Home

Gerechtshof Den Haag, 06-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:552, 200.278.410

Gerechtshof Den Haag, 06-04-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:552, 200.278.410

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
6 april 2021
Datum publicatie
11 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:552
Formele relaties
Zaaknummer
200.278.410

Inhoudsindicatie

Arrest ex art. 843a Rv. Verhouding tot herroepingsprocedure.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummers herroepingsprocedure : 200.278.410/01 en 200.278.462/01

Zaaknummer arrest 13 november 2018 : 200.195.832/02

Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/487985 / HA ZA 15-1105

arrest van 6 april 2021 in het incident ex artikel 843a Rv

inzake

1 Waalstede Vastgoed B.V.,

gevestigd te Hedel,

2. Yellow Sprint Holding B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

3. Charleston Vastgoed Rotterdam B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

eiseressen tot herroeping,

eiseressen in het incident tot exhibitie,

hierna te noemen: Waalstede c.s., of afzonderlijk Waalstede, Yellow Sprint en Charleston,

advocaat: mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. Druvar Vastgoed B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagden tot herroeping,

verweerders in het incident tot exhibitie,

hierna te noemen: [gedaagde 1] c.s. of afzonderlijk [gedaagde 1] en Druvar,

advocaat: mr. J. Oerlemans te Den Bosch.

Het geding

1. Het hof heeft in beide zaken kennis genomen van de volgende stukken:

-

het arrest van 13 november 2018 en de daarin genoemde processtukken;

-

de herroepingsdagvaardingen van 24 juli 2019 en 27 maart 2020;

-

de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] c.s.;

-

de conclusie van repliek van Waalstede c.s.;

-

de conclusie van dupliek van [gedaagde 1] c.s.;

-

de akte reactie uitsluiting bewijs en incidentele vordering ex artikel 843a Rv van Waalstede c.s.;

-

de conclusie van antwoord in het incident van [gedaagde 1] c.s.;

-

de aan de processtukken gehechte producties.

Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd in het incident tot afgifte van stukken.

Beoordeling van de vordering in het incident

De feiten en de procedure tot het arrest van 13 november 2018

2. In het arrest van 13 november 2018 heeft het hof vastgesteld op welke feiten die uitspraak rust en welke vorderingen waren ingesteld (ECLI:NL:GHDHA:2018:2917). Het hof verwijst daarnaar. Kort gezegd, hadden in die zaak Waalstede c.s. aangevoerd dat [gedaagde 1] c.s. in de GreeNS tender van 2014 (een aanbestedingsprocedure over de aankoop van NS Vastgoed van grond met een toekomstige onderhouds- en saneringsverplichting) in strijd met een tussen partijen geldende verkoopovereenkomst en in strijd met een opdracht- of managementovereenkomst, de belangen van [X] & Advies Beheer B.V. (hierna: [X] ) (met directeur de heer [directeur] ) hadden behartigd en vervolgens € 3.600.000,- hadden ontvangen. Volgens Waalstede c.s. hadden zij de GreeNS tender niet gewonnen, omdat [gedaagde 1] daarin niet haar belangen behartigde en onrechtmatig handelde. Zij stelden ook dat zij daardoor schade hadden geleden.

3. De rechtbank heeft bij vonnis van 15 juni 2016 voor recht verklaard dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koop- en van de opdrachtovereenkomst en dat [gedaagde 1] c.s. de schade (nader op te maken bij staat) aan Waalstede c.s. moeten vergoeden. Nadat in een voorlopig getuigenverhoor door de rechtbank getuigen zijn gehoord heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen bij arrest van 13 november 2018 afgewezen.

De herroepingsprocedure

4. Na het arrest van het hof heeft het Openbaar Ministerie strafrechtelijk onderzoek gedaan naar de gang van de zaken bij de aanbesteding van de GreeNS portefeuille, waarin [gedaagde 1] c.s. als verdachten zijn aangemerkt. Het onderzoek heeft de naam Wijdemelk gekregen. Waalstede c.s. hebben van de officier van justitie de beschikking gekregen over een aantal processen-verbaal uit dat onderzoek, maar zonder de onderliggende stukken.

5. Met twee afzonderlijke herroepingsdagvaardingen vorderen Waalstede c.s. thans dat het hof het arrest van 13 november 2018 herroept en het vonnis van de rechtbank van 15 juni 2016 alsnog bekrachtigt. Aan die vordering leggen zij, samengevat weergegeven, ten grondslag dat sprake is van bedrog in de zin van artikel 382 sub a Rv, onder andere door het uitlokken van valse getuigenverklaringen en het verzwijgen van belangrijke feiten, dat het arrest berust op stukken die vals zijn in de zin van artikel 382 sub b Rv en dat [gedaagde 1] c.s. dit wisten, en dat er stukken van beslissende aard zijn achtergehouden, zoals bedoeld in artikel 382 sub c Rv.

De vordering in dit incident

6.1

In het incident vorderen Waalstede c.s. overlegging van primair het complete strafdossier (met uitzondering van het onderdeel witwassen) uit het onderzoek Wijdemelk, en subsidiair 25 afzonderlijke bescheiden. Aan die vordering leggen zij ten grondslag dat het gaat om stukken die relevant zijn voor de beoordeling van het geschil met het oog waarop de verstrekking wordt gevraagd. De opgevraagde stukken onderbouwen volgens Waalstede c.s. de in de herroepingsdagvaarding opgenomen gronden.

