Home

Raad van State, 26-04-2022, ECLI:NL:RVS:2022:1231, 202102379/1/A3

Raad van State, 26-04-2022, ECLI:NL:RVS:2022:1231, 202102379/1/A3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
26 april 2022
Datum publicatie
26 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RVS:2022:1231
Formele relaties
Zaaknummer
202102379/1/A3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 12 augustus 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk de aan [appellante] verleende urgentieverklaring verlengd. [appellante] heeft last van verschillende lichamelijke beperkingen, waaronder een afgenomen rechterschouderfunctie als gevolg van een ongeluk. Verder heeft zij spier- en gewrichtsklachten in haar armen en benen en maakt ze gebruik van een rolstoel (binnenshuis) en een scootmobiel (buitenshuis). [appellante] woont in een seniorenwoning op de begane grond. Door haar beperkingen is haar huidige woning niet langer geschikt voor haar om in te wonen. Om die reden heeft het college haar bij besluit van 9 mei 2019 een urgentieverklaring verleend voor de periode van 10 mei 2019 tot en met 9 augustus 2019. Bij besluit van 12 augustus 2019 heeft het college de urgentieverklaring verlengd voor de periode van 14 augustus 2019 tot en met 13 november 2019.

Uitspraak

202102379/1/A3.

Datum uitspraak: 26 april 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Rijswijk (ZH),

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 maart 2021 in zaak  nr. 20/2704 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk.

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2019 heeft het college de aan [appellante] verleende urgentieverklaring verlengd.

Bij besluit van 13 februari 2020 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 maart 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2022, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Drazenovic, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellante] heeft last van verschillende lichamelijke beperkingen, waaronder een afgenomen rechterschouderfunctie als gevolg van een ongeluk. Verder heeft zij spier- en gewrichtsklachten in haar armen en benen en maakt ze gebruik van een rolstoel (binnenshuis) en een scootmobiel (buitenshuis). [appellante] woont in een seniorenwoning op de begane grond. Door haar beperkingen is haar huidige woning niet langer geschikt voor haar om in te wonen. Om die reden heeft het college haar bij besluit van 9 mei 2019 een urgentieverklaring verleend voor de periode van 10 mei 2019 tot en met 9 augustus 2019.

2.       Bij besluit van 12 augustus 2019 heeft het college de urgentieverklaring verlengd voor de periode van 14 augustus 2019 tot en met 13 november 2019, met als zoekprofiel de woningtypen ‘flat met lift’, ‘seniorenwoning’, ‘MIVA-woning’ en ‘rolstoelwoning’. [appellante] wil dat aan het zoekprofiel ook het woningtype ‘benedenwoning’ wordt toegevoegd, omdat juist ook benedenwoningen geschikt zijn voor haar situatie en de kans zo groter wordt dat zij op korte termijn een woning vindt.

De aangevallen uitspraak

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college op goede gronden het woningtype ‘benedenwoning’ niet aan het zoekprofiel heeft toegevoegd. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het college in redelijkheid niet de hardheidsclausule heeft hoeven toepassen.

Het hoger beroep

4.       [appellante] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het woningtype ‘benedenwoning’ niet aan het zoekprofiel hoefde te worden toegevoegd.

Verder voert [appellante] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien de hardheidsclausule toe te passen en daarmee de urgentieverklaring aan te passen aan het gewenste zoekprofiel.

4.1.    Het college heeft het woningtype ‘benedenwoning’ niet aan het zoekprofiel van [appellante] toegevoegd omdat benedenwoningen niet altijd rolstoeltoegankelijk zijn. Dat geldt echter ook voor de woningtypen ‘flat met lift’ en ‘seniorenwoning’. Niet alle woningen die daar onder vallen zijn rolstoeltoegankelijk. Het college heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de woningtypen ‘flat met lift’ en ‘seniorenwoning’ wel aan het zoekprofiel zijn toegevoegd en het woningtype ‘benedenwoning’ niet.

Daarnaast volgt uit artikel 3.1.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregel urgentieverklaringen Rijswijk 2019 dat het woningtype ‘benedenwoning’ en indien toepasselijk ook ‘seniorenwoning’ aan het zoekprofiel kan worden toegevoegd indien er op basis van een bereikbaarheidsadvies een medische noodzaak bestaat voor een traploos of zonder lift te bereiken woning. Het college heeft het zoekprofiel ‘seniorenwoning’ aan het zoekprofiel van [appellante] toegevoegd, terwijl voor haar geen bereikbaarheidsadvies is opgesteld. Het college heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom het woningtype ‘seniorenwoning’ wel aan het zoekprofiel van [appellante] is toegevoegd en het woningtype ‘benedenwoning’ niet.

Het college heeft gelet op het voorgaande onvoldoende gemotiveerd waarom het woningtype ‘benedenwoning’ niet aan het zoekprofiel van [appellante] is toegevoegd.

4.2.    Het betoog slaagt.

Slotsom

5.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 13 februari 2020 gegrond verklaren. Dat besluit komt vanwege strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling ook aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.

6.       Het college moet de proceskosten vergoeden. 

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de aangevallen uitspraak;

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk van 13 februari 2020, kenmerk 19.122029/BZW.2.19.0309.01, gegrond;

IV.      vernietigt dat besluit;

V.       draagt het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VI.      bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

VII.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.036,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,- vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen         

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022

280-1000