Home

Raad van State, 29-09-2021, ECLI:NL:RVS:2021:2178, 202004958/1/A2

Raad van State, 29-09-2021, ECLI:NL:RVS:2021:2178, 202004958/1/A2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
29 september 2021
Datum publicatie
29 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RVS:2021:2178
Formele relaties
Zaaknummer
202004958/1/A2

Inhoudsindicatie

Bij afzonderlijke besluiten van 26 april 2018 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland de aanvragen van [appellanten] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. [appellante A] is eigenaar van het perceel met woning [locatie A] te Scharwoude. [appellante B] is eigenaar van het perceel met woning [locatie B] te Scharwoude. Zij hebben ieder verzocht om een tegemoetkoming in planschade omdat tegenover hun woningen een geluidsscherm van 6 m hoog is gebouwd. Volgens hen is hierdoor de waarde van hun woningen verminderd en is hun levensvreugde sterk verminderd door gemis van uitzicht en het gevoel in een getto te zijn geplaatst.

Uitspraak

202004958/1/A2.

Datum uitspraak: 29 september 2021

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante A] en [appellante B], wonend te Scharwoude, gemeente Koggenland,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland van 31 juli 2020 in zaak nrs. 19/68 en 19/69 in het geding tussen:

[appellanten]

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 26 april 2018 heeft het college de aanvragen van [appellanten] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij afzonderlijke besluiten van 28 november 2018 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 juli 2020 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2021, waar [appellante A], vergezeld van [gemachtigde], [appellante B], vertegenwoordigd door [appellante A], en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Witte, zijn verschenen.

Overwegingen

Voorgeschiedenis

1.       [appellante A] is eigenaar van het perceel met woning [locatie A] te Scharwoude. [appellante B] is eigenaar van het perceel met woning [locatie B] te Scharwoude. Zij hebben ieder verzocht om een tegemoetkoming in planschade omdat tegenover hun woningen een geluidsscherm van 6 m hoog is gebouwd. Volgens hen is hierdoor de waarde van hun woningen verminderd en is hun levensvreugde sterk verminderd door gemis van uitzicht en het gevoel in een getto te zijn geplaatst.

2.       Het college heeft aan de besluiten van 26 april 2018 twee door Gloudemans opgestelde adviezen van 2 maart 2018 ten grondslag gelegd. Gloudemans heeft het op 16 oktober 2012 in werking getreden nieuwe Inpassingsplan Westfrisiaweg (hierna: het Inpassingsplan) van de provincie Noord-Holland (hierna: de provincie) vergeleken met het voorheen geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied" (hierna: het bestemmingsplan) van de gemeente Wester-Koggenland. Op grond van het bestemmingsplan mocht voorheen op korte afstand van de Zesstedenweg een provinciale weg met geluidsschermen van 12 m hoog worden gerealiseerd. Volgens het nieuwe Inpassingsplan mogen langs de Westfrisiaweg geluidsschermen met een hoogte van maximaal 6 m worden gerealiseerd. [appellanten] lijden ten gevolge van de in het Inpassingsplan toegestane geluidsschermen geen planologisch nadeel, omdat het Inpassingsplan lagere geluidsschermen toestaat dan het bestemmingsplan voorheen toestond. Volgens de adviezen van Gloudemans lijden [appellanten] ten gevolge van het nieuwe Inpassingsplan wel lichte schade door een lichte toename van geluidhinder en vermindering van de luchtkwaliteit. Gloudemans heeft dit planologisch nadeel voor zowel [appellante A] als [appellante B] bepaald op een bedrag van € 7.000,00.

Volgens Gloudemans geldt voor [appellanten] het forfaitair normaal maatschappelijk risico van 2% van de waarde van het onroerend goed voor het ontstaan van de schade als bedoeld in artikel 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Voor [appellante A] bedraagt het normaal maatschappelijk risico € 7.300,00 en voor [appellante B] € 7.500,00. Voor beiden valt het planologisch nadeel van € 7.000,00 dus binnen hun normaal maatschappelijk risico. Planschade die binnen het normaal maatschappelijk risico valt kan niet worden vergoed. Gloudemans heeft daarom geadviseerd de verzoeken om een tegemoetkoming in planschade af te wijzen.