6.2

[gedaagde 1] c.s. hebben verweer gevoerd tegen de vordering in het incident. Waar nodig wordt dat verweer hierna besproken.

7.1

Bij beoordeling van de vordering in het incident neemt het hof tot uitgangspunt dat een arrest kan worden herroepen indien het berust op een van de in artikel 382 Rv opgenomen gronden, te weten:

  1. bedrog dat door de wederpartij in het geding is gepleegd;

  2. stukken waarvan de valsheid na het arrest is erkend of bij gewijsde is vastgesteld;

  3. de partij die herroeping vordert heeft na het arrest stukken van beslissende aard in handen gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.

7.2

Op grond van artikel 387 Rv wordt het geding geheel of gedeeltelijk heropend indien de rechter de aangevoerde grond of gronden juist bevindt. In de fase vóór die heropening, in welke fase partijen zich nu bevinden, staat de gegrondheid van de oorspronkelijke vordering (dat is in dit geval de vordering die leidde tot het arrest van 13 november 2018) dus niet ter discussie, maar moet de rechter uitsluitend onderzoeken of zich een herroepingsgrond voordoet.

7.3

In het herroepingsgeding kunnen ook incidentele vorderingen worden ingesteld. Een vordering als bedoeld in artikel 843a Rv is dus op zichzelf toelaatbaar. Omdat nog niet opnieuw de gegrondheid van de oorspronkelijke vordering ter discussie staat, zal de vordering gericht moeten zijn op bescheiden waarmee de eisende partij haar vordering tot herroeping kan onderbouwen. Daarbij is niet maatgevend of de herroeping wel of niet zal slagen. Alleen indien aanstonds duidelijk is dat een vordering tot herroeping niet kan slagen, kan ook een vordering in een incident worden afgewezen (vgl. HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:727).

7.4

Omdat voor herroeping vereist is dat de rechterlijke beslissing berust op het bedrog, of de stukken waarvan de valsheid later is vastgesteld, dient er een verband te zijn tussen het bedrog of de valse stukken enerzijds en de beslissing anderzijds. Bij stukken van beslissende aard, zoals hiervoor onder c) bedoeld, gaat het om stukken die de uitspraak anders zouden hebben doen uitvallen indien zij bekend zouden zijn geweest.

7.5

Een herroepingsprocedure strekt er niet toe een nieuwe instantie te openen. Het geding is immers beëindigd en kan slechts worden heropend op een van de in artikel 382 Rv opgenomen gronden. Bij een inzagevordering die niet betrekking heeft op een van de in artikel 382 Rv genoemde gronden bestaat dan ook geen rechtmatig belang. Evenmin kan een dergelijke inzagevordering ertoe strekken nadere onderbouwing te vinden voor de door het hof reeds verworpen stellingen, tenzij die onderbouwing samenloopt met een van de in artikel 382 Rv genoemde gronden. In dit geval ligt aan de vordering tot herroeping mede ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. ten overstaan van het hof bedrog hebben gepleegd. Daarmee raakt de grondslag van de herroepingsvordering onvermijdelijk aan onderwerpen waarover het hof al heeft beslist en is er in zoverre sprake van de in de vorige zin bedoelde samenloop.

7.6

Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij een rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv heeft te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil (hier: het wel of niet bestaan van herroepingsgronden) en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad aan te tonen, zal daarom gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen (Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).

Het hof past deze maatstaf op overeenkomstige wijze toe in deze herroepingsprocedure.

7.7

De vordering tot inzage of afgifte dient betrekking te hebben op “bepaalde bescheiden”, dat wil zeggen dat de stukken zo concreet moeten zijn aangeduid dat duidelijk is waarop aanspraak wordt gemaakt. De gevraagde bescheiden moeten zich bovendien bevinden bij degene van wie afgifte of inzage wordt verlangd en zij moeten een rechtsbetrekking betreffen waarbij de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.

7.8

Artikel 843a Rv bepaalt dat degene die inzage of afschrift vordert een rechtmatig belang moet hebben. De enkele interesse in een stuk is niet genoeg. Ook het hebben van een rechtens relevant belang is onvoldoende. Waalstede c.s. moeten een direct en concreet belang stellen in verband met de onderbouwing van een of meer van de door haar opgevoerde herroepingsgronden.

8.1

In de dagvaarding van 24 juli 2019 (zaak 200.278.462) zijn aan de vordering tot herroeping de volgende stellingen ten grondslag gelegd:

  1. na het arrest van 13 november 2018 zijn Waalstede c.s. in het bezit gekomen van een geanonimiseerd onderzoeksrapport en een auditrapport van NS inzake de verkoop van spoorgronden gedateerd 13 maart 2017, waaruit volgt dat het biedingsformulier voor de inschrijving van de tender van NS Vastgoed en [X] Advies & Beheer is ingevuld door [gedaagde 1] . [gedaagde 1] heeft dus wel degelijk [X] Advies & Beheer geholpen bij het winnen van de GreenNS tender.

  2. [gedaagde 1] heeft dit rapport verzwegen, terwijl het van beslissende betekenis is aangezien het de getuigenverklaringen van de medewerkers van NS Vastgoed en de personen achter [X] in een ander licht plaatst.

