Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-07-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3494, BRE 18_3607 en 18_4839

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-07-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3494, BRE 18_3607 en 18_4839

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 juli 2019
Datum publicatie
8 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:3494
Formele relaties
Zaaknummer
BRE 18_3607 en 18_4839

Inhoudsindicatie

Uitspraak over huisvesting op een kazerne in het geval van burgerpersoneel. Eisers werken bij het ministerie van Defensie en behoren tot het burgerpersoneel. Ook is op hen artikel 8a van het BARD van toepassing. In de nota ‘Richtlijnen huisvesting door Defensie’ wordt uitgelegd wat de regelgeving over huisvesting is en hoe deze moet worden toegepast. Volgens de nota is op ‘mobiele burgers’ de militaire regelgeving van toepassing. In de nota staat duidelijk vermeld dat met het begrip ‘mobiele burger’ wordt bedoeld de burgerambtenaar zoals bedoeld in artikel 8a van het BARD. Eisers vallen onder artikel 8a van het BARD, zijn daarom ‘mobiele burgers’ zoals bedoeld in de nota en komen daarom in aanmerking voor huisvesting op de kazerne als wordt voldaan aan de in de RHVM genoemde voorwaarden.

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 18/3607 AW en BRE 18/4839 AW

[naam eiser2] , te [plaatsnaam] ,

eisers,

gemachtigde: mr. P. Bots,

en

de Directeur Wapensystemen & Bedrijven van het ministerie van Defensie,

(de directeuren),

verweerders.

Procesverloop

In de besluiten van 31 oktober 2017 heeft een medewerker van personeelszaken de verzoeken van eisers om gelegerd te worden op de Kromhoutkazerne in Utrecht afgewezen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.

In het besluit van 20 april 2018 (bestreden besluit 1) heeft de Directeur Verwerving het bezwaar van eiseres [naam eiser1] ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 18/3607 AW.

In het besluit van 18 juni 2018 (bestreden besluit 2) heeft de Directeur Wapensystemen & Bedrijven het bezwaar van eiser [naam eiser2] ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 18/4839 AW.

De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank op 10 mei 2019. Hierbij waren aanwezig eisers, hun gemachtigde, en mr. R.J. Sterk namens de directeuren.

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Eisers werken bij het ministerie van Defensie en behoren tot het burgerpersoneel. Zij werken bij de [naam werkgever] ).

Aanvraag

2. In 2017 werkten eisers op de Frederikkazerne in Den Haag. Zij waren ook gelegerd op deze kazerne. Omdat [naam werkgever] op 20 november 2017 zou verhuizen naar de Kromhoutkazerne in Utrecht, hebben eisers gevraagd of zij vanaf die datum gelegerd kunnen worden op de Kromhoutkazerne.

Formele punten

3. Het gaat in deze zaken om de vraag of eisers als burgerambtenaar gelegerd kunnen worden op de kazerne. De directeuren vinden van niet en eisers zijn het daar niet mee eens. Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van dit geschil, moet zij een aantal punten eerst zelfstandig beoordelen.

4. Een van de punten die de rechtbank moet beoordelen is of eisers nog belang hebben bij een uitspraak. Tijdens de zitting is namelijk gezegd dat eisers op dit moment niet op de kazerne in Utrecht werken. Eiseres werkt namelijk in Woensdrecht en eiser in Eindhoven. Hierdoor komt de vraag op of eisers nog wel belang hebben bij een uitspraak die gaat over het wel of niet gelegerd worden op een kazerne in Utrecht.

De rechtbank vindt dat eisers nog wel belang hebben bij een inhoudelijke uitspraak. Eisers hebben aangegeven dat zij slechts tijdelijk geplaatst zijn in Woensdrecht en Eindhoven. De gemachtigde van de directeuren heeft dit tijdens de zitting niet bestreden. Niet kan worden uitgesloten dat eisers op korte termijn (weer) gaan werken op de kazerne in Utrecht. De rechtbank vindt dat eisers daarom belang hebben bij een inhoudelijke uitspraak.

5. Een ander punt wat de rechtbank zelfstandig moet beoordelen, is de vraag of de besluiten die zijn genomen, door de bevoegde persoon zijn genomen.

Uit de dossiers van eisers blijkt dat hun aanvraag in eerste instantie is ingewilligd. Er ligt dus een besluit waarin staat dat zij gelegerd worden op de kazerne in Utrecht. Het is voor de rechtbank niet duidelijk of dit besluit is genomen door een bevoegd persoon. De gemachtigde van de directeuren heeft tijdens de zitting gezegd dat die bevoegdheid er niet (meer) was, maar de rechtbank beschikt op dit moment niet over schriftelijke stukken waaruit dit blijkt. Ook is niet duidelijk of die inwilligende besluiten zijn ingetrokken. Omdat de rechtbank hierover geen duidelijkheid heeft, weet de rechtbank op dit moment ook niet of dit gevolgen heeft voor de status van de afwijzende besluiten van 31 oktober 2017.

Deze onduidelijkheid zou normaal gesproken aanleiding geven tot het stellen van nadere vragen. De rechtbank heeft echter ook al nagedacht over de verdere uitkomst van deze zaken. Die uitkomst staat voor de rechtbank al vast. De rechtbank ziet daarom in dit geval geen aanleiding om nadere vragen te stellen, omdat dit de procedure alleen maar onnodig zal vertragen.

Wat is de regelgeving rond huisvesting voor burgerambtenaren?

6. Partijen zijn het erover eens dat artikel 8a van het Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie (BARD) op eisers van toepassing is1.

7. In de nota ‘Richtlijnen huisvesting door Defensie’ van 21 oktober 2010 (nota) wordt uitgelegd wat de regelgeving over huisvesting is en hoe deze moet worden toegepast. Onderdeel van deze nota is bijlage B, ‘Huisvesting en voeding van Defensie voor burgerambtenaren’. Bijlage B bestaat uit een tabel, waarin 6 situaties worden beschreven.

Onder punt 6 staat: “De burgerambtenaar die in het kader van zijn loopbaan regelmatig wordt overgeplaatst Dit betreft de zogeheten mobiele burger zoals bedoeld in artikel 8a van het BARD. Voor deze burgers is de militaire regelgeving van toepassing.”

De Regeling huisvesting en voeding militairen (RHVM) is zo’n militaire regeling die van toepassing is op de mobiele burger. Er is een oude versie van de RHVM die geldig was op het moment van de aanvragen en een nieuwe versie die geldig was op het moment van het nemen van de bestreden besluiten. Als eisers mobiel burger zijn, dan zouden zij op basis van artikel 4 van de RHVM (oude en nieuwe versie) in aanmerking komen voor huisvesting op de kazerne in Utrecht. Dit is alleen anders als zij niet voldoen aan de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 4 van de RHVM.

Waarover verschillen partijen van mening?

8. Partijen verschillen van mening over de vraag of eisers mobiel burger zijn, zoals bedoeld in punt 6, bijlage B, van de nota.

Wat vindt de rechtbank?

9. De rechtbank vindt dat punt 6, bijlage B, van de nota op eisers van toepassing is. Hierin staat duidelijk vermeld dat met het begrip ‘mobiele burger’ wordt bedoeld de burgerambtenaar zoals bedoeld in artikel 8a van het BARD. Eisers vallen onder artikel 8a van het BARD, zijn daarom ‘mobiele burgers’ zoals bedoeld in de nota en komen daarom in aanmerking voor huisvesting op de kazerne als wordt voldaan aan de in de RHVM genoemde voorwaarden.

10. De directeuren hebben een aantal argumenten naar voren gebracht waarom zij vinden dat eisers geen mobiel burger zijn. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom die argumenten niet kunnen slagen.

Uitleg van Uitvoeringsbedrijf Rechtspositie (UB REPOS) van 30 januari 2015

11. UB REPOS (een adviesorganisatie voor ingewikkelde personeelsaangelegenheden) heeft een uitleg gegeven over wanneer een burgerambtenaar bij Defensie aanspraak kan maken op huisvesting. In de uitleg wordt een link gelegd met het Verplaatsingskostenbesluit defensie (VKBD).

12. Het VKBD gaat enkel over het toekennen van een tegemoetkoming in verhuiskosten, transportkosten, reis- en verblijfkosten, etc. In het VKBD staat dat de burgerambtenaar zoals bedoeld in artikel 8a van het BARD dezelfde aanspraken heeft als een militair, als er sprake is van (1) een functiewisseling, (2) in het kader van de mobiliteitsbevordering, en (3) verandering van standplaats (artikel 1, derde lid, van het VKBD).

In het VKBD wordt dus de aanvullende voorwaarde gesteld dat het moet gaan om een functiewisseling in het kader van de mobiliteitsbevordering. Die aanvullende voorwaarde geldt alleen voor het VKBD zelf. Dit blijkt immers uit de tekst van artikel 1, derde lid, van het VKBD (‘de ambtenaar […] ontleent aan dit besluit de aanspraken die gelden voor de militair’). Die aanvullende voorwaarde wordt niet genoemd in de nota ‘Richtlijnen huisvesting door Defensie’. Er is ook geen grondslag om de aanvullende voorwaarde uit het VKBD van toepassing te achten op de nota.

Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2015

13. De directeuren hebben in de bestreden besluiten aangevoerd dat de uitleg van UB REPOS wordt bevestigd in de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:11526).

14. De uitspraak van de rechtbank Den Haag gaat over de vraag of een burgerambtenaar terecht niet langer is vrijgesteld van de inhouding van huisvestingskosten en of zij terecht geen voedingskosten meer mag declareren. Deze uitspraak gaat dus niet over huisvesting zoals bedoeld in artikel 4 van de RHVM en kan daarom niet dienen als onderbouwing van de door UB REPOS gegeven uitleg.

Conclusie

15. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Zoals gezegd, is tijdens de zitting gebleken dat eisers op dit moment niet (meer) werkzaam zijn in Utrecht en de aanvraag ziet juist op huisvesting op de kazerne in Utrecht. Het gaat dus om een aanvraag om huisvesting in het verleden. De directeuren zullen daarover zelf een nieuw standpunt moeten innemen. De directeuren zullen daarom nieuwe besluiten moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.

Griffierecht en proceskosten

16. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moeten de directeuren aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.

17. De rechtbank veroordeelt de directeuren in de door eisers gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De directeuren worden veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank voor eisers samen vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om samenhangende zaken.

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gegrond;

-

vernietigt de bestreden besluiten;

-

draagt de directeuren op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

-

draagt de directeur Verwerving op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiseres te vergoeden;

-

draagt de directeur Wapensystemen & Bedrijven op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;

-

veroordeelt de directeur Verwerving in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,-;

-

veroordeelt de directeur Wapensystemen & Bedrijven in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 512,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzitter, en mr. P.H.J.G. Römers en mr. V.M. Schotanus, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage