Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11112, 20/00978

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11112, 20/00978

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
10 december 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11112
Formele relaties
Zaaknummer
20/00978

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Pensioenaanspraak. Afkoop?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00978

uitspraakdatum: 30 november 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 oktober 2020, nummer LEE 19/1313, ECLI:NL:RBNNE:2020:3587, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is heffings- en revisierente berekend en is een boete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de navorderingsaanslag verminderd en de heffings- en revisierente en de boete dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de navorderingsaanslag en de beschikkingen heffings- en revisierente ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep inzake de boete gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de boete vernietigd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.J.E. de Kruif als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. C.G. van Laarhoven. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [naam1] , mr. [naam2] en [naam3] . Ter zitting zijn gezamenlijk behandeld de zaken met nummers 20/00977 en 20/00978. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is in gemeenschap van goederen gehuwd met [de partner] (hierna: de partner).

2.2.

Belanghebbende is gedurende het hele jaar 2011 enig aandeelhouder van [naam4] B.V. (hierna: de BV). De activiteiten van de BV bestaan in dit jaar uitsluitend uit het uitvoeren van pensioen- of stamrechtovereenkomsten. Belanghebbende en de partner zijn gezamenlijk bevoegde bestuurders van de BV.

2.3.

De BV heeft ten behoeve van zowel belanghebbende als de partner een pensioenregeling in eigen beheer getroffen. Belanghebbende en de partner zijn ieder afzonderlijk met de BV onder meer overeengekomen dat zij aanspraak krijgen op een levenslang ouderdomspensioen, met ingang van de eerste dag van de maand waarin zij de 60jarige leeftijd bereiken. Het pensioen van belanghebbende is ingegaan op 1 juli 2007.

2.4.

De fiscale balans van de BV, waarbij de boekwaarde van de activa gelijk is aan de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV), luidt volgens de aangifte vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) voor het boekjaar 1 april 2010 tot en met 31 maart 2011 op 31 maart 2011 als volgt (bedragen in €):

Langlopende vorderingen

210.000

Aandelenkapitaal

251.280

Vorderingen

31.602

Winstreserves

-/-318.359

Effecten

122.160

Pensioen

403.534

Liquide middelen

11.542

Overige voorzieningen

33.885

Kortlopende schulden

4.964

Totaal activa

375.304

Totaal passiva

375.304

2.5.

De posten “Langlopende vorderingen” en “Vorderingen” vertegenwoordigen een lening aan, respectievelijk een rekening-courantvordering op belanghebbende en de partner tezamen.

2.6.

De WEV van de pensioenrechten van belanghebbende en de partner op 29 juli 2011 bedroeg € 285.754, respectievelijk € 353.414.

2.7.

Op 29 juli 2011 is het geplaatste kapitaal van de aandelen in de BV verminderd met in totaal € 233.132. Dat bedrag is op de aandelen in de BV terugbetaald aan belanghebbende door verrekening met de lening van € 210.000 en voor het restant van € 23.132 met de rekeningcourantvordering.

2.8.

De fiscale balans van de BV, waarbij de boekwaarde van de activa gelijk is aan de WEV, luidt volgens de aangifte Vpb voor het boekjaar 1 april 2011 tot en met 31 december 2012 op 31 december 2012 als volgt (bedragen in €):

Overige financiële activa

108.699

Aandelenkapitaal

18.148

Vorderingen

8.294

Winstreserves

-/- 348.255

Liquide middelen

1.706

Pensioen

410.513

Overige voorzieningen

37.601

Kortlopende schulden

692

Totaal activa

118.699

Totaal passiva

118.699

2.9.

De Inspecteur heeft in het kader van de behandeling van de aangifte Vpb 2013 bij brief van 7 oktober 2016 aan de BV verzocht informatie te verstrekken over onder meer de terugbetaling van kapitaal en de pensioenvoorziening. Bij brief van 20 oktober 2016 heeft de BV die informatie aan de Inspecteur doen toekomen.

2.10.

Bij brief aan de (voormalige) gemachtigde van belanghebbende, de partner en de BV van 31 oktober 2016 heeft de Inspecteur bij de BV nadere informatie opgevraagd over de berekening van de pensioenvoorziening van de BV. In die brief heeft de Inspecteur verder medegedeeld:

Vermindering/Terugbetaling aandelenkapitaal:

In 2011 heeft er een vermindering van het aandelenkapitaal plaatsgevonden. Vervolgens is de vermindering verrekend met vorderingen die de vennootschap had op de aandeelhouder. Ten tijde van het verrekenen was het vermogen van de vennootschap negatief. De terugbetaling van het aandelenkapitaal in combinatie met de het negatief vermogen heeft gevolgen voor de behandeling van het pensioen in de loonheffing dan wel de in inkomstenbelasting. Ik zal u hierover in een separaat schrijven nader informeren.”

2.11.

Met dagtekening 2 september 2017 is overeenkomstig de ingediende aangifte aan de BV een aanslag in de Vpb voor het jaar 2013 opgelegd.

2.12.

Met dagtekening 20 oktober 2017 is overeenkomstig de ingediende aangifte aan belanghebbende een aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2016 opgelegd. In die aanslag is een uit de bij 2.3 bedoelde pensioenregeling afkomstige pensioenuitkering in de heffing betrokken als belastbaar inkomen uit werk en woning.

2.13.

Bij brief van 31 oktober 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende aangekondigd dat hij voornemens is aan hem een navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2011 op te leggen. Daarbij heeft de Inspecteur zich onder meer op het standpunt gesteld dat de terugbetaling van kapitaal door de BV aan belanghebbende impliciet meebrengt dat belanghebbende zijn pensioenaanspraak heeft prijsgegeven. De Inspecteur heeft tevens aangekondigd dat hij voornemens is bij de navorderingsaanslag heffings en revisierente te berekenen en een vergrijpboete op te leggen.

2.14.

Met dagtekening 4 januari 2018 heeft de Inspecteur de aangekondigde navorderingsaanslag, beschikkingen heffings- en revisierente en boetebeschikking aan belanghebbende opgelegd. Daarbij is € 285.754 als loon uit vroegere dienstbetrekking bij het bij aanslag vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende opgeteld.

2.15.

Het beroep met betrekking tot de navorderingsaanslag en de daarbij berekende heffings en revisierente heeft de Rechtbank ongegrond verklaard. Ter zitting van de Rechtbank heeft de Inspecteur verklaard dat hij de boete laat vallen. De Rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de navorderingsaanslag en de beschikkingen heffings- en revisierente terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd. In het bijzonder is in geschil of belanghebbende zijn pensioenaanspraak, al dan niet gedeeltelijk, heeft afgekocht. De Inspecteur beantwoordt die vraag bevestigend; belanghebbende ontkennend. Bij ontkennende beantwoording van die vraag gaan partijen gezamenlijk ervan uit dat belanghebbende zijn pensioenaanspraak gedeeltelijk heeft prijsgegeven. In dat geval is in geschil in hoeverre die pensioenaanspraak nog voor verwezenlijking vatbaar was ten tijde van dat prijsgeven.

3.2.

Voor zover het Hof de navorderingsaanslag naar aanleiding van de onder 3.1 genoemde geschilpunten niet vernietigt, stelt belanghebbende zich op het standpunt en bestrijdt de Inspecteur dat de navorderingsaanslag in strijd met het vertrouwensbeginsel is opgelegd en op die grond dient te worden vernietigd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing