Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-08-2001, AE1739, AWB 01/36598

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-08-2001, AE1739, AWB 01/36598

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
22 augustus 2001
Datum publicatie
22 april 2002
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2001:AE1739
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 01/36598
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 4:6

Inhoudsindicatie

Herhaalde aanvraag / nova.

In de eerste asielprocedure van eisers, Syriërs, oordeelde de rechtbank dat het asielrelaas van eisers niet geloofwaardig was. Dit oordeel was gebaseerd op punten die voor de kern van het asielrelaas van eisers niet direct van wezenlijk belang zijn. Onder die omstandigheden gaat het te ver te oordelen dat het relaas van eisers middels het overleggen van stukken niet alsnog aannemelijk gemaakt zou kunnen worden.

Eisers hebben diverse stukken overgelegd. Zij hebben verklaard dat zij die stukken verspreid over een langere periode per fax hebben ontvangen. Ze hebben opnieuw asiel gevraagd pas nadat zij verschillende stukken hadden verzameld en nadat zij een eerste begin hadden gemaakt om de authenticiteit van de stukken aannemelijk te maken.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder had ten minste moeten onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om de inhoud van de door eisers overgelegde stukken te verifiëren. Dat verweerder slechts kan beschikken over faxen maakt onderzoek naar mogelijk knippen en plakken onmogelijk, maar dat laat onverlet dat de inhoud van de stukken aanknopingspunten voor onderzoek zou kunnen bieden. In hoeverre dergelijk onderzoek mogelijk is, is door verweerder niet onderzocht. Ter zitting is bevestigd dat de stukken terzijde zijn gelegd omdat kopieën niet onderzocht kunnen worden, niet omdat het per definitie onmogelijk werd geacht om een uit Syrië afkomstig stuk te onderzoeken.

Indien uit nader onderzoek zou blijken dat de inhoud van de stukken geen aanknopingspunten kan bieden voor onderzoek, kan verweerder alsnog bezien in hoeverre dit moet betekenen dat aan de stukken geen waarde kan worden gehecht.

De rechtbank is verder van oordeel dat kritiek is te leveren ten aanzien van de wijze waarop de zaak processueel is afgedaan. Verweerder heeft de bestreden beschikking niet op zorgvuldige wijze voorbereid. Beroep gegrond.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE

Zittingsplaats Zwolle

Vreemdelingenkamer

regnr.: Awb 01/36598

uitspraak: 22 augustus 2001

UITSPRAAK

inzake: A,

geboren op [...] 1967,

A, alias A,

geboren op [...] 1979,

mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen,

van Syrische nationaliteit,

IND dossiernummer 9810.17.8028,

eisers,

gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld, advocaat te Bergen op Zoom;

tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

(Immigratie- en Naturalisatiedienst),

te 's-Gravenhage,

verweerder,

vertegenwoordigd door mr. D.S. van Asperen, ambtenaar ten departemente.

1 Procesverloop

1.1 Eisers, die op 17 oktober 1998 voor de eerste maal aanvragen om toelating als vluchteling hebben gedaan, zijn sinds 7 oktober 1999 uitgeprocedeerd als asielzoekers.

Op 31 juli 2001 hebben eisers aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikkingen van 3 augustus 2001 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd.

1.2 Bij beroepschrift van 4 augustus 2001 hebben eisers beroep ingesteld tegen deze beschikkingen. Het beroep is ter zitting van 17 augustus 2001 behandeld. Eisers zijn daarbij verschenen, bijgestaan door mr. R.E. Temmen, advocaat te Bergen op Zoom en kantoorgenoot van de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Van Asperen.

2 Toetsingskader

2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC), dient beoordeeld te worden of de aanvraag in het kader van de AC-procedure zonder schending van zorgvuldigheid had kunnen worden afgedaan.

3 Standpunten

3.1 Eisers hebben ter toelichting van de vervolgaanvraag het volgende verklaard:

Eisers beschikken over nieuwe documenten waarmee zij thans in staat zijn om hun eerdere verklaringen aannemelijk te maken. Eisers beroepen zich op een per fax verzonden schrijven van de bisschop van de Syrisch-Orthodoxe kerk te Al-Hassaka, en op een per fax verzonden schrijven van de burgemeester van de wijk Al-Nasira, te Al-Hassaka. In deze per fax verzonden documenten worden de gebeurtenissen zoals deze door eisers in hun vorige asielprocedure zijn verhaald bevestigd. Ook blijkt uit deze documenten dat eisers worden gezocht door een van de Syrische veiligheidsdiensten. Uit veiligheidsoverwegingen moest volstaan worden met deze per fax verzonden documenten. Voor de betrokkenen in Syrië zou het te riskant zijn om te proberen om de originele documenten naar eisers in Nederland te versturen.

Eisers hebben voorts telefonisch van buren in Syrië vernomen dat eisers broer gearresteerd is door de veiligheidsdienst.

3.2 Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat een van de gronden van artikel 29, eerste lid, Vw 2000 zich voordoet. Aan de documenten die eisers hebben overgelegd kan niet die waarde worden toegekend die eisers hieraan toegekend wensen te zien, aangezien de authenticiteit hiervan niet kan worden vastgesteld. Aan de telefonische mededelingen van eisers buren komt eveneens geen doorslaggevende betekenis toe, aangezien deze niet afkomstig zijn uit objectieve bron.

3.3 Eisers stellen zich op het standpunt dat zij in Syrië te vrezen hebben voor vervolging, omdat de Syrische autoriteiten menen dat eiser betrokken is bij de Revolutionaire Arbeiderspartij (RAP). De overgelegde documenten en hetgeen eisers telefonisch vernomen hebben maken duidelijk dat de door hen gestelde vrees niet zonder grond is. Niet valt in te zien waarom de omstandigheid dat de vanuit Syrië toegezonden stukken per fax zijn verzonden ieder onderzoek naar de authenticiteit van deze stukken onmogelijk maakt.

4 Overwegingen

4.1 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Syrië zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd dient te worden verleend. Het zal daarom aannemelijk moeten zijn dat met betrekking tot eisers persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.

Op grond van artikel 1(A) van het Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.

4.2 De rechtbank oordeelt als volgt:

In de eerste asielprocedure van eisers kwam de rechtbank in de uitspraak van 7 oktober 1999 (Awb 99/1053) tot het oordeel dat het asielrelaas van eisers niet geloofwaardig was.

Dat oordeel baseerde de rechtbank op punten die voor de kern van het asielrelaas van eisers niet direct van wezenlijk belang zijn. Van de in de uitspraak genoemde punten waarop dit oordeel is gebaseerd kan er ook maar één, het al dan niet contact hebben gehad met de (schoon)familie, in het dossier worden terug gevonden.

Onder die omstandigheden gaat het te ver om te oordelen dat het relaas van eisers middels het overleggen van stukken niet alsnog aannemelijk gemaakt zou kunnen worden. Verweerder heeft eisers dan ook terecht niet tegengeworpen dat het eerdere oordeel iedere nadere onderbouwing bij voorbaat kansloos zou maken.

Eisers hebben diverse stukken overgelegd. Zij hebben verklaard dat zij die stukken verspreid over een langere periode per fax hebben ontvangen. Pas nadat zij verschillende stukken hadden verzameld en nadat zij een eerste begin hadden gemaakt om de authenticiteit van de stukken aannemelijk te maken hebben zij opnieuw asiel gevraagd. Voorzover in de beschikking wordt vermeld dat eisers niet direct nadat zij het eerste stuk hadden ontvangen opnieuw asiel hadden gevraagd omdat het stuk een kopie betrof en dit niet zou overtuigen omdat zij nu nog steeds alleen kopiën overleggen, is die weergave van hetgeen eisers hebben aangevoerd wel erg selectief.

Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder tenminste moeten onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om de inhoud van de door eisers overgelegde stukken te verifiëren. Dat verweerder slechts kan beschikken over faxen maakt onderzoek naar mogelijk knippen en plakken onmogelijk, maar dat laat onverlet dat de inhoud van de stukken aanknopingpunten voor onderzoek zou kunnen bieden. In hoeverre dergelijk onderzoek mogelijk is, is door verweerder niet onderzocht. Ter zitting is immers bevestigd dat de stukken terzijde zijn gelegd omdat kopiën niet onderzocht kunnen worden, niet omdat het per definitie onmogelijk werd geacht om een uit Syrië afkomstig stuk te onderzoeken.

Indien uit nader onderzoek zou blijken dat de inhoud van de stukken geen aanknopingpunten kan bieden voor onderzoek, dan kan verweerder alsnog bezien in hoeverre dit moet betekenen dat aan de stukken geen waarde kan worden gehecht.

Ook verder is kritiek te leveren op de wijze waarop de zaak procedureel is afgehandeld. Zo wordt in de beschikkingen vermeld dat het stuk van de bisschop al tijdens de eerste procedure in het bezit van eisers was en dat zij dit stuk derhalve in die procedure hadden kunnen inbrengen, terwijl in het voornemen het verwijt wordt gemaakt dat zij naar aanleiding van dit stuk niet eerder een tweede aanvraag hebben ingediend. Uit het dossier van eisers blijkt evenwel niet dat eisers reeds tijdens de eerste procedure over de verklaring van de bisschop beschikten en zulks is tevens in tegenspraak met de verklaringen die eisers hierover hebben afgelegd. Dat eisers na ontvangst van de verklaring van de bisschop enige tijd gewacht hebben, met het oog op het verkrijgen van meer stukken om hiermee een eventuele aanvraag beter te kunnen documenteren, is naar het oordeel van de rechtbank geenszins onbegrijpelijk.

De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat verweerder de bestreden beschikking niet op zorgvuldige wijze heeft voorbereid en dat deze dient te worden vernietigd.

4.3 Het beroep is derhalve gegrond.

4.4 Gelet op het hiervoor overwogene bestaat aanleiding om verweerder, als de in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de kosten die eisers redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van hun beroep. Deze kosten worden begroot op ƒ 1420,-, als kosten van verleende rechtsbijstand.

5 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat verweerder, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op de aanvraag dient te beslissen;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op ƒ 1420,-, te betalen aan eisers.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.L. Veen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. van der Weij als griffier op 22 augustus 2001.

_________________________________________________________________________

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Afschrift verzonden: 22 augustus 2001