Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2012, BX7916, 20-002247-11

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2012, BX7916, 20-002247-11

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 september 2012
Datum publicatie
20 september 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2012:BX7916
Formele relaties
Zaaknummer
20-002247-11

Inhoudsindicatie

Art. 289 Sr: Veroordeling tot 15 jaren gevangenisstraf wegens moord. Gewelddadig karakter. Verwerping verweer dat geen sprake was van voorbedachte raad.

Uitspraak

Sector strafrecht

Parketnummer : 20-002247-11

Uitspraak : 20 september 2012

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 10 mei 2011 in de strafzaak met parketnummer 02-800586-10 tegen:

[VERDACHTE],

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [datum] 1986,

thans verblijvende in Vught PPC te Vught.

Hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het beslag overeenkomstig het vonnis van de rechtbank d.d. 10 mei 2011.

Door de verdediging is vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde moord en/of ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Subsidiair is oplegging van een lagere straf dan opgelegd door de rechtbank bepleit.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 19 mei 2010 te Tilburg opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp voorwerp in de hals van voornoemde [slachtoffer] gesneden en/of gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 19 mei 2010 te Tilburg opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg eenmaal met een mes in de hals van voornoemde [slachtoffer] gestoken en meermalen met een mes in de hals van voornoemde [slachtoffer] gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.

Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de

feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Voorbedachte raad

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde moord op [slachtoffer], nu niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Daartoe is aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen/genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Het hof overweegt als volgt:

a.

Het hof stelt voorop dat verdachte wisselend heeft verklaard met betrekking tot de feitelijke gang van zaken op de bewuste 19 mei 2010. Ook omtrent de aanleiding tot het incident waarbij [slachtoffer] de dood heeft gevonden, heeft verdachte niet eensluidend verklaard. Het hof acht derhalve de door verdachte afgelegde verklaringen onvoldoende betrouwbaar om daarvan uit te kunnen gaan bij de vaststelling van de feitelijke gang van zaken en wat de aanleiding voor het incident is geweest.

Dientengevolge acht het hof de enkele verklaring van verdachte dat hij door [slachtoffer] werd aangevallen – en dat hij derhalve vervolgens bij het doden van [slachtoffer] zou hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling – eveneens niet betrouwbaar en dus niet geloofwaardig.

Daarmee behoeven de door de raadsman gevoerde verweren met betrekking tot de verklaring die verdachte op 31 mei 2010 tegenover de politie heeft afgelegd geen nadere bespreking.

b.

Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof onder meer het navolgende af:

- De deur van de kamer waar [slachtoffer] is aangetroffen, vertoonde een forse beschadiging op de deur en op het kozijn aan de slotzijde van de deur ter hoogte van het slot (dossierpagina 294). Uit forensisch onderzoek bleek dat de deur op enig moment met kracht vanuit de gang was opengebroken (paragraaf 2.1.2 in de map Forensisch Technisch Onderzoek). Het hof leidt (mede) hieruit af dat verdachte de deur heeft geforceerd om het appartement van [slachtoffer] binnen te dringen.

- Aan de handen van [slachtoffer] zijn scherprandige letsels aangetroffen die volgens de patholoog zijn opgelopen door snijden met een scherprandig voorwerp zoals een mes en die passen bij afweerletsels (paragraaf 6.2 in de map Forensisch Technisch Onderzoek). Het hof leidt (mede) hieruit af dat er op enig moment tussen [slachtoffer] en verdachte een schermutseling heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] zich heeft moeten afweren tegen verdachte, die toen reeds een mes in handen had.

- Door de (forensisch coördinator van de) Unit Forensisch Onderzoek wordt uit het aangetroffen bloedbeeld in de kamer van [slachtoffer], het bloedbeeld op diens broek, het bloedbeeld op het vest van verdachte, het bloedbeeld op de bank in de kamer van [slachtoffer] en de verwondingen van [slachtoffer] geconcludeerd dat verdachte zich zeer waarschijnlijk achter [slachtoffer] heeft gepositioneerd bij het toebrengen van het halsletsel (paragraaf 1, pagina 20 in de map Forensisch Technisch Onderzoek). Het hof acht deze conclusie genoegzaam onderbouwd en overweegt, dat met name het halsletsel van [slachtoffer] zich niet goed laat rijmen met de conclusie dat verdachte zich op een andere plaats dan achter het slachtoffer heeft bevonden bij het toebrengen van dat letsel en neemt derhalve de conclusie van de Unit Forensisch Onderzoek over.

- [slachtoffer] bleek te zijn overleden als gevolg van scherprandig klievend geweld in de hals (doorgesneden keel).

Bij sectie is gebleken dat het letsel van [slachtoffer] paste bij meerdere heen en weer gaande snijbewegingen met een scherprandig voorwerp zoals een mes (sectierapport d.d. 28 mei 2010, sectienummer 2010178M051; in het rapport op de tekening aangegeven met A). Het hof leidt (mede) hieruit af dat verdachte [slachtoffer] met een mes de keel heeft doorgesneden met meerdere heen en weer gaande snijbewegingen.

Bij sectie is voorts gebleken dat er rechts laag in de hals een scherprandige perforatie van 2,5 centimeter heeft plaatsgevonden (in voornoemd sectierapport op de tekening aangegeven met B). Het hof leidt hieruit (mede) af dat verdachte [slachtoffer] bovendien in de hals heeft gestoken.

