Home

Rechtbank Noord-Holland, 21-08-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:7415, HAA 15/1093

Rechtbank Noord-Holland, 21-08-2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:7415, HAA 15/1093

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
21 augustus 2015
Datum publicatie
31 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2015:7415
Formele relaties
Zaaknummer
HAA 15/1093
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

Ter zitting is namens verweerder in eerste instantie betoogd dat het aan eiseres is om zelf te bepalen wat de gevolgen van de verlaging van de subsidie zijn voor het door haar te verrichten bibliotheekwerk. Later is namens verweerder ter zitting erkend dat de wijze waarop de bezuinigingen dienen te worden doorgevoerd in dit specifieke geval niet alleen een verantwoordelijkheid betreft van eiseres als subsidieontvanger, maar dat de gemeenteraad als bestuursorgaan dat feitelijk het subsidiebudget vaststelt een stem wenst te hebben in de wijze waarop de bezuinigingen hun beslag krijgen. Het beeld dat de gemeenteraad betrokken wenst te worden bij de vormgeving van de bibliotheek nieuwe stijl wordt bevestigd door onder andere de zich in het dossier bevindende ‘Samenvatting van de vergadering van de Raadsbrede commissie van de gemeente Medemblik’ over de bespreking van het voorstel van verweerder aan de gemeenteraad ‘Verandering bibliotheekwerk (IVR 13-01867)’ en het nadien door een aantal fracties ingediende en op 10 oktober 2013 aangenomen amendement. Gelet op het vorenstaande staat het voor de rechtbank genoegzaam vast dat eiseres weinig tot geen ruimte heeft om de haar opgelegde bezuinigingen naar eigen inzicht door te voeren. Bij die stand van zaken treft het betoog van eiseres, dat pas beoordeeld kan worden wat een redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb inhoudt als tot op zekere hoogte duidelijk is welke maatregelen zij als gevolg van de verlaging van de subsidie moet nemen, doel. Wat de politiek van eiseres aan te nemen bezuinigingsmaatregelen verwacht, komt niet uit het dossier naar voren en ook ter zitting kon hierover geen duidelijkheid worden geboden. Uit het dossier zou kunnen worden afgeleid dat verweerder (als subsidieverstrekker) en de gemeenteraad (als orgaan dat het subsidiebudget vaststelt) er een verschillende visie op lijken na te houden hoe het bibliotheekwerk er in de toekomst uit moet zien. Daar waar de gemeenteraad zich vooral sterk lijkt te maken voor het openhouden van meer vestigingen, lijkt verweerder gelet op voorstel IVR 13-01867 meer in te zetten op verdergaande digitalisering. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder aan eiseres een redelijke termijn ex artikel 4:51, eerste lid, van de Awb heeft geboden, zolang niet duidelijk is welke door de gemeenteraad (en verweerder) gedragen bezuinigingsmaatregelen eiseres moet nemen.

Uitspraak

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 15/1093

de Stichting [eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.P. Mesker, advocaat te Utrecht,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de budgetsubsidie van eiseres over 2013 definitief vastgesteld op € 838.024,--. Voorts heeft verweerder in het besluit aangegeven dat op de subsidieverstrekking vanaf 2015 een structurele korting plaatsvindt van € 56.000,--, dat in de meerjarenbegroting vanaf 2016 een structurele korting van € 150.000,-- is opgenomen en vanaf 2017 een korting van € 200.000,--.

Bij besluit van 19 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de bezwarencommissie Medemblik.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2015. De gemachtigde van eiseres is ter zitting verschenen. Hij werd vergezeld door ir. [naam] , directeur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C. van Stiphout en mr. A.D. Weber-Peeters.

Overwegingen

1. Eiseres vervult een regionale bibliotheekfunctie, waarvoor zij van verschillende Westfriese gemeenten subsidie ontvangt. Verweerder verleent al meer dan drie jaren aan eiseres een budgetsubsidie. De gemeenteraad van Medemblik heeft besloten de budgetsubsidie met ingang van 2013 gefaseerd te verlagen. Blijkens het voorstel van verweerder (IVR- 13-01867 ) ontving eiseres in 2012 nog € 1.025.237,-- aan subsidie. In 2013 is de subsidie met € 194.000,-- verlaagd. Voor dat jaar heeft verweerder de subsidie na correctie vastgesteld op € 838.024. Voor 2015 wordt de budgetsubsidie structureel gekort met € 56.000,-- en zal een subsidie worden verleend van € 777.375,-- (in de gronden van het bezwaar noemt eiseres een bedrag van € 782.024,--). Voor 2016 wordt de budgetsubsidie gekort met € 150.000,--. Dit bedrag bestaat uit een korting van € 50.000,--, welke de gemeenteraad bij besluit van 12 juli 2012 voor 2016 had opgelegd plus een extra korting van € 100.000,--. Deze korting van € 150.000,-- zal in 2017 oplopen tot € 200.000,--, dat wil zeggen ten opzichte van subsidiejaar 2016 een extra korting van € 50.000,--, zodat de budgetsubsidie met ingang van 2017 ongeveer € 570.000,-- zal bedragen.

2. Het beroep van eiseres is gericht tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar gericht tegen het primaire besluit voor zover daarin is aangekondigd dat de subsidieverstrekking vanaf 2016 met € 150.000,-- structureel zal worden gekort en vanaf 2017 met € 200.000,--. De aankondiging door verweerder dat de budgetsubsidie van eiseres in 2016 en 2017 met genoemde bedragen extra zal worden gekort, is gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BY8502) een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

3. Artikel 4:51, eerste lid, van de Awb luidt als volgt. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient de redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb ertoe de subsidieontvanger in staat te stellen maatregelen te treffen om de gevolgen van de gehele of gedeeltelijke beëindiging van de subsidierelatie te ondervangen. Van geval tot geval dient, met inachtneming van de specifieke omstandigheden, beoordeeld te worden of de gestelde termijn redelijk is te achten.

5.1

Eiseres betwist het standpunt van verweerder dat zij reeds op 26 september 2013 op de hoogte was van de exacte inhoud en omvang van de kortingen over 2016 en 2017 en dat de redelijke termijn op 26 september 2013 is aangevangen. Eiseres voert voorts aan dat de door verweerder gestelde termijn, ongeacht op welke datum die zou zijn aangevangen, niet als een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 Awb kan worden gezien, nu voor haar niet duidelijk was welke maatregelen zij zou moeten treffen ter voorbereiding op de subsidieverlaging.

Eiseres heeft naar voren gebracht dat op basis van het primaire besluit haar weliswaar duidelijk was dat zij een korting op de subsidie kon verwachten, maar dat voor haar niet duidelijk was op welke wijze zij de gevolgen van die subsidiekorting zou kunnen opvangen. Zij heeft daartoe aangegeven dat de besluitvorming over de invulling van het bibliotheekwerk bij verschillende organen ligt. Zo bepaalt de gemeenteraad de grote lijnen van de toekomst van de bibliotheek, zoals ook blijkt uit de nota Verandering Bibliotheekwerk met de daarbij aangenomen motie met wijzigingen. Ook stelt de gemeenteraad de begroting vast, waarin de bibliotheeksubsidie is opgenomen. Daarnaast besluit het college van burgemeester en wethouders over de hoogte van de subsidie, maar geeft ook in voorstellen aan de gemeenteraad aan hoe zij de toekomst van het bibliotheekwerk ziet. Tenslotte is er het samenwerkingsverband van gemeenten, dat ook zeggenschap heeft over het bibliotheekwerk. Een verandering van de opzet van de bibliotheek in één gemeente heeft daardoor gevolgen voor de bibliotheken in de andere gemeenten.

Uit de besluitvorming van de gemeenteraad kan worden afgeleid hoe de bezuinigingen tot en met 2015 vorm moeten krijgen, aldus eiseres. Hoe echter de aanvullende bezuinigingen in 2016 en 2017 moeten worden ingevuld, is nog geenszins duidelijk. Daarvoor is nader overleg en afstemming nodig tussen alle betrokken partijen. Zolang er nog geen duidelijkheid is over de invulling van het bibliotheekwerk kunnen van eiseres nog geen (verstrekkende) besluiten worden verwacht om de subsidiekorting op te vangen. Zo is haar niet duidelijk of zij nog meer vestigingen moet sluiten, of juist zoveel mogelijk vestigingen moet openhouden. Dat is van groot belang voor de te nemen bezuinigingsmaatregelen met betrekking tot huisvesting en personeel, aldus eiseres.

5.2

Ter zitting is namens verweerder in eerste instantie betoogd dat het aan eiseres is om zelf te bepalen wat de gevolgen van de verlaging van de subsidie zijn voor het door haar te verrichten bibliotheekwerk. Later is namens verweerder ter zitting erkend dat de wijze waarop de bezuinigingen dienen te worden doorgevoerd in dit specifieke geval niet alleen een verantwoordelijkheid betreft van eiseres als subsidieontvanger, maar dat de gemeenteraad als bestuursorgaan dat feitelijk het subsidiebudget vaststelt een stem wenst te hebben in de wijze waarop de bezuinigingen hun beslag krijgen.