  3. Bij wetenschap van het rapport zou het hof het vonnis van de rechtbank hebben bekrachtigd (randnummer 14 dagvaarding).

  4. De getuigenverklaring van [getuige] is volledig onjuist ten aanzien van de strekking van het PWC-rapport (randnummers 16 en 17).

  5. De getuigenverklaring van [getuige] is door [gedaagde 1] c.s. als bewijs ingebracht. Dat handelen berust op bedrog en de stukken zijn vals en [gedaagde 1] c.s. wisten dat (randnummer 20 dagvaarding).

  6. Het PWC-rapport is een stuk van beslissende aard dat door toedoen van [gedaagde 1] is achtergehouden (randnummer 21).

8.2

In de dagvaarding van 27 maart 2020 (zaak 200.278.410) zijn aan de vordering tot herroeping de volgende stellingen ten grondslag gelegd:

Waalstede c.s. hebben inmiddels een niet-geanonimiseerd rapport van PWC over de GreenNS tender in hun bezit gekregen (hierna: PWC-rapport) (randnummer 13);

Bij de huiszoeking bij [gedaagde 1] is een door Waalstede en Landlust getekende managementovereenkomst aangetroffen van 22 mei 2014 ten behoeve van de verwerving van de GreenNS tender. Dit bevestigt dat er daadwerkelijk afspraken over bestaan en dat dit haaks staat op het standpunt van [gedaagde 1] dat er na november 2014 geen overeenkomst zou bestaan op grond waarvan Landlust c.q. [gedaagde 1] zich behoorde in te spannen voor het verwerven van de GreenNS tender (randnummer 15).

[gedaagde 1] c.s. hebben bedrog gepleegd en het rapport van PWC is een stuk van beslissende aard dat is achtergehouden (randnummer 18);

[gedaagde 1] heeft het bestaan van een managementovereenkomst steeds betwist en heeft aan het ontbreken daarvan zelfs een grief gewijd (randnummer 19);

[gedaagde 1] heeft steeds betwist zakelijke contacten te hebben onderhouden met [directeur] en/of [X] en heeft als bewijs onjuiste verklaringen in het geding gebracht van mevrouw [betrokkene 1] en [directeur] (randnummers 20-24);

Als [gedaagde 1] zijn managementovereenkomst met [X] had vermeld was de weging in appel anders geweest (randnummer 25);

Na het arrest is bekend geworden dat [gedaagde 1] NS heeft verwezen naar [X] voor het onderhoud;

Uit de PWC-rapportage volgt dat [X] aanvankelijk ook naar de reservebank was verwezen. Deze informatie is nieuw en werpt een ander licht op de zaak (randnummers 27 en 28);

[gedaagde 1] beschikte over de PWC rapportage, maar heeft die niet overgelegd en erover gezwegen (randnummer 31).

8.3

In de conclusie van repliek hebben Waalstede c.s. aangegeven dat aan Waalstede c.s. een aantal processen-verbaal is verstrekt uit het dossier Wijdemelk, zij het zonder bijlagen. Aan de hand van die processen-verbaal hebben Waalstede c.s. de grondslag van hun herroepingsvordering uitgebreid met de achter randnummers 11 en 12 van de conclusie van repliek opgesomde feiten.

8.4

De vordering in het incident kan, als gezegd, slechts slagen voor zover deze betrekking heeft op stukken waarmee Waalstede c.s. hun stellingen in de herroepingsprocedure wensen te onderbouwen en niet voor zover zij (uitsluitend) dienen ter onderbouwing van de eerder door het hof verworpen stellingen. Anders dan [gedaagde 1] c.s. stellen, gaat het niet alleen om stukken die betrekking hebben op het PWC-rapport en de verklaring van [getuige] . Uit de opsomming in de conclusie van repliek volgt dat de grondslag van de herroepingsvordering aanzienlijk breder is.

8.5

Waalstede c.s. hebben als benadeelde partij van de officier van justitie bepaalde stukken uit het strafdossier ontvangen. [gedaagde 1] c.s. betogen dat het hof geen bevel tot overlegging kan geven ten aanzien van andere stukken omdat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de beslissing van de officier van justitie. Het hof verwerpt dat betoog. Een beslissing van het hof op de voet van het bepaalde in artikel 843a Rv heeft betrekking op bescheiden die in het bezit zijn van [gedaagde 1] zelf en die hij aan een belanghebbende partij moet afgeven met de bedoeling dat die partij, die de bescheiden kent maar niet in zijn bezit heeft, daarvan kennis kan nemen ter onderbouwing van een vordering aangaande een rechtsbetrekking in een civiele zaak. Dit doorkruist niet de beslissing van de officier van justitie of de gang van zaken in een strafrechtelijke procedure.

8.6

[gedaagde 1] c.s. hebben op verschillende plaatsen betoogd dat niet is voldaan aan het vereiste dat de gevraagde bescheiden een rechtsbetrekking aangaan waarin Waalstede c.s. partij zijn. Het hof verwerpt dat verweer. Alle gevorderde bescheiden hebben, behoudens de bescheiden ten aanzien waarvan hierna anders wordt geoordeeld, betrekking op de rechtsbetrekking die in geschil was bij de procedure die heeft geleid tot het arrest van het hof en die Waalstede c.s. onderwerp van deze herroepingsprocedure wensen te maken. Met hun stellingen in de herroepingsdagvaardingen en de conclusie van repliek hebben Waalstede c.s. voldaan aan de hiervoor weergegeven maatstaf uit het arrest van de Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251.

