Home

Raad van State, 16-10-2001, AD8688, 200104321/1

Raad van State, 16-10-2001, AD8688, 200104321/1

Gegevens

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

200104321/1.

Datum uitspraak: 16 oktober 2001

Uitspraak op het hoger beroep van:

de Staatssecretaris van Justitie,

appellant,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 22 augustus 2001 in het geding tussen:

de vreemdelingen, zich noemende [verzoeker 1] en [verzoeker 2],

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluiten van 3 augustus 2001 heeft appellant aanvragen van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (hierna: de vreemdelingen) om terug te komen van de weigering hun een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 22 augustus 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvragen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 29 augustus 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 5 september 2001 hebben de vreemdelingen een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Venekamp, ambtenaar ten departemente, en de vreemdelingen in persoon, bijgestaan door

mr. R.E. Temmen, advocaat te Bergen op Zoom, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan. Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan de aanvraag zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking, wanneer niet zulke feiten of omstandigheden worden vermeld.

Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt een aanvraag om een vergunning, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormen.

2.2. Appellant heeft betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat ingevolge artikel 4:6 van de Awb slechts gestelde nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan afwijzing van de aanvragen in de weg konden staan. De door de vreemdelingen bij de herhaalde aanvragen overgelegde documenten kunnen volgens appellant niet als zodanig worden aangemerkt.

2.3. Deze grief treft doel. Het toetsingskader in deze zaak wordt bepaald door voormeld artikel 4:6 van de Awb, mede bezien in verband met het bepaalde in voormeld artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Indien een bestuursorgaan na indiening van een verzoek om terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit tot het oordeel komt dat daartoe geen termen zijn, kan niet door het instellen van beroep tegen dat besluit worden bereikt dat de rechter de zaak beoordeelt, als ware het gericht tegen het eerdere besluit. Het door de vreemdelingen ingestelde beroep kon dan ook slechts leiden tot de beoordeling of zich na het eerdere in rechte onaantastbare besluit waarbij hen toelating is geweigerd, geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die tot heroverweging aanleiding hadden behoren te geven.

2.4. De Staatssecretaris van Justitie kan bij de beoordeling van een herhaalde aanvraag toepassing geven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, indien die aanvraag is gebaseerd op nieuwe documenten, waarmee wordt beoogd de aan de oorspronkelijke aanvraag ten grondslag gelegde stellingen alsnog aannemelijk te maken en die documenten bij de oorspronkelijke aanvraag hadden kunnen en derhalve ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 hadden behoren te worden overgelegd.

2.5. Nu de door de vreemdelingen bij de tweede aanvraag in faxafschrift overgelegde verklaringen van de wijkburgemeester Ghasan Malkou en van de bisschop Ostathios Matti Roham van Al-Jaziera en Al-Furat niet zijn gedateerd, kan niet worden vastgesteld of deze bij de oorspronkelijke aanvragen hadden kunnen en behoren te worden overgelegd. Aangezien het ingevolge artikel 4:6 van de Awb, mede bezien in verband met artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, aan de asielzoeker is om aannemelijk te maken dat dit laatste niet het geval is, heeft appellant niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat deze verklaringen niet dienen te worden aangemerkt als nieuwe feiten en omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Dat geldt evenzeer voor de door de vreemdelingen overgelegde overige documenten.

2.6. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond, zodat de overige door appellant aangevoerde grieven geen bespreking behoeven. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdelingen tegen de besluiten van appellant van 3 augustus 2001 alsnog ongegrond verklaren.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 22 augustus 2001, Awb 01/36598;

III. verklaart het door de vreemdelingen bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en

mr. M. Vlasblom en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Frenkel, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Wagtendonk w.g. Frenkel

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2001

Verzonden: 16 OKTOBER 2001

Voor eensluidend afschrift,

de Secretaris van de Raad van State,

voor deze,