Home

Raad van State, 09-03-2022, ECLI:NL:RVS:2022:684, 201902476/2/A2

Raad van State, 09-03-2022, ECLI:NL:RVS:2022:684, 201902476/2/A2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
9 maart 2022
Datum publicatie
9 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RVS:2022:684
Zaaknummer
201902476/2/A2

Inhoudsindicatie

Bij uitspraak van 12 februari 2019 heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] om het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek te veroordelen in de vergoeding van schade afgewezen. Uit de tussenuitspraak volgt dat het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank gegrond is en dat die uitspraak moet worden vernietigd. In geschil is of [appellant] recht heeft op vergoeding van schade als gevolg van het besluit van 18 juli 2013, waarbij het college van Oude IJsselstreek de weigering om de naam van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen in stand heeft gelaten.

Uitspraak

201902476/2/A2.

Datum uitspraak: 9 maart 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats] (Groot-Brittannië),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 februari 2019 in zaak nr. 18/5275 op een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Procesverloop

Bij uitspraak van 12 februari 2019 heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] om het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek (hierna: het college van Oude IJsselstreek) te veroordelen in de vergoeding van schade afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college van Oude IJsselstreek heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en het college van Oude IJsselstreek hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 3 december 2021.

Bij tussenuitspraak van 15 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2817) heeft de Afdeling de behandeling van het hoger beroep geschorst en bepaald dat partijen zullen worden uitgenodigd voor een nieuwe zitting.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 februari 2022, waar [appellant] en het college van Oude IJsselstreek, vertegenwoordigd door mr. S.J.W. Jansen, zijn verschenen.

Overwegingen

Het geschil in hoger beroep

1.       Uit de tussenuitspraak volgt dat het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank gegrond is en dat die uitspraak moet worden vernietigd. Het onderzoek ter zitting is niet volledig geweest en de aangevallen uitspraak is niet op juiste wijze tot stand gekomen. In het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, heeft de Afdeling geen aanleiding gezien voor terugwijzing van de zaak naar de rechtbank.

2.       In geschil is of [appellant] recht heeft op vergoeding van schade als gevolg van het besluit van 18 juli 2013, waarbij het college van Oude IJsselstreek de weigering om de naam van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen in stand heeft gelaten.

Het verzoek om schadevergoeding

3.       [appellant] heeft bij brief van 18 september 2018 op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, verzocht het college van Oude IJsselstreek te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding voor immateriële schade (€ 5000,-), voor kosten van het voeren van procedures bij de rechtbank en de Afdeling (€ 1.300,-) en overige kosten, waaronder reiskosten en materiaalkosten (€ 1.700,-).

Achtergrond van het geschil

4.       [appellant] is op 3 maart 2012 verhuisd van de gemeente Oude IJsselstreek naar de gemeente Doetinchem.

5.       Op 1 oktober 2012 heeft het college van Oude IJsselstreek ambtshalve een wijziging aangebracht in de persoonsgegevens van [appellant] door zijn voornaam oftewel ‘middle name’ [tweede voornaam] te verwijderen.

6.       Bij besluit van 8 maart 2013 heeft het college van Oude IJsselstreek de ambtshalve wijziging aan [appellant] kenbaar gemaakt en geweigerd de naam van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen van [eerste voornaam] [appellant] in [eerste voornaam] [tweede voornaam] [achternaam appellant].

7.       Bij besluit van 18 juli 2013 heeft het college van Oude IJsselstreek het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

8.       Bij uitspraak van 12 juni 2014, zaak nr. 13/5293, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 juli 2013 vernietigd en het besluit van 8 maart 2013 herroepen. De rechtbank heeft overwogen dat het college van Oude IJsselstreek op 8 maart 2013 niet bevoegd was tot de wijziging, omdat [appellant] ten tijde van de ambtshalve wijziging door het college van Oude IJsselstreek niet langer in die gemeente, maar in de gemeente Doetinchem woonde. De rechtbank heeft het college van Oude IJsselstreek opgedragen de ambtshalve wijziging ongedaan te maken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat [appellant] de gestelde kosten niet met bewijsstukken heeft onderbouwd, dan wel anderszins inzichtelijk heeft gemaakt.

9.       Bij besluit van 14 juli 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van een andere gemeente, te weten het college van de gemeente Doetinchem, naar welke gemeente [appellant] in 2012 is verhuisd, de naam van [appellant] in de basisregistratie personen gewijzigd van [eerste voornaam] [tweede voornaam] [achternaam appellant] naar [eerste voornaam] [achternaam appellant].

10.     Bij uitspraak van 11 november 2014, zaak nr. 13/52587, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep van [appellant] tegen het besluit van 14 juli 2014 ongegrond verklaard.

11.     Bij uitspraak van 9 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2124, heeft de Afdeling het daartegen door [appellant] ingestelde hoger beroep ongegrond  verklaard. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college van Doetinchem met juistheid de naam [tweede voornaam] in de basisregistratie personen heeft verwijderd en de naam van [appellant] aldus heeft gewijzigd van [eerste voornaam] [tweede voornaam] [achternaam appellant] in [eerste voornaam] [achternaam appellant].

Wettelijk kader

12.     In artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit of een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit.

Oordeel Afdeling

13.     Voor zover [appellant] het besluit van 14 juli 2014 als schadeoorzaak aanwijst, is van belang dat dit besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem is genomen. Overigens is dit besluit in rechte onaantastbaar geworden met de uitspraak van de Afdeling van 9 juli 2015, zodat van de rechtmatigheid van het besluit van 14 juli 2014 moet worden uitgegaan. Er is er op grond van artikel 8:88, eerste lid van de Awb, dus geen grond om het college van Oude IJsselstreek te veroordelen tot vergoeding van de schade die [appellant] stelt daardoor te hebben geleden.

14.     [appellant] stelt verder schade te hebben geleden door het besluit van 18 juli 2013, waarbij het college van Oude IJsselstreek de weigering om de naam van [appellant] te wijzigen in de gemeentelijke basisadministratie heeft gehandhaafd.

15.     [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij immateriële schade heeft geleden door het onbevoegd genomen besluit van het college van Oude IJsselstreek om zijn tweede voornaam uit de basisadministratie te verwijderen. De door [appellant] overgelegde verklaring van de bedrijfsarts van 23 september 2015 en de toelichting daarop van [appellant] maken niet aannemelijk dat er oorzakelijk verband bestaat tussen de onbevoegde besluitvorming van het college en de door [appellant] gestelde immateriële schade. De bedrijfsarts legt in deze brief geen verband legt tussen de psychische klachten en de verwijdering van de tweede voornaam uit de gemeentelijke basisadministratie. Het verzoek om schadevergoeding dient in zoverre te worden afgewezen.

16.     Anders dan [appellant] betoogt, kan hij niet via de weg van 8:88 van de Awb de proceskosten en overige kosten van de door hem eerder gevoerde procedures bij de rechtbank en de Afdeling vergoed krijgen. De vergoeding van proceskosten kan slechts met toepassing van artikel 7:15 en 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht plaatsvinden. Gelet op het limitatieve en forfaitaire karakter van de exclusieve regeling van de proceskostenveroordeling, is voor een aanvullende vergoeding van proceskosten langs de weg van artikel 8:88 van de Awb geen plaats (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2018 , ECLI:NL:RVS:2018:593).

Conclusie

17.     Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.

18.     De Afdeling wijst het verzoek om schadevergoeding af.

19.     Het college hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 februari 2019 in zaak nr. 18/5275;

III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,- vergoedt;

IV.      wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.

w.g. Van Ravels

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Planken

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022