Gerechtshof Den Haag, 08-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1648, 200.265.778/01
Gerechtshof Den Haag, 08-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1648, 200.265.778/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 september 2020
- Datum publicatie
- 15 september 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:1648
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2019:6643, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:683, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.265.778/01
Inhoudsindicatie
Oordeel in verzoekschriftprocedure dat ontslag bestuurder rechtsgeldig heeft plaatsgevonden heeft gezag van gewijsde.
Uitspraak
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.265.778/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/547456 / HA ZA 18-147
arrest van 8 september 2020
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg te Den Haag,
tegen
1 Stichting Rederij De Drie Geuzen ,
gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: De Drie Geuzen ,
2. [geïntimeerde sub 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde sub 2] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: De Drie Geuzen en [geïntimeerde sub 2] ,
advocaat: mr. D.A. Beck te Leiden.
1 Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 16 augustus 2019 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het eindvonnis dat de rechtbank Den Haag tussen partijen heeft gewezen op 19 juni 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:6643). Bij arrest van 1 oktober 2019 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 25 november 2019. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
Bij memorie van grieven, met producties, heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd. Op 4 februari 2020 heeft [appellant] productie 5 in het geding gebracht. Daarna hebben De Drie Geuzen en [geïntimeerde sub 2] bij memorie van antwoord, met producties, de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
2 De feiten
De feiten die de rechtbank in het vonnis van 19 juni 2019 heeft vastgesteld zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Het gaat in deze zaak, voor zover thans van belang, om het volgende.
i. i) De Drie Geuzen exploiteert een rondvaartbedrijf in Leiden. Sinds de oprichting van De Drie Geuzen in 2004 is [geïntimeerde sub 2] een van haar bestuurders. [appellant] is in 2008 de toenmalig voorzitter van De Drie Geuzen in die functie als bestuurder opgevolgd. Vanaf dat moment vormden [geïntimeerde sub 2] en [appellant] samen het voltallige bestuur van De Drie Geuzen . Per 1 januari 2013 is [appellant] als werknemer in de functie van statutair bestuurder in dienst getreden van De Drie Geuzen .
ii) In april 2017 heeft de politie tweemaal geconstateerd dat [appellant] als [functienaam ] op een schip met passagiers van De Drie Geuzen voer, terwijl hij meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol had genuttigd.
iii) Op 25 april 2017 heeft [geïntimeerde sub 2] in een telefoongesprek [appellant] op staande voet ontslagen. Dat ontslag heeft [geïntimeerde sub 2] per brief van 26 april 2017 aan [appellant] bevestigd. Het ontslag ziet mede op de positie van [appellant] als bestuurder van De Drie Geuzen .
iv) Met ingang van 25 april 2017 is [appellant] uit het Stichtingenregister van de Kamer van Koophandel uitgeschreven als bestuurder van De Drie Geuzen . Nadien is naast [geïntimeerde sub 2] een ander ingeschreven als bestuurder van De Drie Geuzen .
v) [appellant] heeft zich niet neergelegd bij zijn ontslag als bestuurder van De Drie Geuzen .
vi) Op 23 november 2017 heeft [geïntimeerde sub 2] de rechtbank Den Haag op de voet van artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht [appellant] (ook) als bestuurder van De Drie Geuzen te ontslaan, ‘voor zover uw Rechtbank mocht besluiten dat [appellant] niet reeds bij ontslagbesluit [te weten: de onder iii) genoemde brief van 26 april 2017; opm. hof] rechtsgeldig als bestuurder van de Stichting [te weten: De Drie Geuzen ; opm. hof] is ontslagen’.
vii) Bij beschikking van 3 mei 2018 (hierna: de beschikking) heeft de rechtbank op dat verzoek beslist. De rechtbank heeft overwogen dat het verzoek is gebaseerd op artikel 2:298 BW, op grond waarvan een bestuurder in de daar genoemde omstandigheden door de rechtbank kan worden ontslagen. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat zij, om te kunnen beslissen op het verzoek, eerst moest vaststellen of [appellant] op dat moment nog bestuurder van De Drie Geuzen was. De rechtbank heeft daarover een gemotiveerd oordeel gegeven. De rechtbank heeft bij dat oordeel onder meer de statutaire bepalingen voor een besluit buiten vergadering van het bestuur van De Drie Geuzen betrokken, en ook de statutaire bepalingen omtrent het ontslag van een bestuurder. De rechtbank is tot de slotsom gekomen dat [appellant] op 25 april 2017 overeenkomstig de daarvoor geldende statutaire bepalingen rechtsgeldig is ontslagen als bestuurder van De Drie Geuzen . In het verlengde daarvan heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot ontslag van [appellant] moest worden afgewezen, omdat hij al vanaf de datum van zijn ontslag geen bestuurder van De Drie Geuzen meer was. [appellant] heeft van deze beschikking geen hoger beroep ingesteld en [geïntimeerde sub 2] evenmin.