Raad van State, 09-09-2010, BN6990, 201007809/2/H1
Raad van State, 09-09-2010, BN6990, 201007809/2/H1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 9 september 2010
- Datum publicatie
- 15 september 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2010:BN6990
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZUT:2010:BN1007
- Zaaknummer
- 201007809/2/H1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het college een projectbesluit genomen voor het bouwrijp maken van het plangebied en het bouwen van 61 woningen aan de Biezenakker te Ulft (bouwplan Bomenbuurt), inclusief de aanleg van de (ontsluitings)wegen en de openbare ruimte, voorts besloten dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld en aan [vergunninghoudster] bouwvergunning voor het project verleend.
Uitspraak
201007809/2/H1.
Datum uitspraak: 9 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend onderscheidenlijk gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 14 juli 2010 in zaken nrs. 10/231, 10/233 en 10/238 in het geding tussen:
1. [verzoeker A en B]
2. [verzoekster C]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het college een projectbesluit genomen voor het bouwrijp maken van het plangebied en het bouwen van 61 woningen aan de Biezenakker te Ulft (bouwplan Bomenbuurt), inclusief de aanleg van de (ontsluitings)wegen en de openbare ruimte, voorts besloten dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld en aan [vergunninghoudster] bouwvergunning voor het project verleend.
Bij besluit van 10 februari 2010 heeft het college aan de gemeente Oude IJsselstreek ontheffing verleend voor een periode van twee jaar voor het aanleggen van een tijdelijke bouwweg aan de Biezenakker-Oude IJsselweg/ Hoofdstraat te Ulft.
Bij besluit van 11 mei 2010 heeft het college het besluit van 2 februari 2010 bekrachtigd onder aanvulling van de ruimtelijke onderbouwing ervan.
Bij uitspraak van 14 juli 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de door [verzoekers] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. Bij deze brief hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2010, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door S. Tichelaar en M. Gebbinck, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting het college, vertegenwoordigd door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Arnhem, mr. B.J.M. van Meer, advocaat te Arnhem, J.W. Haverdil, B.L.J. Konings, G.T. ten Brinke en bijgestaan door H. Veerman en S. Milenkovic, en [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [directeur], gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het project, genaamd Bomenbuurt, maakt deel uit van het masterplan Vogelbuurt-Biezenakker, waarmee de herstructurering van de wijk Vogelbuurt in Ulft en de ontwikkeling van de wijk Biezenakker worden beoogd. Het deelplan Bomenbuurt voorziet in een klimaatneutrale wijk. Het bouwplan bestaat uit 39 huurwoningen en 22 koopwoningen te bouwen door [vergunninghoudster]. De huurwoningen worden gebouwd in opdracht van woningcorporatie Wonion.
2.3. Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
Ingevolge het tweede lid bevat het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing van het project.
Ingevolge het vierde lid kan de gemeenteraad de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, delegeren aan burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 8.4, tweede lid, voor zover thans van belang, wordt, indien gedurende de beroepstermijn met betrekking tot een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de werking van het besluit opgeschort totdat op het verzoek is beslist.
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder f, wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder projectbesluit verstaan: besluit, inhoudende dat ten behoeve van de verwezenlijking van een project, dat een of meer bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of het daarbij behorende gebruik kan omvatten en dat afwijkt van het geldende bestemmingsplan, dit bestemmingsplan buiten toepassing blijft.
2.4. Ingevolge artikel 5.1.3, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) bevat een projectbesluit een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin zijn neergelegd:
a. een verantwoording van de in het projectbesluit gemaakte keuze van bestemmingen;
b. een beschrijving van de wijze waarop in het projectbesluit rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
c. de uitkomsten van het in artikel 5.1.1 bedoelde overleg;
d. de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
e. een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het projectbesluit zijn betrokken;
f. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het projectbesluit.
2.5. Voor zover partijen nog verdeeld worden gehouden door de vraag of het door [verzoekers] gedane verzoek om voorlopige voorziening schorsende werking heeft ten aanzien van het besluit van 2 februari 2010, zoals gewijzigd bij besluit van 11 mei 2010, stelt de voorzitter, onder verwijzing naar de uitspraak van de voorzitter van 21 januari 2010 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=41468">200910038/2/H1</a> - die niet voor meerdere uitleg vatbaar is - vast dat, gelet op de tekst van artikel 8.4, tweede lid, van de Wro, waarin wordt gesproken over de bevoegde rechter en de beroepstermijn niet is beperkt tot die van beroep in eerste aanleg, de werking van het projectbesluit is opgeschort totdat op het verzoek van [verzoekers] is beslist, nu dit verzoek gedurende de (hoger)beroepstermijn is gedaan.
2.6. [verzoekers] verzoeken om schorsing van de besluiten van 2 februari 2010, zoals gewijzigd bij besluit van 11 mei 2010, en van 10 februari 2010. Als spoedeisend belang dat daartoe noopt voeren zij aan dat binnen enkele weken na de uitspraak van de rechtbank reeds een begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden en dat bij voortzetting daarvan de gevolgen onomkeerbaar zijn.
2.7. [verzoekers] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de ruimtelijke onderbouwing behorende bij het projectbesluit niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Zij voeren hiertoe met name aan dat het bouwplan, dat in het buitengebied is voorzien, om die reden in strijd is met het Streekplan Gelderland 2005 en het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (hierna: KWP3) en dat in de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende wordt uiteengezet waarom het bouwplan op deze locatie passend is, terwijl in het centrum van Ulft voldoende plaatsen zijn die kunnen worden bebouwd.
