Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3292, C-02-278378 - HA ZA 14-188

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3292, C-02-278378 - HA ZA 14-188

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
6 mei 2015
Datum publicatie
28 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:3292
Formele relaties
Zaaknummer
C-02-278378 - HA ZA 14-188

Inhoudsindicatie

Vraag of gemeente zich ten opzichte van projectontwikkelaars voldoende heeft ingespannen voor de realiseren van een leisurecenter inclusief detailhandel. Rechtbank oordeelt dat gemeente haar verplichtingen is nagekomen. De rechtbank komt tot dat oordeel nadat zij het handelen van de gemeente heeft opgesomd en beoordeeld. Geen onrechtmatige daad, geen opgewekte verwachtingen. Vorderingen afgewezen.

Uitspraak

vonnis

Handelsrecht

Middelburg

zaaknummer / rolnummer: C/02/278378 / HA ZA 14-188

Vonnis van 6 mei 2015

in de zaak van

1 naamloze vennootschap HRC N.V.,

gevestigd te Terneuzen,

2. rechtspersoon naar Belgisch recht HEALTH INVEST N.V.,

gevestigd te Antwerpen - België,

3. [eiser sub 3],

wonende te [woonplaats] ,

eisers,

advocaat mr. J.M. de Jonge te Goes

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE TERNEUZEN,

zetelend te Terneuzen,

gedaagde,

advocaat mr. A.J.K. Fluit te Breda.

Partijen zullen hierna HRC c.s. en de gemeente genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 7 mei 2014

-

het proces-verbaal van comparitie van 10 juni 2014 met aangehechte pleitnotities van partijen en de ter gelegenheid van die comparitie in het geding gebrachte producties 19 tot en met 46 van HRC c.s. en 31 tot en met 38 van de gemeente

-

de antwoordakte overlegging producties van de gemeente van 9 juli 2014

-

de antwoordakte van HRC c.s. van 6 augustus 2014

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Bij brief van 3 december 2004 heeft European Leisure Development N.V. (verder: ELD) het college van B&W van de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan de realisatie inclusief de daar voor benodigde vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO van een Leisurecenter in de Koegorspolder te Terneuzen dat blijkens een brief van ELD van 16 december 2004 naast een skihal onder meer 10.408 m2 voor een tuincentrum en 1.937 m2 voor een winkel van Intersport omvatte.

2.2.

Op 23 december 2004 antwoordt het college onder meer:

“(..)Wij zijn evenwel in principe bereid ons in te spannen voor het opstarten van een procedure ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zulks onverminderd onze publiekrechtelijke verantwoordelijkheid terzake. (..)Wij kunnen u derhalve geen garantie geven voor het succesvol voeren van genoemde procedure. Wij aanvaarden derhalve geen procesrisico’s en de gemeente acht zich op geen enkele wijze aansprakelijk voor (..) het niet slagen dan wel uiteindelijk niet verlenen van een vrijstelling (..) Wij staan niet toe dat de functie detailhandel zodanig wordt uitgebouwd dat er sprake gaat zijn van ongewenste concurrentie met andere winkels in Terneuzen. (..)”

2.3.

ELD schrijft op 12 januari 2005 aan het college dat zij geheel instemt met de brief van 23 december 2004.

2.4.

Op 15 juli 2005 dient ELD een aanvraag voor een bouwvergunning in voor een vrijetijdscentrum (leisurecenter) met onder meer de skihal, het tuincentrum en de sportzaak voornoemd. Gedeputeerde Staten verlenen op 21 februari 2006 de in verband met de vrijstelling voornoemd benodigde verklaring van geen bezwaar waarop het college op 21 maart 2006 de gevraagde bouwvergunning inclusief vrijstelling verleent.

2.5.

Op 26 april 2006 deelt ELD de gemeente mee dat vestiging van het tuincentrum en de sportzaak financieel niet haalbaar zijn en dat men de betreffende ruimte graag ingevuld zou zien door een supermarkt en mogelijk een Kwantum. De gemeente stelt zich op het standpunt dat een nieuwe vrijstellingsprocedure nodig zal zijn.

2.6.

De gemeente heeft bij monde van wethouder [naam wethouder] in een gesprek met onder andere gedeputeerde [naam gedeputeerde] van de provincie meegedeeld dat de gemeente de mogelijkheid van vestiging van een Colruyt supermarkt wil onderzoeken.

2.6.

Op 28 september 2006 heeft HRC (toen genaamd Hersenco) ter realisatie van de plannen tot de bouw van het leisurecenter in de Koegorspolder ruim zes ha grond aangekocht en op 13 oktober 2006 nog een aansluitend perceel van twee hectaren. HRC heeft het op de aangekochte percelen te stichten gebouw gesplitst in twee appartementsrechten, te weten enerzijds een skihal met horeca en anderzijds winkelruimten. Het laatste appartementsrecht heeft zij op 18 januari 2007 verkocht en geleverd aan ING Dutch Retail Fund Management B.V. (hierna verder, ook voor zo ver het dochter- of zustervennootschappen betreft, aangeduid als ING)

2.6.

Op 5 oktober 2006 deelt ELD mee dat een vestiging van een (Colruyt) supermarkt cruciaal is voor de realisering van het leisurecenter en dringt zij aan op bestuurlijk doortastend optreden.

