit zou hebben durven zeggen, na alles wat verdachte haar toen al had aangedaan. Het hof hecht eraan in dit verband op te merken dat het voor verdachtes strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor zijn daden niet of nauwelijks relevant is of [slachtoffer] dat woord wel of niet heeft geuit.
Het lijkt er op dat verdachte een deel van de schuld bij anderen heeft willen leggen. Vast staat in ieder geval dat hij niet de volle verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde feiten heeft willen nemen, hetgeen treffend tot uiting komt in de door hem meermalen gebruikte woorden: "Het is me overkomen."
De straf
De door verdachte begane misdrijven zijn zo gruwelijk en weerzinwekkend dat de gedachte aan een levenslange gevangenisstraf boven is gekomen. Het hof heeft de vraag onder ogen gezien of iemand die dergelijke feiten heeft begaan en bovendien meer met zichzelf en zijn eigen zieligheid bezig lijkt te zijn dan met het leed dat hij anderen heeft aangedaan, het recht heeft om op enig moment terug te keren in de maatschappij.
Het hof heeft bij zijn overwegingen ten aanzien van de op te leggen straf rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 december 2007, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, zij het van een veel geringere ernst dan de onderhavige delicten.
Voorts heeft het hof bij zijn oordeel betrokken dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Die omstandigheid heeft het hof doen besluiten te kiezen voor een tijdelijke gevangenisstraf, voor de maximale duur van
30 jaren. Dit betekent dat verdachte feitelijk 20 jaren in detentie zal moeten doorbrengen. Dit is een noodzakelijke en gerechtvaardigde straf voor hetgeen verdachte [slachtoffer] en haar familie heeft aangedaan. Dit leed moet worden vergolden, ook al hebben de ouders daarmee hun dochter niet terug en is hun verlies daarmee op geen enkele wijze gecompenseerd. Daarnaast dient aldus de geschokte rechtsorde te worden hersteld.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte zich ook nog aan twee andere strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Deze ad informandum gevoegde feiten staan vermeld op de inleidende dagvaarding onder de nummers 3 en 4. Deze feiten, die ter terechtzitting van het hof door verdachte zijn erkend als door hem te zijn begaan, heeft het hof meegewogen in de op te leggen straf en deze feiten zijn daarmee afgedaan.
De maatregel
De volgende vraag is of aan verdachte naast deze zeer lange gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging moet worden opgelegd, zoals door het PBC is geadviseerd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Over de combinatie van (zeer) lange gevangenisstraffen en TBS met verpleging is veel geschreven, veelal in kritische zin. Vóór de wetswijziging m.i.v. 2 oktober 1997 heeft de wetgever zich o.a. op dit punt laten voorlichten door de commissie TBS en Sanctietoepassing Geestelijk Gestoorde Delinquenten (commissie Fokkens).
Uit de memorie van toelichting op voormelde wetswijziging blijkt dat de wetgever niet heeft willen ingrijpen in de vrijheid van de rechter om een (zeer) lange gevangenisstraf te combineren met TBS met verpleging. Wel is er later een wijziging aangebracht in het startpunt van de TBS. De behandeling vangt thans aan nadat eenderde (in plaats van tweederde) van de opgelegde vrijheidsstraf is ondergaan. Mogelijke uitzonderingen daarop zijn opgenomen in artikel 37b tweede lid van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 43 van de Penitentiaire maatregel.
Zonder oplegging van de maatregel van TBS komt verdachte in deze zaak op enig moment onbehandeld terug in de maatschappij. Verdachte heeft door wat hij [slachtoffer] en haar familie heeft aangedaan, maar ook door een aantal uitspraken van hem, laten zien dat hij het leven van anderen ondergeschikt acht aan zijn eigen belangen en wensen. Zo heeft hij zich tijdens zijn verblijf in het PBC (bladzijde 17 van het rapport) laten ontvallen dat hij zich in staat voelde om zijn moeder om het leven te brengen, maar zich in ieder geval gelukkig zou voelen als hij "vandaag nog" te horen kreeg dat zijn moeder, maar ook zijn dochter [dochter], dood zouden zijn. Aangesproken op deze uitspraken gaf hij aan te mogen zeggen wat hij wilde.
Bij een ruzie met zijn buren in mei/juni 2006 zei hij tegen de ter plaatse gekomen politieambtenaar [politieambtenaar] (die als getuige is gehoord ter zitting van de rechtbank) dat hij iemand zou vermoorden en "daar wilde hij wel voor zitten". De politieambtenaar heeft verdachte toen niet van de onjuistheid van zijn denkbeelden kunnen overtuigen.
Dergelijke uitspraken en gebeurtenissen geven op zichzelf al weinig hoop op een toekomst zonder geweld.
Het ligt niet voor de hand dat het (in de woorden van het PBC) "op termijn bestaande gevaar voor herhaling van impulsieve delicten" na ommekomst van de gevangenisstraf geweken zal zijn. Het hof baseert zich hierbij mede op het rapport van het PBC, waarin de deskundigen (op bladzijde 66) vermelden dat de beperkingen van verdachte chronisch zijn en dat hij, meer nog dan vóór de ten laste gelegde feiten - nu hij geconfronteerd zal worden met de gevolgen van die feiten - te maken zal krijgen met externe druk en problemen, en een afnemend steun- en zorgkader. Dit gevaar kan en wil het hof niet voor zijn verantwoording nemen. Verdachte heeft op 12 december 2006 laten zien waartoe hij in staat is. Dit mag nooit weer gebeuren.
Alles afwegende zal het hof verdachte ter bescherming van de maatschappij in de (verre) toekomst, de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege opleggen, aangezien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die oplegging en die verpleging eist. Het hof acht de kans dat verdachte - na het uitzitten van zijn straf - opnieuw ernstige (gewelds-)delicten zal plegen, aanzienlijk. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld voldoen alle aan het criterium van artikel 37a eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en verdachte was, zoals hiervoor reeds is vermeld, ten tijde van het begaan van die feiten lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
Het advies
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen over de duur van de gevangenisstraf die verdachte (feitelijk) dient te ondergaan, verbindt het hof aan de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege tevens het advies dat deze maatregel eerst dient aan te vangen nadat tweederde van de gevangenisstraf is ondergaan.
Verbeurdverklaring
De door het hof verbeurd te verklaren camper is daarvoor vatbaar. Immers, met behulp van die camper is het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de camper (mede) aan verdachte toebehoort.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zij door de rechtbank niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering, met verwijzing naar de burgerlijke rechter. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel bezien niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zij door de rechtbank niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op een feit dat niet aan verdachte is ten laste gelegd en derhalve niet betrekking heeft op schade die rechtstreeks is toegebracht door de hiervoor bewezen verklaarde feiten, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b, 57 (oud), 242, 282 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair, onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, onder 2 en onder 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
adviseert dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eerst aanvangt op het moment dat tweederde van de opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd;
verklaart verbeurd:
- een camper, merk Fiat, kenteken [kenteken];
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] te [woonplaats] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] te [woonplaats] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. R.E.A. Toeter, in tegenwoordigheid van E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. Toeter voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.