8.7

De primaire vordering heeft betrekking op een volledig strafdossier. Die vordering kan niet worden toegewezen omdat deze niet betrekking heeft op “bepaalde bescheiden” in de zin van artikel 843a Rv. Bovendien is met betrekking tot dat gehele dossier niet uit te sluiten dat daartoe bescheiden behoren ten aanzien waarvan moet worden aangenomen dat er een gewichtige reden van privacy is die aan overlegging in de weg staat.

8.8

Ten aanzien van de overige 25 bescheiden oordeelt het hof als volgt. [gedaagde 1] c.s. stellen dat Waalstede c.s. geen belang hebben bij overlegging van de stukken omdat de documenten geen betrekking hebben op de verwijten die Waalstede c.s. in het hoger beroep aan [gedaagde 1] c.s. hebben gemaakt en/of geen betrekking hebben op de feiten en omstandigheden die Waalstede c.s. aan de herroeping ten grondslag hebben gelegd. Dit betoog faalt. Zoals hiervoor is overwogen is de grondslag voor de herroepingsvordering breder dan slechts de verklaring van [getuige] en het PWC-rapport. Een van de aan [gedaagde 1] c.s. in het hoger beroep gemaakte verwijten was dat [gedaagde 1] (de vennootschappen van) [directeur] heeft geholpen bij het verwerven van de GreeNS portefeuille. De (in de repliek) in de herroepingsprocedure aangevoerde omstandigheden hebben in belangrijke mate ook daarop betrekking.

8.9

Anders dan [gedaagde 1] c.s. betogen kan niet in algemene zin worden gezegd dat ten aanzien van alle gevorderde documenten gewichtige redenen bestaan om verstrekking achterwege te laten. Dat zal per gevraagd document moeten worden beoordeeld indien dit verweer ten aanzien van het betreffende document is gevoerd. Datzelfde geldt voor het verweer dat overlegging van de stukken vanuit het oogpunt van een behoorlijke rechtsbedeling achterwege kan blijven omdat Waalstede c.s. al bekend zijn met de inhoud.

9. Mede binnen dit kader oordeelt het hof als volgt over de gevraagde bescheiden.

1. Bestand afkomstig van de computer van [gedaagde 1] , met brief interesse deelname aan GreenNS tender door [X] Advies & Beheer aangetroffen op de computer van [gedaagde 1] en de e-mail d.d. 13 februari 2014 gemaild door [gedaagde 1] via info@landlust naar info@ [X] bekend in het strafdossier als DOC-085.

9.1

Waalstede c.s. onderbouwen hun vordering met betrekking tot dit document aldus dat “de brief tot bewijs strekt dat Druvar c.s. [directeur] c.s. heeft bijgestaan bij het verwerven van de GreenNS.” Het heeft daarmee betrekking op het belangrijkste geschilpunt in de procedure in hoger beroep met betrekking waartoe Waalstede c.s. [gedaagde 1] bedrog verwijten.

9.2

Het verweer van [gedaagde 1] c.s. tegen de vordering tot overlegging van dit stuk heeft vooral betrekking op de materiële vraag wat het belang van dit stuk is voor de (oorspronkelijke) vordering van Waalstede c.s.. Die vraag zal in een eventueel vervolgstadium aan de orde kunnen komen. Daarmee wordt niet afgedaan aan de mogelijke relevantie van het document voor de exhibitievordering.

9.3

De vordering is ten aanzien van dit document daarom toewijsbaar.

2. Overeenkomst tussen Landlust en [X] van 18 april 2014 betreffende de deelname door [X] aan de GreeNS tender en de inbreng van de portefeuille in een vennootschap waarin Landlust (de vennootschap van [gedaagde 1] ) een belang van 50% heeft op straffe van een boete, in het strafdossier bekend als DOC-050.

9.4

Waalstede leggen aan hun vordering ten grondslag dat uit deze overeenkomst volgt dat [gedaagde 1] c.s. [directeur] c.s. hebben bijgestaan bij het verwerven van de GreeNS portefeuille. Het hof is van oordeel dat bij dit document een rechtmatig belang bestaat. Het kan dienen ter onderbouwing van de stelling dat de verklaringen waarop [gedaagde 1] c.s. zich in de procedure hebben beroepen, vals zijn en ook overigens ter onderbouwing van de stelling dat er sprake is van bedrog.

9.5

Het verweer van [gedaagde 1] c.s. tegen de vordering tot overlegging van dit stuk heeft vooral betrekking op de materiële vraag wat het belang van dit stuk is voor de (oorspronkelijke) vordering van Waalstede c.s.. Daarmee wordt niet afgedaan aan de mogelijke relevantie van het document voor de exhibitievordering. Het hof verwerpt daarom het verweer dat het slechts om een intentieovereenkomst gaat. Of dat juist is zal na overlegging kunnen blijken, maar ook dan kan het stuk van belang zijn voor de onderbouwing van de herroepingsgrond.

9.6

De vordering is ten aanzien van dit document daarom toewijsbaar.

