Home

Rechtbank Rotterdam, 06-04-2011, BQ0989, 337099 / HA ZA 09-2322

Rechtbank Rotterdam, 06-04-2011, BQ0989, 337099 / HA ZA 09-2322

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
6 april 2011
Datum publicatie
13 april 2011
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2011:BQ0989
Zaaknummer
337099 / HA ZA 09-2322

Inhoudsindicatie

Eiseres heeft ethanol verkocht aan een Zwitserse koper, waarbij partijen 'cash against documents' zijn overeengekomen. De ethanol is over zee vervoerd van Nicaragua naar Rotterdam. Gedaagde is de Rotterdamse havenagent van de zeevervoerder.

De zeevervoerder heeft de ethanol in Rotterdam afgeleverd, zonder dat aan haar de cognossementen zijn gepresenteerd. Eiseres heeft geen betaling van de koopprijs ontvangen van haar Zwitserse koper. Eiseres vordert ex artikel 843a Rv onder meer inzage in bescheiden die gedaagde onder zich heeft. Deze vordering wordt afgewezen omdat eiseres onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te achten dat zij een voldoende rechtmatig belang heeft bij afgifte van de bescheiden.

In reconventie vordert gedaagde onder meer afgifte van de cognossementen, die thans in handen zijn van eiseres. Ook deze vordering, die is gebaseerd op artikel 8:481 BW, wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 337099 / HA ZA 09-2322

Uitspraak: 6 april 2011

VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:

de vennootschap naar buitenlands recht NICARAGUA SUGAR ESTATES LIMITED,

gevestigd te Managua, Nicaragua,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. J.M. Penders,

- tegen -

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CHEMBULK MANAGEMENT B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen.

Partijen worden hierna aangeduid als "NSEL" respectievelijk "CM".

1 Het verloop van het geding

1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- dagvaarding d.d. 6 juli 2009 en de door NSEL overgelegde producties;

- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in

reconventie, met producties;

- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 2 december 2009, waarbij een comparitie van partijen is gelast;

- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 30 maart 2010;

- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door NSEL overgelegde facturen;

- conclusie van antwoord in reconventie;

- brief van mr. Penders d.d. 7 april 2010;

- brief van mr. Van Waasbergen d.d. 7 april 2010.

- de stukken van het op 22 juni 2009 ten verzoeke van NSEL onder CM gelegde conservatoir (bewijs)beslag.

1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:

2.1 NSEL is een in Nicaragua gevestigde suiker- en ethanolproducent.

2.2 Op 31 maart 2008 heeft NSEL een koopcontract gesloten met Inter Resources AG, een vennootschap gevestigd te Zwitserland (hierna: “Inter Resources”), waarbij NSEL ethanol op basis van FOB-Corinto aan Inter Resources verkocht. Daarbij zijn NSEL en Inter Resources het beding cash against documents overeengekomen. In februari en maart 2009 heeft NSEL onder genoemde koopovereenkomst een hoeveelheid ethanol verkocht aan Inter Resources.

2.3 De verkochte ethanol is door twee schepen, de “Chembulk Barcelona” en de “Chembulk Kings Point” vervoerd van Corinto (Nicaragua) naar Rotterdam. Chembulk Trading II LLC (hierna: “CT II”) trad op als zeevervoerder. Het vervoer vond plaats onder de volgende cognossementen:

- COR/RDM-01 d.d. 25 februari 2009 (m.v. “Chembulk Kings Point”)

- COR/RDM-02 d.d. 25 februari 2009 (m.v. “Chembulk Kings Point”)

- CBKMCBB0903515 d.d. 12 maart 2009 (m.v. “Chembulk Barcelona”)

- CBKMCBB0903516 d.d. 12 maart 2009 (m.v. “Chembulk Barcelona”).

2.4 CM trad op als Rotterdamse havenagente voor CT II.

2.5 De aflevering van de ethanol door CT II diende plaats te vinden in Rotterdam tegen presentatie van de cognossementen door Inter Resources. Overeenkomstig de tussen NSEL en Inter Resources gesloten koopovereenkomst waren de volledige sets originele cognossementen en facturen door NSEL verzonden aan de bank van Inter Resources met verzoek tot betaling.

2.6 Omstreeks 21 maart 2009 is de “Chembulk Kings Point” aangekomen in loshaven Rotterdam. De “Chembulk Barcelona” kwam aan omstreeks 3 april 2009. Bij aankomst van de beide schepen in Rotterdam werd CM door (de bevrachtingsmakelaar van) Inter Resources geïnformeerd dat de cognossementen nog niet aan CM konden worden gepresenteerd, omdat deze nog vastzaten in het bancaire systeem.

2.7 Op respectievelijk 23 maart 2009 en 4 april 2009 heeft CT II de lading ethanol afgeleverd aan door Inter Resources en NSEL opgegeven derden, zonder dat aan CT II de cognossementen werden gepresenteerd. Zowel Inter Resources als NSEL hebben Letters of Indemnity (hierna: LOI’s) afgegeven aan CT II.

2.8 Inter Resources heeft de ethanol op haar beurt doorverkocht aan BP Oil International Ltd. en Mitsui & Co Deutschland en van deze afnemers de koopprijs ontvangen.

2.9 NSEL is onbetaald gebleven en heeft uit hoofde van de koopovereenkomst een vordering op Inter Resources van (in hoofdsom) zes miljoen euro.

2.10 Op 22 juni 2009 heeft NSEL, na daartoe verkregen verlof d.d. 15 juni 2009 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, conservatoir bewijsbeslag laten leggen bij CM. De deurwaarder heeft, in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Hoffman Bedrijfsrecherche, originele bescheiden gekopieerd en de kopieën in bewaring genomen.

2.11 De volledige sets met originele cognossementen zijn inmiddels weer in bezit van NSEL

3 De vordering in conventie

De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad CM te veroordelen

(i) tot het afgeven aan NSEL van de zich in bewijsbeslag bevindende bescheiden, dan wel door een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijze waardoor NSEL een kopie van de bescheiden en/of inzage daarin verkrijgt onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat NSEL na betekening van het vonnis van de rechtbank daartoe in gebreke blijft;

(ii) in de kosten van beslag, zijnde thans begroot op € 4.688,74, dan wel in goede justitie te bepalen bedrag;

(iii) in de kosten van dit geding.

Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft NSEL aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:

3.1 NSEL wenst opheldering over wat er feitelijk tussen CM en Inter Resources heeft plaatsgevonden omtrent de uitlevering van de ladingen ethanol. Inter Resources heeft, ondanks het feit dat zij niet in staat was de cognossementen te presenteren, aflevering van de lading door CT II bewerkstelligd. NSEL heeft belang bij inzage in de in beslag genomen bescheiden om het feitelijk gebeuren te reconstrueren. Dit mede in het licht van de tussen NSEL en Inter Resources aanhangige arbitrage in Florida, Verenigde Staten van Amerika, althans een aanhangig te maken arbitrage tussen deze partijen.

3.2 NSEL heeft er een rechtmatig belang bij inzage te krijgen en een kopie te verkrijgen van de in beslag genomen LOI’s en de terzake van de afgifte van de goederen gevoerde correspondentie. Deze bescheiden staan in relatie tot de koopovereenkomst en op grond van de vrijgave en aflevering van de ethanol aan een derde lijkt NSEL, hoewel zij cognossementhouder is, het eigendom van de ethanol te hebben verloren. Dit terwijl een eigendomsvoorbehoud in de koopovereenkomst met Inter Resources was overeengekomen.

3.3 De beslagkosten gemaakt door NSEL dienen vergoed te worden door CM. Deze kosten bestaan uit het vast recht ten aanzien van het verzoekschrift tot beslaglegging ad € 102,--, uit de factuur van de deurwaarder ad € 2.086,74 en uit de factuur van Hoffman

Bedrijfrecherche ad € 2.500,--.

4 Het verweer in conventie

Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van NSEL in de kosten van het geding.

CM heeft daartoe het volgende aangevoerd:

4.1 CT II heeft gelost conform losinstructies van Inter Resources, doch met instemming van NSEL. Dit blijkt uit twee LOI’s d.d. 20 maart 2009 respectievelijk twee LOI’s d.d. 26 maart 2009 van NSEL geadresseerd aan CT II, welke CM via Inter Resources van NSEL heeft ontvangen.

4.2 CM kan NSEL volgen in haar stelling dat zij belang heeft bij het reconstrueren van het feitelijk gebeuren voorzover het gaat om het door NSEL kunnen vaststellen dat conform de eensluidende instructies van NSEL en Inter Resources is gelost en afgeleverd. Als producties 4 en 5 zijn daarom in geding gebracht kopieën van het (feitelijk) dossier inclusief de ‘Statement of Facts’ terzake van de lossingen van m.v. “Chembulk Kings Point” en m.v. “Chembulk Barcelona”. Bij verdere inzage in de administratie heeft NSEL geen enkel in rechte te respecteren belang.

4.3 CM heeft geen zicht op het geschil tussen NSEL en Inter Resources. Naar CM aanneemt zal in de arbitrageprocedure in de Verenigde Staten van Amerika Inter Resources moeten stellen en bewijzen dat zij de koopprijs bevrijdend heeft betaald aan NSEL. Immers, tussen die twee partijen kan niet ter discussie staan, dat de partijen ethanol door NSEL aan Inter Resources zijn geleverd. Levering had namelijk plaats op basis van de Incoterm FOB Corinto, Nicaragua. De leveringen hebben daarom plaats gehad door inlading te Corinto in de door Inter Resources daarvoor genomineerde schepen, de “Chembulk Kings Point” en de “Chembulk Barcelona”. Voor de discussie in de arbitrage procedure over de vraag of Inter Resources bevrijdend heeft betaald zijn inzage in de correspondentie en administratie van CM niet relevant. Redelijkerwijs kan aangenomen worden dat een behoorlijke rechtspleging van het geschil tussen NSEL en Inter Resources in de Amerikaanse arbitrage procedure ook zonder verschaffing van inzage in de administratie van CM is gewaarborgd, een en ander als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv.

4.4 Wanneer het de eigenlijke bedoeling van NSEL is om door middel van inzage in de administratie van CM bewijzen te vergaren voor een eventuele actie jegens CT II, dan heeft NSEL de rechtbank onjuist voorgelicht en is er sprake van een ‘fishing expedition’. In dat geval is ook het bewijsbeslag onrechtmatig gelegd.

4.5 Ten aanzien van de gevorderde kosten van het conservatoir bewijsbeslag geldt, dat CM aan NSEL geen vergoeding daarvan is verschuldigd, aangezien artikel 843a lid 1 Rv bepaalt, dat de kosten van de inzage, het afschrift of het uittreksel voor rekening van de partij komen die dit vordert.

5 De vordering in reconventie

De bij comparitie verminderde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad

1) NSEL te veroordelen om binnen 7 dagen na datum van betekening van het vonnis ten kantore van Greenberg Traurig LLP te Amsterdam de vier originele cognossementen af te geven aan eiseres in reconventie, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat NSEL in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;

2) NSEL te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CM te betalen een vergoeding van de door CM ter voldoening aan het verlof tot conservatoir bewijsbeslag gemaakte kosten ad totaal € 643,44, althans een bedrag door de Rechtbank in goede justitie te bepalen;

3) NSEL te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CM te vergoeden de door eiseres in reconventie in het kader van deze procedure gemaakte juridische kosten,

met veroordeling van NSEL in de kosten van de procedure.

Aan deze vordering heeft CM naast hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd, de volgende stellingen ten grondslag gelegd:

ad vordering1

5.1 NSEL heeft in bezit alle drie originele exemplaren van de vier ordercognossementen. De ladingen vervoerd onder de vier cognossementen zijn conform de eensluidende instructies van Inter Resources en NSEL gelost. Daarmee zijn de vier cognossementen in de relatie tussen NSEL als houdster van de cognossementen en CT II als vervoerder onder de cognossementen uitgewerkt. Daarom heeft NSEL geen in rechte te respecteren belang meer bij het niet aan CT II overhandigen van ten minste één exemplaar van elk van de vier cognossementen. Ingevolge artikel 8:481 BW is de houder van een cognossement die zich tot ontvangst van de zaken heeft aangemeld verplicht om het cognossement aan de vervoerder af te geven. Met die afgifteplicht wordt bereikt dat de vervoerder de lading aan de actief gelegitimeerde persoon afgeeft en dat de vervoerder achteraf niet door een derde tot afgifte van de onder het cognossement vervoerde lading kan worden aangesproken.

Inherent aan het door CT II lossen en afleveren van de lading conform de eensluidende afleverinstructies van Inter Resources en NSEL is dat NSEL nu zij (weer) over de cognossementen beschikt deze (alsnog) aan de vervoerder CT II dient af te geven.

5.2 CM is de generaal agente van CT II in Rotterdam en heeft de instructie van CT II om de cognossementen in ontvangst te nemen. CT II heeft CM daartoe last en volmacht gegeven om in eigen naam ten behoeve van CT II van NSEL te vorderen dat NSEL de vier originele ordercognossementen aan CM afgeeft.

ad vordering 2

5.3 Vanwege het door NSEL rauwelijks onder CM gelegde bewijsbeslag heeft CM, om gevolg te geven aan de opdrachten van de beslagleggende deurwaarder kosten moeten maken bestaande uit:

- managementkosten 4 uur à € 150,-- per uur: € 600,--

- kopieerkosten 543 kopieën € 43,44.

Deze kosten zijn het rechtstreekse gevolg van het door NSEL onder CM gelegde bewijsbeslag terzake van een geschil waarbij CM noch haar principaal CT II betrokken is. NSEL dient daarom deze kosten te vergoeden. Subsidiair geldt die verplichting tot vergoeding van deze kosten op grond van onrechtmatige daad, zulks indien de vordering in conventie onder (i) wordt afgewezen.

ad vordering 3

5.4 Indien NSEL niet ontvankelijk wordt verklaard op grond van de omstandigheid dat zij de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd, geldt dat het bewijsbeslag en het aanhangig maken van de 843a Rv procedure jegens CM onrechtmatig is. In dat geval dienen de volledige kosten van juridische bijstand van CM als schade te worden beschouwd en komen deze juridische kosten voor vergoeding in aanmerking.

6 Het verweer in reconventie

Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring danwel afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van CM in de kosten van het geding.

Naast hetgeen NSEL in conventie heeft betoogd, heeft NSEL daartoe het volgende aangevoerd:

ad vordering 1

6.1 De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht om te oordelen over deze vordering. Zo is geen sprake van een verbintenis uit overeenkomst. Ook bestaat tussen de vordering in conventie (inzage in documenten) en de vordering in reconventie (afgifte van cognossementen) onvoldoende samenhang.

6.2 NSEL betwist dat CM krachtens een volmacht gerechtigd is om de vordering ten behoeve van CT II in te stellen. Er is geen bewijs van de volmacht overgelegd.

6.3 Voor zover CM wel gerechtigd is deze vordering in te stellen, moet deze op inhoudelijke gronden worden afgewezen.

ad vordering 2

6.4 NSEL was bevoegd tot het leggen van bewijsbeslag, zodat de vordering tot vergoeding van de door CM gemaakte kosten moet worden afgewezen. Subsidiair betwist NSEL de hoogte van de gevorderde kosten.

ad vordering 3

6.5 Chembulk onderbouwt haar stelling dat sprake is van misbruik van procesmacht niet.

7 De beoordeling

in conventie

7.1 krachtens artikel 24 EEX-Vo is de rechtbank Rotterdam bevoegd kennis te nemen van het geschil tussen partijen.

7.2 NSEL vordert afgifte danwel inzage van de zich onder bewijsbeslag bevindende bescheiden. Uit het proces-verbaal opgemaakt door de deurwaarder blijkt dat deze op de volgende bescheiden conservatoir beslag heeft gelegd:

a) drie dossiers met daarin de gekopieerde correspondentie die samenhangt met de vrijgave van de partijen ethanol op of omstreeks 4 april 2009 en op of omstreeks 23 maart 2009;

b) drie “Letters of Indemnity” respectievelijk 18 maart 2009 met betrekking tot het MV Chembulk Kings Point (COR/RDAM-01 dated 25.02.2009 issued in Corinto, Nicaragua) en tweemaal d.d. 26 maart 2009 met betrekking tot het MV Chembulk Barcelona (CBKMCBB 0903515 en CBKMCBB 0903516 dated 12.03.2009, issued in Corinto, Nicaragua);

c) een harde schijf met daarop kopieën van e-mailberichten afkomstig van de

e-mailserver van CM uit de periode 23 januari 2009 tot en met 18 april 2009 waar de zoektermen in-res, 0903515, 0903516, cor/rdm-01, cbkmcbb, scherer, bofeldt en lineshipping in voorkomen.

Deze bescheiden zijn door de deurwaarder in gerechtelijke bewaring genomen.

7.3 Bij conclusie van antwoord in conventie heeft CM zich niet verzet tegen afgifte van documenten voor zover deze betreffen het reconstrueren van het feitelijk gebeuren ten aanzien van de aflevering conform eensluidende instructies van NSEL en Inter Resources (vide alinea 11 conclusie van antwoord in conventie). In dat kader heeft CM in het geding gebracht afschriften van de feitelijke dossiers ter zake de lossing van de “Chembulk Kings Point” en de “Chembulk Barcelona”, inclusief de zgn. Statements of Facts (producties 4 en 5). Ook heeft CM in geding gebracht afschriften van vier LOI’s (producties 2 en 3), waarbij de rechtbank aanneemt dat drie van deze vier LOI’s de stukken betreffen als vermeld in alinea 7.2, onder b. Bij inzage in overige stukken van de administratie van CM heeft NSEL geen belang, aldus CM.

7.4 Bij beoordeling van de vraag of NSEL ook recht heeft op afgifte van kopieën van de overige in beslag genomen bescheiden overweegt de rechtbank als volgt.

Een vordering gebaseerd op artikel 843a Rv kan worden toegewezen, indien in voldoende mate aannemelijk wordt dat NSEL een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde terbeschikkingstelling en dat het gaat om bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij NSEL partij is. De vordering kan niet worden toegewezen indien er aan de zijde van CM gewichtige redenen zijn om niet aan deze vordering te voldoen of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

7.5 Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een rechtmatig belang dient te worden bezien of in het kader van de feitenvaststelling de gevraagde bescheiden redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de effectuering of de instandhouding van het materiële recht dat de eisende partij geldend maakt respectievelijk geldend wil maken en derhalve voor de einduitkomst van de procedure. Het ligt op de weg van de partij die afgifte wenst om een voldoende concrete en terzake dienende aanspraak op te werpen. Zij zal daartoe feiten moeten aanvoeren op grond waarvan de rechtbank kan oordelen dat afgifte van de stukken nodig is en van belang is in verband met de aard en strekking van de (in te stellen) vordering. Aannemelijk moet zijn, dat de bescheiden van beslissende betekenis (kunnen) zijn voor de einduitkomst van de procedure. De enkele interesse van een partij in bescheiden is in elk geval geen (voldoende) rechtmatig belang.

7.6 NSEL stelt een belang bij afgifte van de in beslag genomen bescheiden te hebben en heeft in dat kader bij dagvaarding slechts aangevoerd dat zij het feitelijk gebeuren wil reconstrueren. Kennelijk doelt NSEL op reconstructie ten behoeve van haar vordering op Inter Resources in de te voeren arbitrageprocedure in de Verenigde Staten van Amerika. Over welke feiten onduidelijkheid bestaat bij NSEL wordt verder niet toegelicht. Dat zij afgifte van de bescheiden nodig heeft en, zo ja, waarom zij die afgifte nodig heeft wordt evenmin onderbouwd door NSEL. Met name ontbreekt een toelichting, waarom afgifte van deze stukken noodzakelijk is voor de te voeren arbitrageprocedure tegen Inter Resources. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft NSEL in dat verband nog aangevoerd, dat zij afgifte van de stukken wil om de grondslag van de vordering in de arbitrage te onderbouwen dan wel uit te breiden. Deze nadere stelling is echter te weinig concreet en te summier om een voldoende rechtmatig belang uit af te leiden.

7.7 Slotsom luidt dat NSEL onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te achten dat zij een voldoende rechtmatig belang heeft bij afgifte danwel inzage van de zich in bewijsbeslag bevindende bescheiden. De vordering van NSEL zal dus worden afgewezen. Eveneens zal worden afgewezen de gevorderde kosten van beslag.

7.8 NSEL zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie.

in reconventie:

ad vordering 1

7.9 NSEL heeft een beroep gedaan op het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze kwestie.

7.10 Artikel 7, lid 2, Rv bepaalt, dat indien in een dagvaardingsprocedure de Nederlandse rechter ten aanzien van de gedaagde rechtsmacht heeft, deze hem ook toekomt ten aanzien van een vordering in reconventie, tenzij tussen de reconventionele vordering en de oorspronkelijke vordering onvoldoende samenhang bestaat.

In onderhavige zaak is de rechtbank Rotterdam bevoegd ten aanzien van de vordering in conventie. De rechtbank is van oordeel dat tussen de vordering in conventie en in reconventie een zodanige samenhang bestaat, dat de uitzondering als hierboven vermeld niet opgaat. Immers, beide vorderingen houden verband met de vervoerovereenkomsten gesloten in verband met de verkoop van de partij ethanol. De rechtbank Rotterdam heeft dus rechtsmacht ten aanzien van de vordering ad I.

