Home

Rechtbank Rotterdam, 30-12-2009, BK9784, AWB 09/290 GEMWT - T1

Rechtbank Rotterdam, 30-12-2009, BK9784, AWB 09/290 GEMWT - T1

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
30 december 2009
Datum publicatie
19 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2009:BK9784
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 09/290 GEMWT - T1

Inhoudsindicatie

Het door de Juridische Diensten Rotterdam gebruikte registratiesysteem ‘Octupus Awb’ is een dossiervolgsysteem en geen postregistratiesysteem. Het systeem kent onvoldoende waarborgen dat uit de in het systeem opgenomen gegevens kan worden geconcludeerd dat een besluit daadwerkelijk op de gestempelde datum is verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector Bestuursrecht

Meervoudige kamer

Reg.nr.: AWB 09/290 GEMWT - T1

Uitspraak in het geding tussen

[ ], wonende te Rotterdam, eiser,

gemachtigde mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.

1 Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 1 april 2008 heeft verweerder eisers marktvergunning per 13 mei 2008 voor een periode van drie maanden geschorst.

Tegen dit besluit (hierna: het primaire besluit) heeft eiser bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 23 september 2008 heeft verweerder naar aanleiding van eisers bezwaar het marktgeld dat per 31 maart 2008 door eiser verschuldigd was vastgesteld op € 12.568,84 en eisers bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 23 januari 2009 beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2009.

Aanwezig waren eiser en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [medewerker verweerder] en mr. [medewerker verweerder].

2 Overwegingen

Allereerst dient in het onderhavige beroep de vraag te worden beantwoord of eisers beroepschrift tijdig is ingediend.

Eiser heeft in dit verband naar voren gebracht dat hij het bestreden besluit niet heeft ontvangen. Toen hij in januari 2009 contact opnam met de gemeente met de vraag wanneer er beslist zou worden op zijn bezwaarschrift, kreeg hij te horen dat er al lang een beslissing op zijn bezwaar was genomen. Hij heeft vervolgens op 9 januari 2009 in persoon kopieën van de stukken in ontvangst genomen. Vervolgens heeft hij binnen twee weken nadat hij kennis had genomen van het besluit beroep ingesteld. Eiser stelt voorts dat het hem niet duidelijk is waarom hij het besluit niet eerder had ontvangen, omdat hij normaal gesproken nooit problemen heeft met de ontvangst van zijn post.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet ontvankelijk is in zijn beroep, omdat het te laat is ingesteld. Verweerder wijst er op dat het bestreden besluit van 23 september 2008 op diezelfde datum per gewone post aan eiser bekend is gemaakt, hetgeen ook blijkt uit de datumstempel op het bestreden besluit. Verweerder verwijst in dit verband ook naar de afdruk van het postregistratiesysteem “Octupus Awb” en de uitspraak van deze rechtbank van 3 december 2008.

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt.

Krachtens artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

Op grond van het tweede lid is, bij verzending per post, een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

De rechtbank overweegt ter zake het volgende.

Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld LJN AZ6140, AB 2007,187) dient de ontvankelijkheid van het beroep te worden beoordeeld aan de hand van de volgende uitgangspunten. Indien de bekendmaking van een besluit heeft plaatsgevonden anders dan door aangetekende verzending dan wel met bericht van ontvangst en de ontvangst door de belanghebbende wordt ontkend, draagt het bestuursorgaan het bewijsrisico van deze verzending. In zijn jurisprudentie heeft de Centrale Raad van Beroep tevens bepaald dat in een dergelijk geval het bestuursorgaan aannemelijk kan maken dat het besluit is verzonden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een deugdelijk verzendregister van de postkamer (bijvoorbeeld RSV 2001,47). Indien het bestuursorgaan aldus alsnog aannemelijk maakt dat een besluit is verzonden ligt het vervolgens op de weg van de belanghebbende om, indien daar aanleiding toe bestaat, de ontvangst van het besluit op voldoende geloofwaardige wijze te ontkennen.

Vaststaat dat verweerder het bestreden besluit niet per aangetekende post heeft verzonden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook anderszins niet heeft aangetoond dan wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 23 september 2008 op die dag ter post is bezorgd en aan eiser is verzonden. Door verweerder is gewezen op het datumstempel op het bestreden besluit en op het door hem gebruikte registratiesysteem “Octupus Awb”, waarin diezelfde datum staat vermeld. Dit overtuigt de rechtbank niet. Uit de door verweerder ter zitting gegeven toelichting maakt de rechtbank op dat “Octupus Awb” een dossiervolgsysteem is en geen verzendregister van de postkamer. Het systeem speelt namelijk geen enkele rol bij de verzending van besluiten; door een medewerker wordt slechts de op het besluit gestempelde datum geregistreerd in het systeem.

In dit verband is voorts relevant dat het registreren van poststukken ook met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Het systeem laat het toe om bij besluiten van het college van b&w een datum tot één week eerder dan de dag van de registratie te verwerken. Men kan zelfs later dan een week na datum registreren als men niet een gesloten veld gebruikt maar een zogenaamd “memoveld”. Deze werkwijze is in deze zaak toegepast omdat de registratie pas op 17 oktober 2008 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank acht verder van belang dat ter zitting is gebleken dat na het stempelen van het besluit, het besluit niet direct ter post wordt aangeboden, maar eerst nog voor controle naar de ondertekenaar wordt gezonden. Pas daarna wordt het besluit in een envelop gedaan en verzameld voor verzending.

Gelet op deze werkwijze zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen dat uit gegevens opgenomen in “Octupus Awb” kan worden geconcludeerd dat een besluit daadwerkelijk op de gestempelde datum is verzonden.

Nu verweerder er niet in is geslaagd de verzending aannemelijk te maken, is er geen sprake van een bekendmaking op de voorschreven wijze. Gelet hierop is de termijn voor het indienen van het beroepschrift niet eerder aangevangen dan met ingang van de dag na die waarop het besluit alsnog op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, in dit geval op 9 januari 2009 door de verstrekking van een afschrift van het bestreden besluit aan eiser. Eiser heeft met zijn faxbericht van 23 januari 2009 derhalve tijdig beroep ingediend bij de rechtbank.

Onverminderd het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de opgelegde schorsing van eisers marktver-gunning per 13 mei 2008 gehandhaafd voor de duur van drie maanden. Bij besluit van

15 september 2008 heeft verweerder de marktvergunning van eiser per 27 oktober 2008 ingetrokken. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit besluit inmiddels rechtens onaantastbaar is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser thans geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van verweerders besluit tot schorsing van de marktvergunning.

Eiser heeft ter zitting beargumenteerd dat hij nog wel belang heeft bij een inhoudelijke behandeling door de rechtbank, omdat hij bij verweerder om herziening van het besluit van

15 september 2008 kan verzoeken indien de rechtbank het onderhavige beroep gegrond verklaart. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Een vernietiging van het bestreden besluit noopt verweerder niet tot herziening van het besluit van 15 september 2008. De rechtbank merkt daarbij op dat ingevolge vaste jurisprudentie een verzoek om herziening van een rechtens onaantastbaar geworden besluit, moet worden aangemerkt als een nieuwe aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Bij een dergelijke aanvraag dienen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te worden vermeld. Een vernietiging van een ander besluit door de rechtbank kan in beginsel niet als een dergelijke omstandigheid worden aangemerkt.

Voorts heeft eiser niet verzocht om veroordeling van verweerder in de eventueel door hem als gevolg van het bestreden besluit geleden schade, zodat ook op grond hiervan niet gesteld kan worden dat eiser procesbelang heeft.

Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

3 Beslissing

De rechtbank,

recht doende:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan door mr. P.C. Santema, voorzitter, en mr. P. Vrolijk en prof.mr. A.C. Hendriks, leden, in tegenwoordigheid van J. van Mazijk, griffier.

De griffier: De voorzitter:

Uitgesproken in het openbaar op: 30 december 2009.

Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.

Afschrift verzonden op: