Gerechtshof Arnhem, 13-06-2006, AX7374, 21-006298-05
Gerechtshof Arnhem, 13-06-2006, AX7374, 21-006298-05
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 13 juni 2006
- Datum publicatie
- 13 juni 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2006:AX7374
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BB6351, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:BB6351
- Zaaknummer
- 21-006298-05
Inhoudsindicatie
Voor één moord, drie pogingen tot moord en het verminken of doden van een groot aantal dieren heeft het hof verdachte tot levenslang veroordeeld. Deskundigen oordeelden dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en adviseerden tot TBS met dwangverpleging. Het hof maakt een afweging tussen oplegging van een gevangenisstraf, gecombineerd met TBS met dwangverpleging, en oplegging van een levenslange gevangenisstraf.
Uitspraak
Parketnummer: 21-006298-05
Uitspraak d.d.: 13 juni 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Almelo van 25 november 2005 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1955],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [adres 2]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 subsidiair, 6 primair, 7 primair en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij in de periode van 27 op 28 juni 2003 te Enschede opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes in de hals en de buik althans het bovenlichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
feit 2:
hij op 8 juli 2002 te Enschede ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, met een mes die [slachtoffer 2] (die in een slaapzak lag) heeft benaderd en [slachtoffer 2] onverhoeds met een mes, in diens zij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3:
hij op 30 augustus 2002 te Enschede ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, met zijn fiets [slachtoffer 3] is genaderd en hem in het voorbijgaan
onverhoeds met een mes, in de linkerzij, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4:
hij op 05 september 2002 te Enschede ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg, op zijn fiets die [slachtoffer 4] heeft achtervolgd, haar heeft
ingehaald en haar in het voorbijgaan met een mes, in haar hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5:
hij op of omstreeks 06 november 2000, te Deurningen, gemeente Oldenzaal,
opzettelijk en wederrechtelijk een kalf, toebehorende aan [benadeelde 1]
heeft vernield, door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk dat kalf met een scherp voorwerp
dood te steken;
feit 6:
hij in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2003 te Enschede
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
uit een weide delen van een pony, toebehorende aan [benadeelde 2];
feit 7:
hij in de periode van 27 tot en met 28 mei 2004 te Enschede met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een weide
delen van een pony, toebehorende aan [benadeelde 3];
feit 8:
hij op de navolgende data in de periode van 1 oktober 2000 tot en
met 31 december 2004 op de na te noemen plaatsen in het arrondissement Almelo,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit
een weide, delen van een dier, toebehorende aan na te noemen personen:
-1/2 oktober 2000 te Oldenzaal ([straat]) delen van een pony van [benadeelde 4];
-19/20 juni 2003 ten Enschede ([ straat]) delen van een schaap van [benadeelde 5];
-9 augustus 2003 te Enschede ([ straat 1]) delen van een schaap van [benadeelde 6], e.v. [benadeelde 5];
-17/18 oktober 2003 te Enschede ([straat 3]/[straat 5]) delen van
een schaap van [benadeelde 7];
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk opzet
Met betrekking tot de feiten 2 primair, 3 primair en 4 primair overweegt het hof dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet nu verdachte heeft verklaard dat hij de slachtoffers welbewust heeft gestoken met het doel ze - door bloedverlies - te verzwakken, zodat hij vervolgens zijn gang zou kunnen gaan. Verdachte heeft de slachtoffers gestoken op levensbedreigende plekken. Op de vraag of hij wist dat het bloedverlies uiteindelijk de dood tot gevolg kan hebben, heeft verdachte ter zitting bevestigend geantwoord. Door het steken op levensbedreigende plaatsen en vervolgens de slachtoffers in de steek te laten, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans dat bij de slachtoffers de dood zou intreden, aanvaard. Het feit dat de slachtoffers niet zijn overleden, is niet aan verdachte te danken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Moord.
ten aanzien van het onder 2 primair, 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde, telkens:
Poging tot moord.
ten aanzien van het onder 5 subsidiair bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
ten aanzien van het onder 6 primair, 7 primair en 8 primair bewezenverklaarde, telkens:
Diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Verdachte is bij vonnis van 25 november 2005 door de rechtbank Almelo veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Tegen dit vonnis hebben zowel verdachte als het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal een levenslange gevangenisstraf geëist en namens verdachte heeft de raadsman het hof verzocht een tijdelijke gevangenisstraf met TBS op te leggen.