Kort samengevat kan naar het oordeel van het hof uit het vorenstaande worden afgeleid dat verdachte met geweld het appartement van [slachtoffer] is binnengedrongen, dat aldaar een schermutseling is ontstaan waarbij verdachte een mes hanteerde waartegen [slachtoffer] zich heeft verdedigd, dat verdachte zich op enig moment achter [slachtoffer] heeft bevonden en dat hij uiteindelijk met diverse snijbewegingen [slachtoffer] de keel heeft doorgesneden, alsmede [slachtoffer] in de hals heeft gestoken.

Niet is komen vast te staan dat er een aanleiding was voor het incident. Hiervoor is reeds overwogen dat de verklaringen van verdachte als onvoldoende onbetrouwbaar worden beschouwd. Van enige andere concrete aanleiding voor het handelen van verdachte is uit het dossier niet gebleken.

Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat verdachte niet in een opwelling heeft gehandeld, maar dat hij voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Gelet op het voorgaande acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.

Het verweer wordt derhalve verworpen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Moord.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is ten verweer betoogd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer c.q. noodweerexces omdat hij zich tegen een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] moest verdedigen. Tevens is door de verdediging betoogd dat verdachte handelde uit (psychische) overmacht omdat [slachtoffer] zich reeds maandenlang aan pesterijen jegens verdachte schuldig had gemaakt zodat sprake zou zijn geweest van een innerlijke drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden.

Het hof overweegt als volgt.

Zoals hiervoor reeds opgemerkt, heeft verdachte wisselend verklaard met betrekking tot de gang van zaken op de bewuste 19 mei 2010. Ook omtrent de aanleiding tot het incident waarbij [slachtoffer] de dood heeft gevonden, heeft verdachte niet eensluidend verklaard. Voor het hof valt niet vast te stellen welke van verdachtes verklaringen de waarheid het meest benadert. Het hof acht derhalve de door verdachte afgelegde verklaringen onvoldoende onbetrouwbaar en hecht aan geen van deze verklaringen geloof.

Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de desbetreffende verklaringen van verdachte ondersteunen.

Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] van het lichaam van verdachte en evenmin dat [slachtoffer] zich reeds maandenlang aan pesterijen jegens verdachte schuldig had gemaakt.

Het beroep op noodweer(-exces) c.q. (psychische) overmacht wordt om die redenen verworpen.

Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen straf of maatregel

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Verdachte heeft [slachtoffer] in diens eigen kamer – een plaats waar hij zich veilig zou moeten kunnen voelen – vermoord en hem daarmee het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Daarbij is verdachte op gruwelijke wijze te werk gegaan, door de advocaat-generaal begrijpelijkerwijs aangeduid als “afslachten”. De dood van [slachtoffer] moet voor de nabestaanden onherstelbaar leed en verdriet met zich mee heeft gebracht. De nabestaanden zullen niet alleen [slachtoffer] missen, maar ook beseffen hoe gewelddadig hij van het leven is beroofd. Verder is aannemelijk dat sprake is van maatschappelijke onrust als gevolg van het zeer gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde. Voorts is het hof op geen enkele wijze gebleken dat verdachte spijt heeft van zijn handelen.

Geen van de deskundigen die verdachte hebben gezien en gesproken, onder wie begrepen de onderzoekers van het Pieter Baan Centrum alwaar verdachte ter observatie heeft verbleven, hebben uitspraken kunnen doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het plegen van de moord. Nu gegevens daaromtrent ontbreken, kan het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het bewezenverklaarde niet worden vastgesteld. Het hof houdt het er derhalve voor dat de feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.

Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor lange duur met zich brengt. In de regel wordt voor een enkelvoudige moord niet minder dan 12 jaren gevangenisstraf opgelegd

Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof echter geen aanleiding om een gevangenisstraf van 18 jaren op te leggen. Er is sprake van een enkelvoudige moord. Verdachte heeft een blanco strafblad. Voorts zijn er onvoldoende aanwijzingen uit het dossier naar voren gekomen dat sprake is van recidivegevaar.

Met betrekking tot de stelling van de verdediging dat verdachte tot een lagere straf dient te worden veroordeeld dan door de rechtbank opgelegd omdat verdachtes handelen (mede) het gevolg is van het handelen van [slachtoffer] c.q. dat [slachtoffer] zich ook niet onbetuigd heeft gelaten, overweegt het hof dat deze stellingen niet worden gesteund door de inhoud van het dossier. Het hof herhaalt dat het de hieromtrent afgelegde verklaringen van verdachte niet geloofwaardig acht. Voor matiging van de straf is dan ook geen plaats.

Het hof ziet derhalve geen aanleiding verdachte tot een hogere of lagere straf te veroordelen dan door de rechtbank opgelegd.

Beslag

Het hof zal omtrent het beslag beslissen zoals hierna in het dictum vermeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- [in beslag genomen voorwerpen]

Gelast de teruggave aan [betrokkene 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- [in beslag genomen voorwerpen]

Gelast de teruggave aan [betrokkene 2] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- [in beslag genomen voorwerpen]

Gelast de teruggave aan [betrokkene 3] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- [in beslag genomen voorwerpen]

Gelast de teruggave aan [betrokkene 4] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- [in beslag genomen voorwerpen]

Gelast de teruggave aan [betrokkene 5] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- [in beslag genomen voorwerpen]

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- [in beslag genomen voorwerpen]

Aldus gewezen door

mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,

mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. F.L. Muskens, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,

en op 20 september 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. F.L. Muskens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.