2.7.

Bij brief van 1 december 2006 aan ELD schrijft het college:

“(..) Tevens delen wij u mede dat wij positief staan ten opzichte van de thans voorgestane, ten opzichte van de verleende bouwvergunning deels gewijzigde, invulling van het leisurecenter en dat wij waar nodig medewerking zullen verlenen aan het doorlopen van publiekrechtelijke procedures. Het vorenstaande laat onverlet ede publiekrechtelijke verplichtingen van de gemeente Terneuzen en rechten van derden. “

2.8.

HRC heeft met ELD op 23 november 2006 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van de skipiste c.a. ING heeft op 19 januari 2007 een aannemings-overeenkomst gesloten met ELD. Deze overeenkomst houdt onder meer in dat ELD de winkelruimten in juni/juli 2007 in volledig verhuurde staat zal opleveren en ING een huurgarantie heeft gegeven voor het geval de ruimten niet (volledig) zijn verhuurd.

2.9.

ELD verzoekt het college bij brieven van 11 en 16 mei 2007 medewerking te verlenen aan een nieuwe vrijstellingsprocedure ter toekenning van detailhandelsfuncties, waaronder de detailverkoop van levensmiddelen.

2.10.

Het college heeft op 28 juni 2007 besloten de verzochte vrijstelling te weigeren onder mededeling dat het bereid is een nieuwe aanvraag met dezelfde functies met uitzondering van die betreffende de verkoop van levensmiddelen (“de foodcomponent”) in behandeling te nemen. ELD heeft haar bezwaarschrift tegen dit besluit ingetrokken.

2.11.

ELD is in afwijking van de op 21 maart 2006 verleende bouwvergunning gaan bouwen en heeft onder intrekking van een eerder verzoek op 1 oktober 2007 een nieuwe bouwvergunning aangevraagd waarbij door vrijstelling grootschalige detailhandel/PDV en “detailhandel algemeen” mogelijk zou moeten worden gemaakt.

2.12.

Het college schrijft bij brief van 16 oktober 2007 aan ELD dat het zich opnieuw zal inspannen voor het opstarten van de procedure ex artikel 19.1 WRO teneinde het nieuwe concept mogelijk te maken, zulks onverminderd zijn publiekrechtelijke verantwoordelijkheid. Het wijst ELD er op dat het niet kan garanderen dat de verklaring van geen bezwaar door de provincie zal worden afgegeven en de vrijstelling zal worden verleend en wijst aansprakelijkheid af indien geen vrijstelling wordt verleend. Bij brief van 6 november 2007 bericht het college ELD dat het positief staat ten opzichte van de deels gewijzigde invulling van het leisurecenter en waar nodig medewerking zal verlenen aan het doorlopen van publiekrechtelijke procedures, dat het gezien de inmiddels lopende nieuwe aanvraag niet handhavend zal optreden met betrekking tot de reeds aangevangen bouw, maar dat een en ander onverlet laat de publiekrechtelijke verplichtingen van de gemeente en rechten van derden.

2.13.

Bij uitvoerig gemotiveerde brief van 13 januari 2009 aan het college schrijft GS van de provincie Zeeland dat de provincie voornemens is de gevraagde verklaring van geen bezwaar te weigeren omdat medewerking in strijd zou zijn met het provinciale Omgevingsplan en met de eisen van goede ruimtelijke ordening.

2.14.

Het college heeft, eveneens uitvoerig gemotiveerd, GS verzocht haar voornemen om te weigeren te heroverwegen. Bij besluit van 17 maart 2009 hebben GS de gevraagde verklaring van geen bezwaar geweigerd. Het door ELD tegen het besluit ingediende bezwaarschrift is door GS niet-ontvankelijk verklaard omdat door haar geen gronden zijn aangevoerd. Het door werkmaatschappijen van ING (belanghebbenden bij de voorgenomen exploitatie van de bij het leisurecenter te vestigen winkels) ingediende bezwaarschrift is door GS ongegrond verklaard. De tegen die beslissing ingestelde beroepen bij de rechtbank en vervolgens bij de Raad van State zijn ongegrond verklaard bij uitspraken van 21 oktober 2010 respectievelijk 21 december 2011. Uit de uitspraken blijkt dat de gevraagde verklaring van geen bezwaar terecht is geweigerd als strijdig met het Omgevingsplan omdat de bij het leisurecenter gewenste detailhandel daarmee geen directe relatie heeft en die beoogde detailhandel in beginsel op een bestaand gebied aan de Kennedylaan-West in Terneuzen gevestigd zou kunnen worden.

2.15.

Bij besluit van 11 november 2010 heeft de raad van de gemeente Terneuzen het bestemmingsplan “Leisurecenter” vastgesteld, waarin was vastgelegd dat op 20% van het bebouwde oppervlak leisuregerelateerde detailhandel zou worden toegestaan. De Raad van State heeft het door ING tegen het plan ingestelde beroep ongegrond verklaard.

2.16.

ELD is bij vonnis van 16 december 2010 failliet verklaard.

2.17.

ING heeft Health Invest en [eiser sub 3] aansprakelijk gesteld voor de gederfde huur nu de huur niet is ingegaan; de huurderving begroot zij per 1 december 2013 op € 6.858.241,28, maandelijks te vermeerderen met € 103.836,58.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing