Home

Gerechtshof Den Haag, 21-09-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1641, 200.278.410/01

Gerechtshof Den Haag, 21-09-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1641, 200.278.410/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
21 september 2021
Datum publicatie
10 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1641
Formele relaties
Zaaknummer
200.278.410/01

Inhoudsindicatie

Het hof kan niet terugkomen op een eindbeslissing op de voet van 843a Rv.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummers herroepingsprocedure : 200.278.410/01 en 200.278.462/01

Zaaknummer arrest 13 november 2018 : 200.195.832/02

Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/487985 / HA ZA 15-1105

arrest van 21 september 2021 in het incident

inzake

1 Waalstede Vastgoed B.V.,

gevestigd te Hedel,

2. Yellow Sprint Holding B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

3. Charleston Vastgoed Rotterdam B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

eiseressen tot herroeping,

gedaagden in het op 1 juni 2021 opgeworpen incident,

hierna te noemen: Waalstede c.s., of afzonderlijk Waalstede, Yellow Sprint en Charleston,

advocaat: mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam,

tegen

1 [gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],

2. Druvar Vastgoed B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagden tot herroeping,

eisers in het op 1 juni 2021 opgeworpen incident,

hierna te noemen: [gedaagde 1] c.s. of afzonderlijk [gedaagde 1] en Druvar,

advocaat: mr. J. Oerlemans te Den Bosch.

Het geding

1. Het hof heeft in beide zaken kennis genomen van de volgende stukken:

-

het arrest van 6 april 2021 in het incident ex art. 843a Rv;

-

de incidentele conclusie van [gedaagde 1] c.s. van 1 juni 2021;

-

de incidentele antwoordconclusie van Waalstede c.s. van 20 juli 2021.

Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd in het incident.

Beoordeling van de vordering in het incident

2. In het arrest van 6 april 2021 heeft het hof [gedaagde 1] c.s. veroordeeld om aan Waalstede c.s. afschrift te verstrekken van een aantal in het arrest genoemde bescheiden.

3. Bij wat [gedaagde 1] c.s. aanduiden als een “incidentele conclusie” van 1 juni 2021 hebben zij het hof verzocht de beslissing te heroverwegen en het verzoek alsnog af te wijzen. Zij beroepen zich daarbij op een arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2800).

4. In dat arrest van 25 april 2008 heeft de Hoge Raad overwogen dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. Dit oordeel is later herhaald (bijvoorbeeld HR 8 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1224).

5. Anders dan [gedaagde 1] c.s. kennelijk menen, volgt uit deze jurisprudentie niet dat een einduitspraak op een incidentele vordering als bedoeld in artikel 843a Rv – die heeft te gelden als een tussenuitspraak in de hoofdzaak – het begin is van een nieuwe discussieronde over het geschil waarover al een beslissing is genomen. Het valt op dat [gedaagde 1] c.s. in hun “incidentele conclusie” belangrijke delen van hun conclusie van antwoord in het incident ex. art. 843a Rv – waarvan het hof voorafgaand aan het arrest van 6 april 2021 al kennis had genomen – herhalen. Evenmin biedt de bedoelde jurisprudentie ruimte om nieuwe argumenten die eerder naar voren hadden kunnen worden gebracht, aan te voeren.

6. Met het arrest van 6 april 2021 heeft het hof een eindbeslissing genomen in het incident ex art. 843a Rv. De situatie van een eerder gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing doet zich dus niet voor. Met de uitspraak van 6 april 2021 is (alleen) het incident ex art. 843a Rv ten einde gekomen. Evenmin doet zich daarom de situatie voor dat de rechter de ruimte moet hebben op die beslissing terug te komen om te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een eindbeslissing in het geschil tussen partijen zou geven. Over de hoofdzaak (de vraag of de zaak moet worden heropend in verband met een herroepingsgrond) heeft het hof in het arrest van 6 april 2021 immers nog geen enkele beslissing genomen.

7. Voor het verzoek van [gedaagde 1] c.s. om terug te komen op het arrest van 6 april 2021 is dus geen ruimte, zodat het hof dit verzoek zal afwijzen.

8. Indien juist is dat [gedaagde 1] c.s. niet beschikken over bepaalde bescheiden, zullen zij in een volgend stadium van de hoofdzaak gemotiveerd kunnen aangeven waarom zij aan de veroordeling in het arrest van 6 april 2021 niet hebben kunnen voldoen en zal het hof alsdan beoordelen of het daaraan consequenties moet verbinden en zo ja, welke.

9. Een beslissing over de kosten van dit incident zal worden aangehouden tot de eindbeslissing.

Beslissing

Het hof:

-

wijst het verzoek van [gedaagde 1] c.s. af;

-

bepaalt dat de zaken weer op de rol komen van 5 oktober 2021 voor uitlaten voortgang procedure;

-

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. van der Helm, G. Dulek-Schermers en B.R. ter Haar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2021in aanwezigheid van de griffier.