3.       De rechtbank heeft overwogen dat de schade die [appellanten] lijden al door het voorheen geldende bestemmingsplan kon worden veroorzaakt. De plaatsing van de geluidsschermen was immers al mogelijke op grond van het bestemmingsplan. Deze schade is dan ook niet het gevolg van de inwerkingtreding van het Inpassingsplan. De rechtbank heeft geoordeeld dat in de adviezen van Gloudemans terecht is vermeld dat de schade van € 7.000,00 onder het geldende normaal maatschappelijk risico valt en daarom niet voor vergoeding in aanmerking kan komen.

De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat [appellanten] aan de tekst van de officiële folder van de provincie "Schade- en Klachtenloket N23 West-Friesland" geen recht op schadevergoeding kunnen ontlenen.

De rechtbank heeft het betoog van [appellanten] dat de eigenaar van de woning [locatie C] wel een tegemoetkoming in planschade heeft ontvangen, terwijl hun aanvragen zijn afgewezen, opgevat als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische situatie van [appellanten] niet gelijk is aan de juridische situatie van de eigenaar van de woning [locatie C]. De rechtbank heeft daarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen.

Het hoger beroep

4.       Hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd over de totstandkoming van het Inpassingsplan kan in deze procedure die gaat over besluiten naar aanleiding van een verzoek om vergoeding van planschade, niet aan de orde komen. Op grond van het planschaderecht, in het bijzonder artikel 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), kan alleen een tegemoetkoming worden toegekend voor schade ten gevolge van een rechtmatig planologisch besluit. Het Inpassingsplan is op 16 juli 2012 door provinciale staten van Noord-Holland vastgesteld en bij uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:235, onherroepelijk geworden. Aangezien het Inpassingsplan onherroepelijk is geworden, moet er in deze procedure juridisch van worden uitgegaan dat het op rechtmatige wijze (dat wil zeggen: volgens de geldende regels) tot stand is gekomen. In deze planschadeprocedure moet het Inpassingsplan worden beschouwd als een rechtmatig planologisch besluit.

5.       [appellanten] betogen dat zij vergoeding van planschade hebben gevraagd op basis van de officiële folder "Schade- en Klachtenloket N23 Westfrisiaweg" (hierna: de folder) van de provincie. Zij voeren aan dat in die folder staat dat een planschadevergoeding kan worden uitgekeerd als het uitzicht vanuit de woning is veranderd. Hun uitzicht is voor honderd procent weggenomen door een ondoorzichtig geluidscherm van 6 m hoog.

5.1.    Bovenaan de folder staat ‘Informatie’. De folder had als doel om burgers te informeren over werkzaamheden van de provincie aan de N23 Westfrisiaweg, over de mogelijkheid voor burgers om een aanvraag in te dienen voor een tegemoetkoming in eventuele schade ten gevolge van de veranderingen aan de N23 en waar zo’n aanvraag kan worden ingediend. In de folder is onder het kopje ‘1. Planschade’ vermeld:

"Onder planschade verstaan we schade die het gevolg is van rechtmatige planologische wijzigingen.

Voorbeeld: door het Inpassingsplan Westfrisiaweg wordt u geconfronteerd met meer geluidshinder dan voorheen of verandert het uitzicht vanuit uw woning. Hierdoor kan de waarde van uw woning dalen.

Voorwaarden tegemoetkoming in planschade

De voorwaarden voor een tegemoetkoming in planschade zijn opgenomen in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening. De belangrijkste voorwaarden kunt u lezen op onze website www.n23frisiaweg.nl"

In de folder is vermeld dat planschade schade is ten gevolge van een planologische verandering. Het geluidsscherm van 6 m hoog is gebouwd op basis van het Inpassingsplan. Gloudemans heeft terecht onderzocht of dit een planologische verandering in het nadeel van verzoekers is ten opzichte van de daarvoor geldende planologische regels. In het advies van Gloudemans is terecht vermeld dat dit niet het geval is, omdat onder het voorheen geldende bestemmingsplan op ongeveer dezelfde locatie een geluidsscherm van 12 m hoog mocht worden gebouwd. [appellanten] konden hiervan vergelijkbare schade lijden. In de folder is ook niet vermeld dat iemand die door veranderingen aan de N23 wordt geconfronteerd met verslechtering van uitzicht, recht heeft op een tegemoetkoming in planschade. In de folder is een verandering van uitzicht vermeld als voorbeeld van een mogelijke schadeoorzaak. In de folder is verder vermeld dat er voorwaarden zijn om voor een tegemoetkoming in planschade in aanmerking te kunnen komen en waar meer informatie over die voorwaarden kan worden gevonden. De voorwaarde die verzoekers hier dwars zit, is de voorwaarde dat het moet gaat om een verandering in de planologische regels die planologisch nadeel oplevert.

Gezien het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de folder geen toezegging over de toekenning van een tegemoetkoming in planschade bevat. [appellanten] konden aan de folder dan ook niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat zij in aanmerking zouden komen voor een tegemoetkoming in planschade omdat het uitzicht vanuit hun woning is verslechterd.

Het betoog faalt.

6.       [appellanten] betogen dat de rechtbank hun betoog dat aan de eigenaar van de woning [locatie C] een tegemoetkoming in planschade is toegekend terwijl hun aanvragen zijn afgewezen, ten onrechte heeft opgevat als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij hebben bij de rechtbank juist uiteengezet dat de situatie van die eigenaar wezenlijk van hun situatie verschilt. Volgens [appellanten] lijdt die eigenaar feitelijk geen schade ten gevolge van het Inpassingsplan, terwijl zij daarvan juist wel schade lijden. Zij vinden het daarom onterecht dat hun verzoek om een tegemoetkoming in planschade is afgewezen, terwijl aan de eigenaar van de woning [locatie C] een tegemoetkoming in planschade is toegekend.

6.1.    Daargelaten of de rechtbank dit betoog al dan niet terecht als een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft opgevat, het betoog kan [appellanten] niet baten. Ter zitting heeft het college erkend dat [appellanten] door de bouw van het geluidsscherm feitelijk schade lijden. Op grond van het planschaderecht kan echter geen tegemoetkoming voor feitelijke schade worden toegekend. Dat is voor verzoekers onbevredigend, maar een door de bestuursrechter te respecteren keuze die de wetgever heeft gemaakt en die ook in veel andere gevallen er toe leidt dat geen planschade kan worden toegekend, ook al wordt er feitelijk wel schade geleden. Op grond van het planschaderecht kan, zoals hiervoor al aan de orde kwam, alleen een tegemoetkoming voor planschade worden toegekend, indien de schade een gevolg is van een nieuw planologisch regime dat nadeliger is dan het vorige planologische regime. Dat is in deze zaak niet het geval voor het geluidsscherm. Het nieuwe Inpassingsplan staat bij de woningen van [appellanten] immers een geluidsscherm van 6 m hoog toe, terwijl het vorige bestemmingsplan een geluidsscherm van 12 m hoog toestond. [appellanten] hadden de feitelijke schade die zij onder het regime van het Inpassingsplan lijden dus ook kunnen lijden onder het regime van het bestemmingsplan.

[appellanten] hebben aangevoerd dat bij de buurman op [locatie C] feitelijk niets is veranderd, terwijl hij wel een tegemoetkoming in planschade heeft gekregen. In het planschaderecht gaat het echter niet om feitelijke veranderingen, maar om een verandering van het planologische regime dat op of in de buurt van een perceel geldt. Indien het Inpassingsplan voor de buurman op [locatie C] planologisch nadeliger is dan het bestemmingsplan, dan heeft er voor de buurman een nadelige planologische verandering plaatsgevonden. De buurman kan hierdoor planschade lijden. Op grond van het planschaderecht kan aan de buurman een tegemoetkoming in planschade worden toegekend, hetgeen ook is gebeurd.

Slotsom

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling zal de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigen.

8.       Het college hoeft geen vergoeding voor proceskosten te betalen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Oranje

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021