3. E-mail [betrokkene 2] d.d. 29 augustus 2014 getiteld GreeNS gericht aan [directeur] (info@ [X] ) en [gedaagde 1] ( [gedaagde 1] @gmail) met bijlage (bestand "Structuur samenwerking tender.xlsx”), vindplaats in het strafdossier onbekend; er wordt naar verwezen in productie 39, zaaksdossier Meineed op blz. 13 met opname van een organogram met de structuur van de afgesproken samenwerking.

9.7

Waalstede c.s. lichten dit deel van de vordering aldus toe dat hieruit blijkt dat [gedaagde 1] c.s. [directeur] c.s. hebben bijgestaan bij het verwerven van de GreeNS portefeuille, althans dat zij materieel gezamenlijk hebben deelgenomen. Uit de formulering van dit document volgt dat deze e-mail, die van vóór de gunning is en over de GreeNS tender gaat, gericht is aan [directeur] en [gedaagde 1] gezamenlijk en de structuur van de samenwerking beschrijft. Dat kan relevant zijn, omdat samenwerking tussen [gedaagde 1] en [directeur] / [X] de kern van het (gestelde) bedrog vormt. Daarom bestaat ook bij dit document een rechtmatig belang. De vordering is ten aanzien van dit document toewijsbaar.

4. Correspondentie tussen [gedaagde 1] , [betrokkene 2] en [directeur] (althans Landlust en [X] Advies & Beheer en/of [betrokkene 1] ) betreffende de deelname aan de GreeNS tender, in het strafdossier bekend als DOC-174 t/m DOC-224, waartoe de mail behoort waarin door [gedaagde 1] aan [directeur] gewag gemaakt wordt van het formuleren van "ons" bod. PV AMB-035a van het openbaar ministerie bevestigt dat deze correspondentie specifiek gaat over de verwerving van de GreeNS tender.

9.8

Voor zover dit onderdeel van de vordering betrekking heeft op een onbepaalde hoeveelheid correspondentie, is de vordering te onbepaald. Uitsluitend de e-mail die wordt genoemd waarin door [gedaagde 1] aan [directeur] wordt gesproken over “ons bod” is voldoende bepaald. Deze is in verband te brengen met de stelling in de herroepingsprocedure dat de afgelegde verklaringen vals zijn omdat er wel sprake was van een samenwerking tussen [gedaagde 1] en [directeur] bij de GreeNS-tender. Daarmee bestaat er een voldoende rechtmatig belang voor overlegging van dit document. De vordering zal worden toegewezen voor zover deze betrekking heeft op deze e-mail.

5. Overeenkomst tussen [gedaagde 1] en [...] d.d. 27 mei 2014 betreffende de GreeNS, in het strafdossier aangeduid als DOC-047.

9.9

Waalstede c.s. lichten hun vordering met betrekking tot dit stuk aldus toe dat het strekt tot bewijs dat [gedaagde 1] c.s. [directeur] c.s. “heeft bijgestaan bij het verwerven van de GreenNS.” Daarmee kan ook dit document betrekking hebben op de aangevoerde herroepingsgronden.

9.10

Het verweer van [gedaagde 1] c.s. tegen de vordering tot overlegging van dit stuk heeft vooral betrekking op de materiële vraag wat het belang van dit stuk is voor de (oorspronkelijke) vordering van Waalstede c.s.. Daarmee wordt niet afgedaan aan de mogelijke relevantie van het document voor de exhibitievordering. De vordering wordt op dit onderdeel dus toegewezen.

6. Informatie betreffende de GreeNS portefeuille bekend als

- De betere percelen/meest waardevolle percelen door [gedaagde 1] gemaild naar [directeur] op 10 juli 2014 (document 14072014143817050.pdf en 4072014150213794.pdf);

- De WBB gemaild door [gedaagde 1] naar [directeur] op 13 augustus 2014 (document 3082014134421520.pdf) - WBB staat voor Wet bodembescherming ofwel vervuilde gronden;

- Huurovereenkomsten door [gedaagde 1] gemaild naar [directeur] op 29 augustus 2014.

De stukken met e-mails zijn in het strafdossier aangeduid als DOC-113, DOC-

173, DOG-184, DOC-186, DOC-191.

9.11

In de conclusie van repliek hebben Waalstede c.s. aangevoerd (randnummer 12 onder m) dat het hier gaat om informatie die afkomstig is van Waalstede. Waalstede c.s. hebben aangegeven dat zij de e-mail waarbij deze informatie is verstuurd door een computervirus niet meer heeft. Kennelijk gaat het hier om een e-mail van [...] (Waalstede c.s.) aan [gedaagde 1] met concrete informatie over percelen uit de GreeNS portefeuille die door [gedaagde 1] aan [directeur] is doorgespeeld. Bij deze e-mails heeft Waalstede c.s. een rechtmatig belang. Dit deel van de vordering is daarom toewijsbaar.

9.12

Dat zelfde geldt voor document 7, te weten:

7. Het proces-verbaal waarin door onderzoek wordt bepaald dat de documenten bij 6 niet afkomstig zijn van NS vastgoed, maar van Waalstede c.s. in het strafdossier aangeduid als AMB-054, met bijlagen waarnaar in dat proces-verbaal wordt verwezen.

8. Biedingsformulier van [X] Advies & Beheer d.d. 3 september 2014, in het strafdossier aangeduid als DOC-086.

9.13

Waalstede c.s. lichten deze vordering aldus toe dat dit biedingsformulier bewijs levert van het assisteren door [gedaagde 1] van [directeur] c.s. bij het verwerven van de GreeNS portefeuille. Het hof is van oordeel dat er een voldoende verband bestaat met de aangevoerde herroepingsgronden om te oordelen dat Waalstede c.s. een rechtmatig belang hebben bij dit onderdeel van hun vordering. Wat uiteindelijk de relevantie zal zijn voor de oorspronkelijke vordering van Waalstede zal in een eventuele fase na herroeping moeten blijken. De vordering is ten aanzien van dit onderdeel dus toewijsbaar.

9. Door [gedaagde 1] op zijn computer opgestelde verklaring, waarin hij bevestigt het biedingsformulier van [X] Advies & Beheer te hebben ingevuld, in het strafdossier bekend als DOC-052.

9.14

Waalstede c.s. onderbouwen hun vordering met betrekking tot dit document aldus dat “de verklaring tot bewijs strekt dat Druvar c.s. [directeur] heeft bijgestaan bij het verwerven van de GreeNS.” Als de verklaring inderdaad deze strekking heeft, bestaat er een relevant verband met de aangevoerde herroepingsgronden. [gedaagde 1] betwist dat hij het biedingsformulier namens [X] heeft ingevuld, zodat er volgens hem ook geen verklaring van die strekking zou zijn. Die stelling vergt een inhoudelijke beoordeling van het betreffende document. In ieder geval bestaat het document in het strafdossier met nummer DOC-052. Bij overlegging daarvan bestaat voor Waalstede c.s. een rechtmatig belang, zodat de vordering op dit onderdeel toewijsbaar is.

10. Rapport van schriftgeleerd onderzoek door [bedrijf] betreffende het invullen van het biedingsformulier van [X] Advies & Beheer B.V. door [gedaagde 1] , in het strafdossier aangeduid als DOC-084.

9.15

Voor dit document geldt hetzelfde als voor het onder 9 genoemde document. Het verweer van [gedaagde 1] c.s. gaat vooral in op de inhoud van het document, en daarmee op de waarde van het document voor de uiteindelijke beoordeling van de oorspronkelijke vordering van Waalstede c.s. in een eventuele latere fase. Voor dit moment kan worden aangenomen dat er een rechtmatig belang bestaat bij overlegging van het document omdat er uit zou kunnen blijken dat er sprake is geweest van bedrog door [gedaagde 1] c.s. De vordering is ten aanzien van dit onderdeel dus toewijsbaar.

11. Door [gedaagde 1] op zijn computer opgestelde verklaring, waarin hij schrijft dat hij [directeur] laat weten dat hij Waalstede begeleidt bij het verwerven van de GreeNS, in het strafdossier aangeduid als DOC-112.

9.16

Voor dit document geldt dat de enkele toelichting dat de verklaring tot bewijs strekt dat [gedaagde 1] c.s. [directeur] heeft bijgestaan bij het verwerven van de GreeNS portefeuille niet duidelijk maakt waarom dit document relevant is voor de herroepingsgronden. Dat [gedaagde 1] verklaart dat hij [directeur] laat weten dat hij Waalstede begeleidt bij het verwerven van de GreeNS portefeuille, duidt immers niet op bedrog of een andere grond voor herroeping van de zaak over tekortkoming in de nakoming van de verkoop- of opdrachtovereenkomst. Het rechtmatig belang bij dit document is onvoldoende onderbouwd. De vordering wordt ten aanzien van dit onderdeel afgewezen.

12. E-mailcorrespondentie tussen [gedaagde 1] en [directeur] over de GreeNS tender, in het strafdossier aangeduid als DOC-113 (ook opgevraagd bij randnummer 6) en DOC 117.

9.17

Voor het hof is niet duidelijk welke documenten hier – naast 6 – zijn bedoeld, zodat de vordering op dit onderdeel te onbepaald is en niet voor toewijzing vatbaar.

13. Gespreksverslag [betrokkene 3] van NS met [gedaagde 1] naar aanleiding van de uitnodiging van [gedaagde 1] bij NS van 17 september 2014, in het strafdossier aangeduid als DOC-397.

9.18

Waalstede c.s. voeren ter onderbouwing van dit deel van de vordering aan dat het verslag aantoont dat [gedaagde 1] bij het verwerven van de GreeNS portefeuille in het behartigen van de belangen van Waalstede c.s. tekort is geschoten door de positie van Waalstede c.s. onmogelijk te maken. Uit de toelichting is niet af te leiden dat dit stuk betrekking heeft op de herroepingsgronden. Dat het mogelijk van belang is in een toekomstige nieuwe beoordeling van de door het hof in het arrest verworpen stellingen, vormt geen rechtmatig belang bij overlegging ervan in deze herzieningsprocedure, waarin nog moet worden bepaald of de stellingen in de toekomst opnieuw beoordeeld moeten gaan worden. De vordering wordt op dit onderdeel dus afgewezen.

14. Door het openbaar ministerie onderschept chatgesprek van 24 september 2014 tussen [gedaagde 1] en zijn partner [betrokkene 4] , in het strafdossier aangeduid als DOC-055 na het gesprek van [gedaagde 1] bij NS Vastgoed, waarin hij melding maakt van een bespreking in Kerkwijk met [directeur] en [betrokkene 2] op 17 september 2014.

15. Door het openbaar ministerie onderschept chatgesprek tussen [gedaagde 1] en zijn partner [betrokkene 4] , in het strafdossier eveneens aangeduid als DOC-055, betreffende de uitnodiging door NS vastgoed van [directeur] voor een nader gesprek van omstreeks 24 september 2014.

17. Door het openbaar ministerie onderschept chatgesprek tussen [gedaagde 1] en zijn partner [betrokkene 4] van 10 oktober 2014 waarin wordt besproken of [directeur] al nader heeft gehoord van NS Vastgoed over het vervolggesprek, in het strafdossier aangeduid als DOC-126.

9.19

De toelichting op deze onderdelen van de vordering is summier en luidt slechts dat de chatcorrespondentie de samenwerking tussen [gedaagde 1] , [directeur] en [betrokkene 2] bij de verwerving van de GreeNS tender bewijst. Voor zover deze chatgesprekken relevantie hebben voor de herroepingsgronden, moet uit de conclusie van repliek worden afgeleid dat Waalstede c.s. de inhoud van deze chatgesprekken al kennen. Een behoorlijke rechtsbedeling is dus ook gewaarborgd zonder overlegging van deze stukken. De vordering wordt ten aanzien van deze onderdelen dus afgewezen.

16. E-mailbericht [gedaagde 1] aan [directeur] d.d. 2 oktober 2014 met als bijlage "Gespreks Leidraad [betrokkene 5] .PPT" in het strafdossier aangeduid als DOC-159. Alsook (indien niet als bijlage) de tot het strafdossier behorende inhoud van het bestand "Gespreks Leidraad [betrokkene 5] ”, waarvan geen vindplaats bestaat maar waarvan de inhoud wordt beschreven op blz. 8 van AMB-026, productie 8.

9.20

Volgens de toelichting van Waalstede c.s. bewijst deze e-mail met bijlage de inhoudelijke betrokkenheid van [gedaagde 1] bij het deelnameproces aan de GreeNS tender door [directeur] c.s. Daarmee raakt het stuk mogelijk aan de herroepingsgronden en bestaat daar een rechtmatig belang bij.

9.21

Het verweer van [gedaagde 1] c.s. tegen de vordering tot overlegging van dit stuk heeft vooral betrekking op de materiële vraag wat het belang van dit stuk is voor de (oorspronkelijke) vordering van Waalstede c.s.. Daarmee wordt niet afgedaan aan de mogelijke relevantie van het document voor de exhibitievordering. De vordering is op dit onderdeel dus toewijsbaar.

18. E-mail [directeur] aan [gedaagde 1] met daarin de concept-reactie [betrokkene 2] op de e-mail van NS Vastgoed d.d. 15 oktober 2014 van Jongmans van NS Vastgoed naar aanleiding van de overeenstemming van [directeur] en NS Vastgoed van 13/14 oktober 2014, in het strafdossier aangeduid als DOC-058.

9.23

De summiere toelichting op deze vordering luidt aldus dat de “chatcorrespondentie” de samenwerking bewijst tussen [gedaagde 1] , [directeur] en [betrokkene 2] bij de verwerving van de GreeNS tender. Het hof kan uit deze toelichting niet afleiden dat er een verband bestaat tussen deze opgevraagde e-mail en de herroepingsgronden. De vordering wordt op dit onderdeel dus afgewezen.

19. Intentieverklaring d.d. 22 oktober 2014 tussen [directeur] en [gedaagde 1] betreffende de aankoop van de appartementen aan o.m. de Wolphaertsbocht te Rotterdam voor EUR 3.600.000, in het strafdossier aangeduid als DOC-059 en DOC-059a.

9.24

Volgens Waalstede c.s. tonen deze documenten aan dat “de in de procedure geprojecteerde tijdlijn (…) volstrekt onjuist is.” Daarmee heeft het stuk mogelijk relevantie voor de stelling dat [gedaagde 1] c.s. bedrog hebben gepleegd en bestaat er een voldoende rechtmatig belang bij de vordering tot overlegging ervan. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.

20. Door het openbaar ministerie onderschept chatgesprek van 22 oktober 2014 tussen [gedaagde 1] en zijn partner [betrokkene 4] betreffende het rondkomen van de intentieovereenkomst, in het strafdossier aangeduid als DOC-128.

9.25

Uit de toelichting op deze vordering is af te leiden dat dit stuk in relatie staat tot een herroepingsgrond, omdat het zou zien op een bestaande afspraak met [directeur] wegens bijstand die [gedaagde 1] hem heeft verleend voor de GreeNS tender. Daarmee raakt het stuk de herroepingsgrond bedrog. Dit deel van de vordering kan dus worden toegewezen.

21. Door [gedaagde 1] op zijn computer opgestelde verklaring in reactie op het PWC rapport d.d. 13 januari 2017, waarin hij schrijft dat hij [directeur] laat weten dat hij Waalstede begeleidt bij het verwerven van de GreeNS, in het strafdossier aangeduid als DOC-087.

