Home

Rechtbank Midden-Nederland, 23-09-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:4402, UTR 18/3751

Rechtbank Midden-Nederland, 23-09-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:4402, UTR 18/3751

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
23 september 2019
Datum publicatie
21 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2019:4402
Zaaknummer
UTR 18/3751

Inhoudsindicatie

Wajong. Niet uitgesloten dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen in die zin dat hij vier uur verdeeld over de dag belastbaar zal zijn. Ontbreken arbeidsvermogen heeft verweerder terecht niet duurzaam geacht. Beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gepubliceerd in verband met een onderzoek van de Universiteit Utrecht.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 18/3751

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

(gemachtigde: S.N. Westmaas).

Procesverloop

Met het besluit van 13 april 2018 heeft verweerder geweigerd om terug te komen op het besluit van 7 maart 2016 waarin eisers aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) is afgewezen.

In het besluit van 7 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2019. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn ouders en hulpverleners van het [instelling] , en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Op de zitting heeft de rechter het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om, na navraag bij het [instelling] , aanvullende informatie in te dienen.

Verweerder heeft bij brief van 16 april 2019 laten weten dat het [instelling] geen medische informatie over eiser aan verweerder wil verstrekken, maar alleen aan eiser zelf. Op verzoek van de rechtbank heeft eiser de door hem ontvangen medische informatie van het [instelling] van 23 april 2019, naar verweerder doorgestuurd. Hierop heeft verweerder gereageerd met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 mei 2019. Bij brief van 23 mei 2019 heeft eiser hierop zijn reactie gegeven.

De rechtbank heeft het onderzoek met instemming van partijen op 31 juli 2019 gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.1

Eiser is op [2016] achttien jaar geworden. Op 11 februari 2016 heeft eiser een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 7 maart 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft volgens verweerder weliswaar geen arbeidsvermogen, maar die situatie wordt door verweerder niet als duurzaam beschouwd. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.

1.2

Op 7 april 2018 heeft eiser opnieuw een Wajong‑uitkering aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag (mede) opgevat als een verzoek om terug te komen op het besluit van 7 maart 2016 en heeft de besluiten genomen die onder ‘Procesverloop’ staan vermeld.

Het bestreden besluit

2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden op grond waarvan de afwijzing van eisers eerdere Wajong‑aanvraag onjuist zou zijn geweest. Er bestaat daarom geen aanleiding om op het besluit van 7 maart 2016 terug te komen. Ook ziet verweerder geen aanleiding om eiser (voor de toekomst) een Wajong-uitkering te verlenen. Eiser heeft geen arbeidsvermogen omdat hij niet vier uur verdeeld over de dag belastbaar is, maar die situatie kan volgens verweerder niet als duurzaam worden beschouwd. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op medische rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep C.A. Goldhoorn.

Beoordeling van de zaak

3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsvermogen mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, als deze rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet-medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk.

4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser op de datum in geding van [2016] (de dag waarom eiser achttien jaar is geworden) geen arbeidsvermogen heeft, omdat hij per die datum geen vier uur verdeeld over de dag belastbaar is. In geschil is de vraag of die situatie in het geval van eiser duurzaam is of niet.

5. Eiser voert aan dat hij ook in de toekomst geen vier uur verdeeld over een dag zou kunnen werken, zodat het ontbreken van arbeidsvermogen bij hem duurzaam is. De behandeling die eiser volgt bij het [instelling] is enkel gericht op het stabiliseren en aanvaarden van zijn klachten, niet op het verbeteren ervan. Uit de brief van het [instelling] van 23 april 2019 blijkt niet welke concrete resultaten er zijn te verwachten in eisers belastbaarheid door de behandeling. Op dit punt voldoet de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook niet aan de strenge eisen die daaraan door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) worden gesteld. Eiser wijst onder meer op de uitspraak van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018. Ter onderbouwing van zijn standpunt legt eiser een brief over van zijn psychiater van 7 september 2018, waaruit volgens eiser volgt dat er geen verbetering van zijn medische situatie meer mogelijk is. Eisers vorige behandeling heeft ondanks een goede behandelrelatie en therapietrouw immers geen substantiële verbetering in zijn klachten tot gevolg gehad. Ook legt eiser een brief over van zijn ouders van 21 mei 2019 over de familiaire omstandigheden.

6.1

De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet. Uit de rapporten van 29 augustus 2018, 6 december 2018 en 3 mei 2019 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep C.A. Goldhoorn blijkt dat eiser al vanaf zijn jeugd bekend is met een ontwikkeling in het autistisch spectrum (het syndroom van Asperger). Daarnaast is sprake van stemmingsproblemen en depressieve klachten, dyslexie en enige problemen in de fijne motoriek bij eiser. Goldhoorn stelt vast dat eiser geen vier uren verdeeld over de dag belastbaar is vanwege het energietekort dat eiser overdag ervaart, door de combinatie van zijn slaapproblemen, stemmingsproblemen, depressieve klachten en beperkte vermogen om prikkels te hanteren en verwerken. Hierdoor heeft eiser geen arbeidsvermogen. Goldhoorn wijst erop dat eisers behandeling bij het [instelling] gericht is op verbetering van deze klachten. In de informatie van 23 april 2019 staat dat de behandeling gericht is op het verminderen van piekeren en van de depressieve klachten, het verkrijgen van een goed dag en nachtritme en het vergroten van eisers kennis van, en inzicht in, zijn autisme. Goldhoorn concludeert dat dit aansluit bij de klachten op grond waarvan eiser thans energietekort ervaart waardoor hij geen vier uur verdeeld over de dag kan werken. Het is daarom niet uitgesloten dat eiser, na behandeling van de depressieve klachten en slaapproblemen, in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen in die zin dat hij wel vier uur verdeeld over de dag belastbaar is.

6.2

De rechtbank kan de redeneringen en conclusies van Goldhoorn volgen. Eisers stelling dat zijn behandeling bij het [instelling] niet gericht is op verbetering kan de rechtbank gelet op de informatie van het [instelling] van 23 april 2019 niet plaatsen. Uit de informatie volgt dat in het kader van de behandeling onderzoek wordt gedaan naar het toekomstperspectief van eiser onder meer op het gebied van wonen, werk en inkomen. Dat de informatie niets zegt over welke concrete resultaten er zijn te verwachten in eisers belastbaarheid klopt, maar het is nu juist aan de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) om de belastbaarheid op basis van de (medische) informatie te beoordelen. Goldhoorn heeft dat in het geval van eiser ook gedaan. Verder vindt de rechtbank het van belang dat Goldhoorn ook het werk dat eiser tijdelijk heeft verricht maar niet heeft kunnen volhouden, kenbaar in haar beoordeling heeft betrokken. Het bedieningswerk dat eiser heeft gedaan is volgens Goldhoorn niet passend geweest omdat dit vermoeiend werk is met veel prikkels. Dat eiser dit werk niet heeft volgehouden betekent dan ook niet dat hij om die reden (in de toekomst na een verbetering van zijn duurbelastbaarheid) geen vier uur verdeeld over de dag belastbaar zou kunnen zijn in een rustige werkomgeving, zonder storingen, onderbrekingen en onverwachte situaties. De rechtbank kan Goldhoorn ook hierin volgen.

6.3

De brief van de psychiater van 7 september 2018 en de brief van eisers ouders van 21 mei 2019, maken het oordeel van de rechtbank niet anders. De psychiater schrijft dat eiser is aangewezen op een intensievere behandeling en daarom is doorverwezen naar het [instelling] . Goldhoorn heeft in het rapport van 6 december 2018 daarop gereageerd en zoals aangegeven kan de rechtbank Goldhoorn volgen in haar beoordeling. De brief van eisers ouders gaat in op het gezin en de familie van eiser. De ouders spreken over een kwetsbare familie, waarin meerdere familieleden (duurzaam) arbeidsongeschikt zijn. Hoewel de rechtbank met begrip kennis heeft genomen van deze brief, kan daaruit niet volgen dat eiser ook duurzaam arbeidsongeschikt is. De brief bevat namelijk geen informatie van een onafhankelijke (medisch) deskundige die de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiser kan beoordelen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam is, zodat er geen aanleiding is om op het besluit van 7 maart 2016 terug te komen en eiser niet voor een Wajong-uitkering in aanmerking komt.

8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2019.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?