Home

Rechtbank Noord-Holland, 07-01-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:312, C/15/311391 / KG ZA 20-721

Rechtbank Noord-Holland, 07-01-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:312, C/15/311391 / KG ZA 20-721

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
7 januari 2021
Datum publicatie
14 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:312
Formele relaties
Zaaknummer
C/15/311391 / KG ZA 20-721

Inhoudsindicatie

Kort geding, mondeling deelvonnis. Vordering tot opheffing beslag afgewezen, wel schorsing executieveiling. Toepassing artikel 470 Rv: beslagene krijgt vooralsnog een periode van vier weken om zelf kopers aan te dragen voor de te veilen kunstwerken. Dat moet wel via de door de gemeente Den Helder aangewezen BVA Auctions lopen. Overige beslissingen aangehouden.

Uitspraak

proces-verbaal mondeling deelvonnis

Handel, Kanton en Bewind

Zittingsplaats Alkmaar

Voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: C/15/311391 / KG ZA 20-721

Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 7 januari 2021

in de zaak van

[S] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. H.E.M. Molenaar te Alkmaar,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE DEN HELDER,

zetelend te Den Helder,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaten mrs. E.C.W. van der Poel en W. de Vis te Alkmaar.

Partijen zullen hierna [S] en de gemeente worden genoemd.

De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.

Tegenwoordig zijn mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en mr. P.L. Ypma, griffier.

Na uitroeping van de zaak verschijnen:

[S] (via skype verbinding), mr. Molenaar voornoemd, de heer [1] , mevrouw [2] en de heer [3] (als belangstellende).

Van de kant van de gemeente zijn aanwezig: mrs. Van der Poel en De Vis voornoemd, mevrouw [4] en mevrouw [5] en de heer K.W.A. van der Meer, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar.

De voorzieningenrechter maakt melding van de ingekomen stukken.

Mr. Molenaar en mr. Van der Poel hebben pleitnotities voorgedragen en partijen hebben over en weer het woord gevoerd en hun standpunten toegelicht.

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan, in die zin dat hij met betrekking tot een aantal geschilpunten een beslissing heeft genomen en de beslissing met betrekking tot alle overige geschilpunten heeft aangehouden.

1 De uitgangspunten

1.1.

Tussen partijen zijn al diverse gerechtelijke procedures gevoerd. Er zijn op dit moment nog vier zaken in hoger beroep aanhangig bij het gerechtshof Amsterdam. Voor deze procedure in kort geding gaat de voorzieningenrechter uit van het volgende.

1.2.

Bij arrest van 13 maart 2018 is [S] veroordeeld tot ontruiming van het pand in Den Helder waarin hij woonde en een museum hield. Dat arrest is op 14 maart 2018 aan [S] betekend, met bevel om het pand binnen 30 dagen te ontruimen. Bij verzoekschrift van 16 april 2018 heeft de gemeente aan de voorzieningenrechter verlof gevraagd om conservatoir beslag te mogen leggen op alle roerende zaken in het voormalig postkantoor in verband met een vordering ter zaken van door [S] veroorzaakte schade van

€ 171.692,73. Dat verlof is verleend onder de voorwaarde dat de gemeente die vordering zou indienen in de lopende procedure bij de kantonrechter en de in beslag genomen zaken ter bewaring in handen zouden worden gesteld van [bewaarder] .

1.3.

Een dag na het verleende verlof is de gemeente tot ontruiming overgegaan. Daarbij is direct conservatoir beslag gelegd op alle roerende zaken van [S] : zijn huisraad, zijn werktuigen en alle in het pand aanwezige kunstvoorwerpen. De ontruiming en het beslag hebben acht dagen geduurd. De kosten hiervan worden door de gemeente berekend op € 361.340,-. Deze kosten zijn in de bodemprocedure gevorderd.

1.4.

Op 26 juni 2019 heeft het advocatenkantoor van [S] executoriaal derdenbeslag laten leggen op alle door de gemeente eerder in conservatoir beslag genomen roerende zaken, die zich toen bij [bewaarder] bevonden. De grondslag voor dat beslag was een notariële akte, waarin [S] erkent een bedrag van € 160.000,- aan zijn advocaten verschuldigd te zijn.

1.5.

Bij vonnis van 18 september 2019 van de kantonrechter van deze rechtbank is [S] onder meer veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal ruim € 387.000,- (waaronder de als onvoldoende betwist gevorderde ontruimingskosten van € 361.430,-) en de opslagkosten van bijna € 10.000,- per maand. Dat vonnis is op 23 oktober 2019 aan [S] betekend.

Negen maanden later verklaart de gemeente aan [S] tot verkoop te zullen overgegaan. De veiling wordt hem bij exploot van 11 september 2020 aangezegd.

1.6.

Op 22 september 2020 betekent de deurwaarder aan [S] een nieuwe akte van de notaris, waarin [S] verklaart tot en met 11 juni 2020 in totaal € 262.000,- aan de advocaat van [S] verschuldigd te zijn.

1.7.

Bij vonnis van 7 oktober 2020 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is de door de gemeente aangekondigde executieverkoop geschorst, kort gezegd, omdat de gemeente de tweede executoriale beslaglegger was en de eerste beslaglegger (de advocaat van [S] ) zich tegen de executie verzette.

Inmiddels hebben de gemeente en de advocaat van [S] overleg gevoerd. De gemeente heeft op 21 oktober 2020 aan de eerste beslaglegger aangezegd dat de verkoop binnen een termijn van vier weken moet hebben plaatsgevonden.

Op 29 oktober 2020 heeft een overleg plaatsgevonden tussen alle betrokken partijen en de beide betrokken deurwaarderskantoren over de verdere voortgang van de verkoop. De eerste beslaglegger heeft niet binnen die termijn van vier weken de executie op zich genomen.

1.8.

De gemeente heeft bij exploot van 15 december 2020 aan [S] aangezegd de executie over te nemen en heeft opnieuw de executieveiling aangezegd tegen donderdag 21 januari 2021. Ter zitting is toegelicht dat hiermee bedoeld is de eerste van een achttal veilingen, evenals in september 2020 aangekondigd.

1.9.

[S] verzet zich tegen deze veiling. Hij wordt inmiddels bijgestaan door een andere advocaat, mr. Molenaar. In dit kort geding wordt - zakelijk weergegeven - allereerst de opheffing van het beslag gevorderd. Daarnaast wordt verzocht om de veiling te schorsen en [S] de veiling zelf ter hand te laten nemen, omdat in dat geval een hogere opbrengst kan worden gehaald. De maximale executie-opbrengst wordt door de gemeente na taxatie geschat op € 350.000,-.

1.10.

De gemeente heeft zeven vorderingen in reconventie ingesteld.

2 De gronden van de beslissing

(artikel 25) van de Auteurswet

2.1.

De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat (de advocaat van) [S] de wederpartij en ook hem heeft overvallen met het pas op de zitting gedane beroep op rechten die voortvloeien uit de Auteurswet als gevolg waarvan het beslag zou moeten worden opgeheven. Overigens wordt dit beroep verworpen. [S] onderbouwt niet waarom de kunstwerken, die in beginsel ook een waarde vertegenwoordigen, niet executoriaal verkocht zouden mogen worden. De Auteurswet biedt bescherming tegen inbreuken op de intellectuele eigendom, niet op de economische eigendom.

opheffing beslagen

2.2.

De gemeente heeft terecht aangevoerd dat er sinds het vonnis van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2020 geen sprake is (geweest) van een relevante wijziging van omstandigheden, die ertoe zou moeten leiden dat de eerdere beslissingen van andere rechters (waaronder het gerechtshof te Amsterdam), en de voorzieningenrechter zelf niet gerespecteerd zouden moeten worden. De gemeente heeft een titel, die vatbaar is voor tenuitvoerlegging. Dit betekent dat er geen aanleiding bestaat om de gelegde beslagen op te heffen. De hiertoe strekkende vordering van [S] zal worden afgewezen.

2.3.

De gemeente heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 7 oktober 2020. Een deel van de veroordeling in dit vonnis heeft zij wel uitgevoerd. In voormeld vonnis is geoordeeld dat [F] moet worden aangemerkt als eerste beslaglegger. Als zij niet binnen vier weken de executie zou hebben aangezegd, kan de gemeente de executie vervolgen. Dit is in de wet bepaald.

De voorzieningenrechter stelt vast dat er besprekingen met [F] hebben plaatsgevonden en dat laatstgenoemde klaarblijkelijk daarna de executie heeft aangezegd tegen 7 april 2021. De voorzieningenrechter is - evenals de gemeente - van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [F] hierdoor binnen redelijke termijn de executie op zich heeft genomen. Dit betekent dat de gemeente de executie mocht overnemen. De gemeente is dan ook in beginsel gerechtigd om de executie voort te zetten.

wijze van verkoop

2.4.

In de vorderingen van [S] komt uitdrukkelijk naar voren dat de verkoop van de kunstwerken op andere wijze dient te geschieden dan op de door BVA Auctions (hierna: BVA) aangekondigde wijze. In voormeld vonnis van 7 oktober 2020 is beslist dat de executieverkoop door BVA kan plaatsvinden. [S] heeft niet genoegzaam onderbouwd op grond waarvan een andere instantie de veiling zou moeten organiseren en ook geen alternatieven aangedragen, anders dan dat hij zelf de beslagen goederen onder zich zou mogen nemen. Dit betekent dat de verkoop van de kunstwerken via BVA dient te verlopen.

2.5.

Met betrekking tot de wijze van veiling, heeft de gemeente aangevoerd dat artikel 470 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toepassing mist, omdat de te verwachten verkoopopbrengst ruim achterblijft bij de vordering die zij op [S] heeft.In dit kader heeft de gemeente gewezen op een taxatierapport van [taxateur gemeente] van

24 augustus 2018.

Dat standpunt wordt verworpen. Aangezien er in totaal 8.000 artikelen geveild moeten worden en het een veiling van kunst betreft, bestaat er een reële kans dat iemand bereid is een (veel) hogere prijs te betalen. Hieruit volgt dat op dit moment niet kan worden gezegd dat de uiteindelijke verkoopopbrengst lager zal zijn dan de schuld. Daarbij is de inhoud van de brief van 27 februari 2019 van [taxateur S.] , beëdigd makelaar en taxateur, mede in aanmerking genomen.

De conclusie is daarom dat [S] volgens artikel 470 Rv betrokken dient te worden bij de wijze van verkoop, met name waar het betreft de (volg)orde volgens welke de zaken zullen worden verkocht. Gelet op het voorgaande kan de vanaf 21 januari 2021 door de gemeente geplande executie naar het voordeel van de voorzieningenrechter geen doorgang kan vinden. De betreffende executieveiling dient dan ook te worden geschorst.

2.6.

In plaats daarvan krijgt [S] en/of zijn vertegenwoordiger(s) gedurende vier weken, tot en met vrijdag 5 februari 2021, - dus eerder dan in het ter zitting door [1] weergegeven alternatieve plan, waarin de eerste veiling pas omstreeks half maart 2021 zou plaatsvinden - de gelegenheid om aan BVA concrete aanbiedingen te doen van potentiële kopers op (delen van) de inbeslaggenomen kunstwerken. Een koop ineens is ook toegestaan. In alle gevallen is vereist dat de geboden koopprijs per artikel minimaal de door Lingbeek getaxeerde waarde bedraagt. Als het aldus komt tot verkoop van een of meer kunstwerken, zal 6% van de koopprijs als courtage toekomen aan BVA, zoals ook in de aangekondigde veiling het geval zou zijn geweest. Dit is een lager percentage dan in het alternatieve plan van Nihot wordt genoemd. In zoverre is de vordering van [S] toewijsbaar.

2.7.

De voorzieningenrechter heeft er niet voor gekozen om - in strijd met het beslagrecht - de veiling te laten organiseren door [S] , zijnde de beslagene. Dit betreft een hele uitzonderlijke situatie, die zich voor zover bekend niet eerder heeft voorgedaan.In dit geval bestaat hiervoor geen aanleiding, gelet op het belang van alle partijen om een zo hoog mogelijke opbrengst te generen. BVA blijft - zoals gemeld - de organisator. Vanwege de courtage die zij zal ontvangen, heeft ook BVA belang bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst.

2.8.

Een potentiële koper dient eerst:

-

de catalogus van BVA, die nagenoeg af is,

-

de foto’s van de kunstwerken op de bij partijen genoegzaam bekende usb sticks en

-

de film die [S] , zo heeft de voorzieningenrechter ter zitting begrepen, vlak voor de ontruiming van die werken heeft gemaakt en die zich in het domein van mr. Molenaar bevindt

te beoordelen voordat een bod kan worden uitgebracht. Indien bedoelde koper oprecht is geïnteresseerd in (een) specifiek(e) in beslag genomen werk(en), dient BVA deze koper(s) op afspraak de gelegenheid te bieden om het desbetreffende werk te bezichtigen, eventueel in het bijzijn van [S] , Nihot of een (andere) zaakwaarnemer. Daarbij geldt dat per dag maximaal drie serieuze belangstellenden zich voor een bezichtiging kunnen aanmelden. Bij het voorgaande is mede in aanmerking genomen dat de deurwaarder verantwoordelijk is voor het beslag en de bewaring. Een (vertegenwoordiger van een) beslagene kan alleen de toegang tot zijn zaken worden geweigerd als dat voor het behoud van die zaken noodzakelijk is. Die situatie is hier niet aan de orde.

2.9.

Met betrekking tot de kosten die BVA in verband met bezichtigingen eventueel in rekening wenst te brengen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze geacht worden te zijn inbegrepen in de courtage die BVA berekent voor de verkoop aan derden. Daarbij is in aanmerking genomen dat ook bij reguliere veilingen zogenoemde ‘kijkdagen’ worden georganiseerd, die onderdeel zijn van het verkoopproces. Mocht BVA, die geen partij is in dit geschil, zich - ondanks dat de heer Van der Meer zich als deurwaarder van de gemeente zal inspannen om BVA ervan te overtuigen dat de verkoop eerst op deze wijze door of namens [S] dient te geschieden, en deze verkoop ook in haar belang is - hiertegen onverhoopt verzetten, dient zich een volgend geschilpunt aan. De kunstwerken dienen dan elders te worden bewaard. Echter, de verkoop dient ook in dat geval op de hiervoor omschreven wijze plaats te vinden.

2.10.

Gelet op alles wat hiervoor is overwogen en beslist en om onduidelijkheden en executieproblemen te voorkomen, zal de voorzieningenrechter de vordering van [S] (gedeeltelijk) toewijzen op de hierna te melden wijze.

2.11.

De behandeling van deze zaak in conventie en in reconventie zal voor het overige worden aangehouden tot en met 5 februari 2021, in afwachting van nadere berichtgeving door partijen (eerst [S] en daarna de gemeente) over de stand van zaken op voormelde datum. Afhankelijk daarvan zal eventueel een nadere mondelinge behandeling worden bepaald.

3 3. De beslissing

De voorzieningenrechter

3.1.

wijst af de vordering van [S] tot opheffing van de gelegde beslagen;

3.2.

bepaalt dat de vanaf 21 januari 2021 door de gemeente geplande executieverkoop wordt geschorst tot en met vrijdag 5 februari 2021, waarna verder zal worden beslist;

3.3.

bepaalt dat eerst [S] tot en met 5 februari 2021 de gelegenheid krijgt om (een deel van) zijn eigen in beslag genomen kunstwerken door BVA te (laten) verkopen voor een koopprijs van minimaal de door Lingbeek getaxeerde waarde, waarbij 6% van de koopprijs als courtage toekomt aan BVA;

3.4.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Waarvan proces-verbaal,

griffier voorzieningenrechter