Over verdachte is gerapporteerd door P.K.J. Ronhaar en P.E. Geurkink, respectievelijk als psychiater en psycholoog verbonden aan het Pieter Baan Centrum (hierna te noemen: PBC). Zij concluderen in hun rapport van 2 november 2005 het volgende.
Uit het psychologisch onderzoek komt verdachte naar voren als een op intellectueel benedengemiddeld niveau functionerende man met een ernstige persoonlijkheidsstoornis met narcistische kernmerken en een hoge mate van psychopathie. Het meest in het oog springend bij zijn persoonlijkheidsstoornis is de seksuele prikkelhonger die zijn psychische leegte moet vullen. De psychische leegte moet bij verdachte voornamelijk gezien worden als een afwezigheid van stabiele (psychoseksuele) identiteit en een autonoom zelfgevoel. Daarbij is er op meer onbewust niveau sprake van een hoge mate van woede en agressie die uitgereageerd worden, voornamelijk naar zwakkeren en weerlozen (prooigerichte agressie). Dit neemt vaak de vorm aan van extreem seksueel sadistische en bizarre fantasieën en handelingen ten opzichte van dieren. Verder vallen het gebrek aan empathie, het onvermogen om gevoelens te herkennen of onder woorden te brengen en de afwezigheid van mogelijkheden tot gezonde emotionele hechting op. Hierdoor heeft verdachte geen zicht op zijn gevoelens van agressie, seksuele opwinding en woede. Hij kan er ook nauwelijks tussen differentiëren; het is er en moet uitgeleefd worden. Het voorgaande is nauwelijks goed tot uitdrukking te brengen binnen het classificatiesysteem van de DSM-IV, gezien het bizarre en extreme van zijn pathologie. Volgens de DSM-IV classificatie is er sprake van parafilie NAO in combinatie met een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De thans meest in het oog springende stoornis ligt op het gebied van de seksualiteit. Bij verdachte is er op dat gebied sprake van een zeer ernstige afwijking die zich in diverse gedaantes kan voordoen of heeft voorgedaan. Verdachte is polymorf pervers. In de loop der jaren heeft zich dat geuit in steeds extremere vormen van seksueel gedrag. Bij verdachte is er sprake van een ernstige psychopathie.
Verdachte kan gezien de aard en ernst van zijn stoornis niet goed in staat worden geacht zelfstandig dit patroon van uitleven duurzaam te doorbreken. De kans dat verdachte - onbehandeld - zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan seksueel-agressieve delicten wordt dan ook bijzonder groot geacht. De stoornissen zijn onverminderd aanwezig en verdachte heeft hier geen inzicht in. De recidivekans wordt zeer hoog geacht.
De feiten kunnen hem slechts in verminderde mate worden toegerekend.
Gelet op het voorgaande adviseert het PBC tot een TBS met bevel tot verpleging. Verdachtes behandelbaarheid is vanwege de aard en ernst van zijn stoornis, zijn neiging en vermogen tot schijnaanpassing en de lange duur van eerdere behandelpogingen mogelijk beperkt.
Ter terechtzitting zijn als deskundigen de opstellers van voormeld rapport gehoord. De deskundige Geurkink heeft onder meer het volgende verklaard:
"Betrokkene is voortdurend op zoek naar prikkels om zijn leegte te vullen. Hij gaat steeds op zoek naar zwaardere prikkels. Het plegen van steeds zwaardere strafbare feiten past daarbij. Bij betrokkene is sprake van een hoop basale woede en agressie, vermengd met lust. Volgens mij is het heel moeilijk de leegte die bij betrokkene bestaat, te vullen. Ik zou niet goed weten welk type behandeling daar succes in zou hebben. Het zit hem bij betrokkene in de ernst van de pathologie. Er is bij betrokkene sprake van een vroege vermenging van lust en woede. Het is moeilijk deze adequaat te behandelen; het blijft dan bij symptoombestrijding.
In het rapport over betrokkene hebben wij geadviseerd TBS met dwangverpleging op te leggen omdat wij willen voorkomen dat verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert; dan is hij een gevaar voor de maatschappij. De prognose voor betrokkene is slecht. Er is thans geen behandeling voor betrokkenes problematiek beschikbaar. Alleen wetenschappelijk gezien, bestaat er altijd de kans dat er in de toekomst wellicht nieuwe behandelmogelijkheden zullen worden ontwikkeld."
De deskundige Ronhaar heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
"De behandelbaarheid bij psychopathie is heel beperkt. Betrokkene is ook niet geneigd tot verbetering; hij herkent het probleem niet. Hij is niet uit op behandeling. Betrokkene heeft last van hyperseksualiteit. Soms kan dan gewerkt worden met libidoremmende middelen. Die middelen kunnen de aandrang verminderen. Ik weet niet of dat bij betrokkene resultaat zal hebben. Ik verwacht echter niet dat verdachte hier aan zal meewerken.
Er is bij betrokkene niet alleen sprake van een seksuele aandrang; er zijn veel meer factoren die het recidiverisico meebepalen. Het is ook niet zo dat dergelijke middelen altijd succes hebben. De prikkelhonger bij betrokkene is groot. De libidoremmende middelen kunnen de aandrang verminderen, maar de prikkel blijft bestaan. Ik denk niet dat die middelen het probleem zullen oplossen.
Betrokkene is zeer ernstig gestoord, ook nu nog. Ik ben er niet gerust op dat het op zijn 65e anders zal zijn, of zal zijn verbeterd. Naar mijn mening heeft betrokkene geen functionerend geweten. In alle gesprekken die ik met hem heb gehad, viel mij op dat alleen zijn eigen belang een rol speelt. Hij heeft geen wroeging, spijt of berouw. Betrokkene heeft geen last van het lijden van zijn slachtoffers. Betrokkene heeft een ernstige mate van psychopathie die in zijn leven eerder lijkt te zijn toegenomen, dan afgenomen. Ik heb bij hem niet de verwachting dat dat zal verminderen."
Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard niet mee te willen werken aan het gebruiken van medicijnen die zijn seksuele aandrang zouden kunnen remmen.
Op grond van de deskundigenrapportage en de ter zitting afgelegde verklaringen van de deskundigen komt het hof tot het oordeel dat de feiten verdachte niet volledig kunnen worden toegerekend.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hoewel de deskundigen stellen dat verdachte praktisch onbehandelbaar is, dit pas kan worden vastgesteld nadat het ook daadwerkelijk is gebleken.
Het hof merkt hieromtrent op dat de raadsman met deze stelling voorbij gaat aan het feit dat verdachte reeds 161/2 jaar onder een TBS-regime heeft geleefd en voorts dat verdachte de bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van feit 7, heeft gepleegd in zijn laatste TBS-jaren. Het hof is derhalve van oordeel dat er van uit mag worden gegaan dat verdachte realistisch gezien onbehandelbaar is, doch dat dit, uitsluitend wetenschappelijk gezien, volgens de deskundigen niet geheel uitgesloten kan worden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets heeft geleerd in zijn TBS-periode.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, en overweegt daartoe als volgt:
Verdachte heeft in de nacht van 27 juni op 28 juni 2003 in het Volkspark te Enschede[slachtoffer 1], een gewezen onderwijzer, die een zwervend bestaan leidde, vermoord. In de twee dagen voorafgaande aan de moord heeft bij verdachte het plan post gevat om [slachtoffer 1] te doden. Verdachte heeft voordat hij de daad pleegde twee rondjes door het park gelopen om er zeker van te zijn dat er verder niemand getuige zou kunnen zijn. Hij heeft ook het slachtoffer geruime tijd geobserveerd en gewacht tot hij in slaap was. Vervolgens is verdachte naar het slachtoffer gelopen en heeft hij hem op meerdere plekken gestoken en hij heeft terwijl het slachtoffer nog leefde, diens geslachtsdelen weggesneden. [slachtoffer 1] is aan dodelijk bloedverlies en ernstige weefselschade door de steekverwondingen uiteindelijk overleden. Toen het slachtoffer het mes uit zijn borst wilde trekken is verdachte in een worsteling met hem geraakt om het mes af te pakken. Het slachtoffer moet een gruwelijke doodsstrijd, die naar zeggen van verdachte ten minste een kwartier geduurd heeft, hebben gehad. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer in die doodsstrijd heeft achtergelaten. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat het slachtoffer nog spartelde toen hij hem achterliet.