9.26

De toelichting op dit onderdeel van de vordering houdt in dat de verklaring tot bewijs strekt dat [gedaagde 1] ten tijde van de procedure in hoger beroep op de hoogte was van het PWC-rapport, maar dit ten onrechte niet heeft gedeeld. Daarmee bestaat er een relatie met de aangevoerde herroepingsgronden en bestaat er eveneens een rechtmatig belang bij overlegging van dit document. De vordering kan op dit onderdeel worden toegewezen.

9.27

[gedaagde 1] c.s. hebben als verweer aangevoerd dat dit document niet relevant is. Dat zal na overlegging ervan moeten blijken. Het hof verwerpt het verweer dat het stuk geen relevantie heeft voor de beslissing die het hof in het arrest heeft genomen. Die relevantie kan er wel degelijk zijn omdat centraal staat de vraag of [gedaagde 1] [directeur] heeft geholpen bij het winnen van de tender en beslissende stukken daarover heeft achtergehouden en/of dienaangaande tijdens de procedure bedrog heeft gepleegd.

22. Overeenkomst tussen Waalstede en Landlust B.V. d.d. 27 mei 2014 waarin staat dat zodra de GreeNS tender door Waalstede wordt verworven aan Landlust een management fee wordt uitbetaald conform de management overeenkomst d.d. 16 april 2013 over de periode 1 januari 2014 tot aan het moment van verwerving van GreeNS tender, in het strafdossier aangeduid als DOC-047.

9.28

Volgens de toelichting op deze vordering strekt de overeenkomst tot bewijs van het bestaan van een opdrachtrelatie tussen Waalstede en Landlust/ [gedaagde 1] betreffende de verwerving van de GreeNS tender. Daaruit kan de relevantie voor de aangevoerde herroepingsgronden niet worden afgeleid. De vordering moet op dit punt dus worden afgewezen. Bovendien moet worden aangenomen dat Waalstede c.s. over een met henzelf gesloten overeenkomst beschikken en daarvan in ieder geval ten tijde van de procedure in hoger beroep op de hoogte moeten zijn geweest.

23. De bijlagen bij AMB-025 (productie 7) althans de in dit verbaal in de margina opgenomen bewijsmiddelen, bestaande in een onderbouwing met bewijs bewijsmiddelen getiteld vermoedelijke samenwerking tussen [gedaagde 1] en Waalstede t.a.v. GreeNS, met uitzondering van de als producties 4 tot en met 39 overgelegde verbalen.

9.29

Uit de toelichting is niet af te leiden dat deze stukken, waarvan de omschrijving overigens veel te onbepaald is, in verband staan met een herroepingsgrond. De vordering kan op dit onderdeel dus niet worden toegewezen.

24. Informatiewisseling/correspondentie/bescheiden tussen Van Mourik Infra en [gedaagde 1] , in het strafdossier aangeduid als DOC-487 (volledige set).

9.30

Volgens de toelichting strekt deze documentatie tot bewijs van de werkzaamheden van [gedaagde 1] voor Waalstede. De vraag of [gedaagde 1] werkzaamheden voor Waalstede heeft verricht was echter in het hoger beroep geen discussiepunt. Daarmee is niet duidelijk waarom dit document relevantie heeft voor de herroepingsgronden. De vordering moet op dit onderdeel dus worden afgewezen.

25. Bankmutatie/betaling van EUR 3.600.000 door [gedaagde 1] door Bakkhe Vastgoed B.V. i.o. van 11 december 2014, in het strafdossier aangeduid als DOC-063.

9.31

Volgens Waalstede c.s. toont de bankmutatie onder meer aan dat de getuigenverklaringen van [directeur] en [betrokkene 1] onjuist zijn. Dat is een onvoldoende onderbouwing van dit deel van de vordering nu de betaling niet in geschil was. Onduidelijk is wat de mutatie voor relevantie heeft voor de herroepingsgronden. De vordering wordt op dit onderdeel dus afgewezen.

Conclusie

10.1

De conclusie is dat de vordering tot overlegging gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt. Waalstede c.s. hebben gevorderd dat de betreffende stukken aan hen in kopie worden verstrekt. Tegen die wijze van verstrekking hebben [gedaagde 1] c.s. zich niet verzet, zodat het hof hen daartoe zal veroordelen. Partijen hebben niet gediscussieerd over de termijn waarbinnen dit moet gebeuren. Het hof zal een termijn van zes weken na de datum van dit arrest bepalen, omdat dat voldoende moet zijn om de gegevens te kopiëren en aan Waalstede c.s. te verstrekken. Daarna zullen partijen zich moeten uitlaten over de verdere voortgang van de procedure. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol.

10.2

Partijen zijn in dit incident allebei gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, zodat het hof de kosten in die zin compenseert dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

Beslissing

in het incident ex artikel 843a Rv

Het hof:

-

veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om aan Waalstede c.s. binnen zes weken na dit arrest een afschrift te verstrekken van de bescheiden genoemd onder 1, 2, 3, 4 (gedeeltelijk), 5, 6, 7, 8, 9, 10, 16, 19, 20 en 21;

-

compenseert de kosten van het geding in het incident in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;

-

wijst het incidenteel meer of anders gevorderde af;

-

bepaalt dat de zaak weer op de rol komt van 1 juni 2021 voor uitlaten voortgang procedure.

-

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. van der Helm, G. Dulek-Schermers en B.R. ter Haar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2021 in aanwezigheid van de griffier.