7.11 Vervolgens rijst de vraag welk recht van toepassing is op de vordering van CM tot afgifte van de cognossementen. Artikel 5 van de Wet houdende enige bepalingen van internationaal privaatrecht met betrekking tot het zeerecht, het binnenvaartrecht en het luchtrecht van 18 maart 1993 bepaalt dat de vraag wie drager is van de van de uit een cognossement voortvloeiende verplichtingen jegens de vervoerder wordt beantwoord naar het recht van de staat van de overeengekomen loshaven, ongeacht een gedane rechtskeuze. In casu was overeengekomen dat de vervoerder CT II de ethanol diende te lossen in Rotterdam, zodat deze vordering zal worden beoordeeld naar Nederlands recht.

7.12 Vast staat tussen partijen dat de ladingen ethanol zijn afgeleverd zonder dat de cognossementen zijn gepresenteerd aan de vervoerder CT II. De cognossementen zijn thans in handen van NSEL. CM stelt dat NSEL geen in rechte te respecteren belang heeft bij het niet aan haar ten behoeve van CT II overhandigen van ten minste één origineel exemplaar van elk van de vier ordercognossementen. CM heeft als enig argument waarom NSEL verplicht is tot afgifte zich beroepen op artikel 8:481 BW.

7.13 Het beroep van CM op artikel 8:481 BW gaat echter niet op, omdat dat artikel uitgaat van het presenteren van de cognossementen voorafgaand aan de aflevering. In onderhavige zaak is afgeleverd zonder dat de ontvanger, Inter Resources dan wel NSEL, de cognossementen heeft gepresenteerd. Dit betekent evenwel niet zonder meer dat op een later moment, gelegen ná het moment van aflevering, er ingevolge artikel 8:481 BW een afgifteplicht bestaat voor degene die de cognossementen dan onder zich heeft. CM heeft verder niet onderbouwd op grond van welke rechtsregel NSEL verplicht is tot afgifte van deze cognossementen aan CM c.q. CT II. Dat CM stelt dat NSEL geen in rechte te respecteren belang heeft om afgifte van de cognossementen te weigeren, leidt niet zonder meer tot een verplichting tot afgifte ervan. Nu CM zich slechts beroept op artikel 8:481 BW en een beroep op dit artikel zoals gezegd niet opgaat, zal de vordering ad 1 worden afgewezen.

7.14 Nu de vordering ad 1 zal worden afgewezen, hoeft het verweer van NSEL dat CM niet vorderingsgerechtigd is geen bespreking.

ad vordering 2

7.15 Gelet op artikel 843a Rv dienen de kosten verband houdende met een vordering tot afgifte danwel inzage vergoed te worden door degene die zulks wenst. CM stelt dat zij managementkosten heeft moeten maken in verband met de tijd gemoeid met het aan de deurwaarder verstrekken van de dossiers alsmede dat zij kopieerkosten heeft moeten maken. Ter comparitie van partijen heeft CM, naar aanleiding van het verweer van NSEL ten aanzien van de hoogte van deze kosten, haar reconventionele vordering verminderd. Zij vordert thans 4 uur managementkosten a € 150,-- per uur en 8 cent kosten per kopie, aldus

€ 43,44 aan kopieerkosten. Totaal behelst de vordering in reconventie aldus € 643,44. Weliswaar vloeien deze kosten rechtstreeks voort uit het verlof tot het leggen van beslag, doch aangezien het hier een conservatoir bewijsbeslag betreft met als doel inzage danwel afschrift te krijgen in de beslagen bescheiden, beschouwt de rechtbank deze kosten als verband houdende met de vordering tot inzage als bedoeld in artikel 843a Rv. Dat de vordering tot afgifte in conventie wordt afgewezen, doet daar niet aan af.

De hoogte van de gevorderde kosten komt niet onredelijk of onaannemelijk voor, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.

ad vordering 3

7.16 CM heeft geen feiten gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de rechtbank onjuist door NSEL is geïnformeerd, zodat deze vordering als onvoldoende gemotiveerd wordt afgewezen.

7.17 Nu ieder van partijen deels in het gelijk is gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren, zo dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

8 De beslissing

De rechtbank,

in conventie

wijst af de vordering van NSEL;

veroordeelt NSEL in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van CM bepaald op € 262,-- aan vast recht en op € 904,-- aan salaris voor de advocaat;

verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

in reconventie

veroordeelt NSEL om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan CM te betalen het bedrag van € 643,44 (zegge: zeshonderd en drieënveertig euro en vierenveertig eurocent);

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers.

Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2011.

1278/1928