In de zomer van 2002 heeft verdachte gepoogd drie verschillende mensen om het leven te brengen met een messteek. Verdachte is de slachtoffers op onverhoedse wijze genaderd en heeft met zijn mes gestoken om hen, naar zijn eigen zeggen, zwak te maken zodat hij vervolgens zijn gang kon gaan. Het feit dat deze drie slachtoffers niet aan de verwondingen zijn overleden is niet aan verdachte te danken. Alle drie de slachtoffers hadden veel bloedverlies. Verdachte heeft de slachtoffers ieder een levensbedreigende verwonding toegebracht. Hij heeft zich vervolgens van de plaats van het misdrijf verwijderd en de slachtoffers hulpeloos achtergelaten.
Voornoemde feiten hebben de rechtsorde zeer geschokt en veel onrust met zich meegebracht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd last hebben van psychische gevolgen. Dat dit in onderhavige zaak niet anders is, blijkt uit de verklaringen van de heer [slachtoffer 2], de heer [slachtoffer 3] en mevrouw [slachtoffer 4].
Uit de verklaring van de heer [slachtoffer 2] van oktober 2005 blijkt dat hij nog steeds heel emotioneel is. Hij heeft nog steeds pijn aan zijn zij en heup en heeft grote littekens op zijn lichaam. Omdat de heer [slachtoffer 2] door hetgeen verdachte hem heeft aangedaan erg is veranderd, is zijn huwelijk kapot gegaan. De heer [slachtoffer 2] heeft tot een jaar na het delict niet normaal kunnen slapen. In het dagelijks leven is hij vereenzaamd, geïsoleerd en durft hij nauwelijks naar buiten.
Uit de verklaring van de heer [slachtoffer 3] van april 2005 komt naar voren dat hij lange tijd erg onzeker is geweest en bang is geweest om alleen de straat op te gaan. Hij heeft psychiatrische hulp moeten zoeken. Deze heeft hem uiteindelijk over zijn onzekerheid en angst heen geholpen.
Uit de slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer 4] van oktober 2005 blijkt onder meer dat zij na het delict heel angstig is geworden; zij zag in iedereen een potentiële moordenaar. Zij durfde haar huis niet meer uit. In het voorjaar van 2004 is het leven van mevrouw [slachtoffer 4] weer in rustiger vaarwater gekomen, alhoewel zij soms nog angst- en paniekaanvallen heeft. Door het delict heeft mevrouw [slachtoffer 4] een jaar studievertraging opgelopen. Ruim drie jaar na het delict zegt mevrouw [slachtoffer 4] dat zij in zekere zin altijd bang zal blijven, vooral in het donker. Zij is niet meer zo vrij in haar doen en laten als zij was en zij zal nooit meer dezelfde zijn die zij was.
Naast voornoemde feiten welke zijn gepleegd jegens mensen, heeft verdachte ook op een gruwelijke en weerzinwekkende wijze zijn lust en agressie op dieren gebotvierd. Hij heeft vele dieren verwond, gedood en bij verschillende dieren stukken vlees of geslachtsorganen weggenomen om naar eigen zeggen thuis op te eten of er seksuele experimenten mee te doen. Verdachte heeft de dieren met zijn mes bewerkt en verminkt en heeft die dieren zinloos laten lijden. Deze strafbare feiten hebben niet alleen grote onrust teweeggebracht bij de eigenaren van de dieren, doch ook bij derden in de wijde omgeving, getuige een burgerwacht die is opgericht om meer dierenleed te voorkomen. Aldus is grote maatschappelijk onrust ontstaan.
Verdachte is in 1986 veroordeeld voor een poging tot verkrachting tot een gevangenisstraf van zes maanden en TBS. In het kader van die TBS is verdachte van april 1987 tot december 2003, derhalve zo'n 161/2 jaar, behandeld. Desondanks heeft verdachte - tijdens het proefverlof in de laatste periode van zijn TBS - één moord en een drietal pogingen tot moord gepleegd. Tevens heeft hij op gruwelijke wijze dieren verminkt en gedood.
Voorts is duidelijk dat verdachte, zo blijkt uit de rapportage van het PBC en de verklaringen ter terechtzitting van de deskundigen, een levensgroot gevaar is voor de samenleving. Voor het hof staat vast dat hij een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van mens en dier. Klaarblijkelijk heeft de 161/2 jaar durende behandeling van verdachte in het kader van de eerder opgelegde terbeschikkingstelling in dit opzicht géén effect gesorteerd. In tegendeel, de frequentie en de ernst van de strafbare feiten zijn toegenomen. Verdachte verklaart zelf ter zitting dat hij in de TBS alleen maar slechter is geworden.
De deskundigen hebben verklaard dat er nu geen behandeling voor verdachte is, maar dat zij theoretisch gezien niet kunnen uitsluiten dat de wetenschap ooit wel een behandelmogelijkheid zal ontwikkelen. Volgens de deskundigen zou deels een symptoombestrijding met libidoremmende middelen mogelijk kunnen zijn. Verdachte heeft echter aangegeven aan zo'n behandeling niet te willen meewerken.
Al het voorgaande overziende komt het hof tot het oordeel dat slechts één straf in aanmerking komt: een levenslange gevangenisstraf. Die straf biedt meer zekerheid dat de samenleving gevrijwaard blijft van het gevaar dat deze verdachte vormt voor mens en dier dan TBS met dwangverpleging.
Die straf wordt verdachte opgelegd ter vergelding van het leed dat hij zijn slachtoffers en de nabestaanden van [slachtoffer 1] heeft aangedaan en dient voorts ter bescherming van de maatschappij tegen het grote (recidive)gevaar dat van verdachte uitgaat.
Andere, voldoende effectieve mogelijkheden hiertoe ziet het hof niet.
De omstandigheid dat de thans bewezen verklaarde feiten verdachte niet volledig kunnen worden toegerekend, geeft het hof geen aanleiding tot het nemen van een andere beslissing.
Vordering tot schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.800,= ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.777,60 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 4 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.376,79 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 5 subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 500,= ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 6 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 912,= ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 8 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 650,= ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 8 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 289 (oud), 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 subsidiair, 6 primair, 7 primair en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot levenslange gevangenisstraf.
De aan [slachtoffer 2] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 1.800,= (duizend achthonderd euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 1.800,= (duizend achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De aan [slachtoffer 4] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 2.777,60 (tweeduizend zevenhonderdzevenenzeventig euro en zestig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van € 2.777,60 (tweeduizend zevenhonderdzevenenzeventig euro en zestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De aan [benadeelde 1] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 1.376,79 (duizend driehonderdzesenzeventig euro en negenenzeventig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 1.376,79 (duizend driehonderdzesenzeventig euro en negenenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De aan [benadeelde 2] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 500,= (vijfhonderd euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 500,= (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De aan [benadeelde 4] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 4], te betalen een bedrag van
€ 912,= (negenhonderdtwaalf euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van € 912,= (negenhonderdtwaalf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De aan [benadeelde 5] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 5], te betalen een bedrag van
€ 500,= (vijfhonderd euro).
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 5], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [benadeelde 5], een bedrag te betalen van € 500,= (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr M.E.TH. Luikinga en mr G. Mintjes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr C.R. van Zwol, griffier,
en op 13 juni 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
- 12 - 21-006298-05