Voorts heeft de rechtbank volgens hen miskend dat bij een krimpende bevolking en teruglopende economie geen behoefte bestaat aan de woningen, zodat voor leegstand wordt gebouwd.
2.8. In hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de uitspraak van 14 juli 2010 in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans uiteindelijk zal blijken dat geen projectbesluit mocht worden genomen noch bouwvergunning voor het bouwplan en ontheffing voor het aanleggen van de tijdelijke bouwweg mochten worden verleend. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.8.1. De ruimtelijke onderbouwing is vervat in het rapport "Projectbesluit Oude IJsselstreek 2009, Vogelbuurt-Biezenakker, deelplan Bomenbuurt" van november 2009.
2.8.1.1. Bij besluit van 12 september 2006 hebben gedeputeerde staten van Gelderland de streekplanuitwerking 'Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking' vastgesteld als uitwerking van het Streekplan Gelderland 2005. In deze uitwerking is de locatie aangewezen als één van de stedelijke zoekzones in de regio Achterhoek. In de ruimtelijke onderbouwing is dit ook als zodanig vermeld.
Voorts wordt in het KWP3 van januari 2010 het belang van het besparen van energie onderstreept en is vermeld dat het partijen vrijstaat op vrijwillige basis lokaal of regionaal nadere ambities vast te leggen in prestatieafspraken. Als voorbeeld wordt gegeven dat gemeente Oude IJsselstreek met woningcorporatie Wonion dergelijke aanvullende prestatieafspraken hebben opgesteld en dat met de provincie Gelderland in dat kader afspraken zijn gemaakt om een energiezuinige wijk te bouwen, die minimaal 60% energiezuiniger zal worden dan bestaande wijken. Anders dan [verzoekers] betogen is, hoewel geen naam wordt genoemd, niet aannemelijk dat hiermee een ander project wordt bedoeld dat het onderhavige. Dat daarmee dit project is bedoeld wordt bovendien bij brief van 10 juni 2010 van gedeputeerde staten aan het college bevestigd.
Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft de rechtbank het project naar voorlopig oordeel terecht in overeenstemming met het KWP3 en met het Streekplan Gelderland 2005 geacht.
2.8.1.2. In de ruimtelijke onderbouwing bij het projectbesluit is vermeld dat de nieuwe wijk Bomenbuurt is gelegen in het gebied Vogelbuurt-Biezenakker en dat de Vogelbuurt een verouderde wijk uit de jaren '60 is die tegen het centrum van Ulft aan ligt en niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Voorts is vermeld dat de Biezenakker naast de Vogelbuurt is gelegen en een landelijk gebied is dat voor woningbouw in aanmerking komt. De Biezenakker bestaat volgens de ruimtelijke onderbouwing uit twee gebieden, te weten Biezenakker I waar reeds geruime tijd nieuwbouwwoningen zijn ontwikkeld en het nog te ontwikkelen Biezenakker II, dat bestaat uit de voetbalvelden van Ulftse Boys en een aantal boerderijen en weilanden. Het uiteindelijke doel is om met de herstructurering van de Vogelbuurt en de ontwikkeling van de Biezenakker II één nieuwe wijk te maken, aldus de ruimtelijke onderbouwing.
Nu aldus is gemotiveerd dat het bouwplan in aansluiting aan bestaand stedelijk gebied is voorzien, heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel de keuze voor de locatie terecht voldoende onderbouwd geacht.
Voor zover [verzoekers] betogen dat een alternatieve locatie bestaat voor het bouwplan, wordt overwogen dat het college dient te beslissen omtrent een project, zoals dat is aangevraagd. Indien een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
2.8.1.3. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.8.1.1 en 2.8.1.2 is overwogen heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel terecht geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de ruimtelijke onderbouwing niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
2.8.2. Ten aanzien van de door [verzoekers] gevreesde leegstand wordt overwogen dat het college ter zitting onweersproken heeft gesteld dat op iedere advertentie voor een huurwoning in Ulft bij Wonion gemiddeld 53 reacties binnenkomen, terwijl dit er voor het gehele werkgebied van Wonion 35 zijn. Voorts heeft het college in de bij besluit van 11 mei 2010 gewijzigde ruimtelijke onderbouwing vermeld dat is gebleken van voldoende belangstelling voor de koopwoningen, aangezien zich toen reeds 15 kandidaat-kopers hadden gemeld. Het college heeft tevens gewezen op een brief van 8 juni 2010 van Alliance Makelaars aan [vergunninghoudster], waarin de verwachting wordt uitgesproken dat de woningen binnen twee jaar zullen zijn verkocht.
Voor zover [verzoekers] betogen dat met de teruglopende economische situatie in de provincie Gelderland en de regio Achterhoek een groot aantal woningbouwprojecten geen doorgang meer vindt, wordt overwogen dat het college ter zitting heeft medegedeeld dat dit niet betekent dat in het geheel niet meer wordt gebouwd en dat dit project zeker doorgaat.
Gelet op de door het college gegeven motivering heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het project financieel-economisch en maatschappelijk onuitvoerbaar is.
2.9. Ten slotte wordt in de overige door [verzoekers] aangevoerde gronden geen aanleiding gevonden om op voorhand aan te nemen dat de rechtbank ten onrechte de besluiten van 2 februari 2010, zoals gewijzigd bij besluit van 11 mei 2010, en van 10 februari 2010 in stand heeft gelaten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat deze gronden gelijk zijn aan de door hen in beroep aangevoerde gronden, die door de rechtbank zijn verworpen.
2.10. De conclusie is dat aanleiding bestaat het verzoek af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2010
488.