5.3

Het beeld dat de gemeenteraad betrokken wenst te worden bij de vormgeving van de bibliotheek nieuwe stijl wordt bevestigd door onder andere de zich in het dossier bevindende ‘Samenvatting van de vergadering van de Raadsbrede commissie van de gemeente Medemblik’ over de bespreking van het voorstel van verweerder aan de gemeenteraad ‘Verandering bibliotheekwerk (IVR 13-01867 )’ en het nadien door een aantal fracties ingediende en op 10 oktober 2013 aangenomen amendement. Gelet op het vorenstaande staat het voor de rechtbank genoegzaam vast dat eiseres weinig tot geen ruimte heeft om de haar opgelegde bezuinigingen naar eigen inzicht door te voeren. Bij die stand van zaken treft het betoog van eiseres, dat pas beoordeeld kan worden wat een redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51, eerste lid, van de Awb inhoudt als tot op zekere hoogte duidelijk is welke maatregelen zij als gevolg van de verlaging van de subsidie moet nemen, doel. Wat de politiek van eiseres aan te nemen bezuinigingsmaatregelen verwacht, komt niet uit het dossier naar voren en ook ter zitting kon hierover geen duidelijkheid worden geboden. Uit het dossier zou kunnen worden afgeleid dat verweerder (als subsidieverstrekker) en de gemeenteraad (als orgaan dat het subsidiebudget vaststelt) er een verschillende visie op lijken na te houden hoe het bibliotheekwerk er in de toekomst uit moet zien. Daar waar de gemeenteraad zich vooral sterk lijkt te maken voor het openhouden van meer vestigingen, lijkt verweerder gelet op voorstel IVR 13-01867 meer in te zetten op verdergaande digitalisering. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder aan eiseres een redelijke termijn ex artikel 4:51, eerste lid, van de Awb heeft geboden, zolang niet duidelijk is welke door de gemeenteraad (en verweerder) gedragen bezuinigingsmaatregelen eiseres moet nemen.

5.4

De rechtbank merkt in dit verband op dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat zij met eiseres van mening is dat de toekomst van het bibliotheekwerk in overleg tussen alle betrokken partijen (bibliotheek, gemeenteraad, college en samenwerkingsverband) moet worden ingevuld. Dit overleg is pas kort voor de zitting in gang gezet. Verweerder heeft ook aangegeven dat hij een voorstel aan de gemeenteraad gaat doen, inhoudende dat de kortingen op de subsidie voor het bibliotheekwerk een jaar worden uitgesteld. Hij weet niet wat de reactie van de gemeenteraad hierop zal zijn.

5.5

De rechtbank stelt dan ook vast dat in het bestreden besluit geen sprake is van een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51, eerste lid, van de Awb, nu voor eiseres onvoldoende duidelijk is welke maatregelen zij moet nemen om de subsidiekorting op te vangen. Daarmee staat tevens vast dat er ten tijde van het bestreden besluit -en gelet op het vorenstaande ook thans- nog geen redelijke termijn is aangevangen. De beroepsgrond met betrekking tot de datum van aanvang van de redelijke termijn behoeft derhalve geen afzonderlijke bespreking.

6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb.

Omdat aan het primaire besluit hetzelfde gebrek kleeft zal de rechtbank het primaire besluit herroepen voor zover daarin is aangekondigd dat de subsidieverstrekking vanaf 2016 structureel zal worden gekort met € 150.000,-- en vanaf 2017 met € 200.000,--.

7. Namens eiseres is gevraagd om vergoeding van de kosten van deze procedure ‘zoals bedoeld in artikel 8:73 t/m 8:75 Awb’. Artikel 8:73 van de Awb (oud) is vervallen en vervangen door titel 8:4 van de Awb (schadevergoeding). Voor zover eiseres bedoeld heeft de rechtbank te verzoeken om verweerder te veroordelen tot een vergoeding van schade, wordt dit verzoek afgewezen nu dit op geen enkele wijze is onderbouwd. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, zal de rechtbank verweerder opdragen het betaalde griffierecht van € 331,-- te vergoeden op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb. Tot slot bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling in verband met de behandeling van het beroep op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand kent de rechtbank 2 punten toe (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt heeft een waarde van € 490,--).

Beslissing

De rechtbank:- verklaart het beroep gegrond;- vernietigt het bestreden besluit;

- herroept het primaire besluit voor zover daarin is aangekondigd dat de subsidieverstrekking vanaf 2016 met € 150.000,-- structureel zal worden gekort en vanaf 2017 met € 200.000,--;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,-- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 980,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzitter van de meervoudige kamer alsmede mrs. J.M. Janse van Mantgem en M. Duin, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2015.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel