Home

Rechtbank Middelburg, 30-08-2006, AZ5254, 47605 HA ZA 05-197

Rechtbank Middelburg, 30-08-2006, AZ5254, 47605 HA ZA 05-197

Gegevens

Instantie
Rechtbank Middelburg
Datum uitspraak
30 augustus 2006
Datum publicatie
27 december 2006
ECLI
ECLI:NL:RBMID:2006:AZ5254
Zaaknummer
47605 HA ZA 05-197

Inhoudsindicatie

''...Het geschil

Multraship vordert - samengevat - veroordeling van Posttrans B.V. tot betaling van EUR 115.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2002, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

Zij baseert haar vorderingsrecht op art. 8:569 lid 2 BW. Multraship is belast met de organisatie van de hulpverleningsactiviteiten. De opdrachtnemers, dat wil in dit geval zeggen de sleepboten, worden door haar ingeschakeld. Multraship is één van de hulpverleners die met haar opdrachtnemers afspraken maakt over wie hulploon zal vorderen.

Het is niet nodig deze opdrachtnemers ook in de procedure te betrekken omdat de bemanning en eigenaren van de betrokken sleepboten afstand van hulploon heeft gedaan. Posttrans loopt dus niet het risico aan nog meer hulpverleners te moeten betalen....''

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 47605 / HA ZA 05-197

Vonnis van 30 augustus 2006

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HANDEL-EN SCHEEPVAARTMAATSCHAPPIJ MULTRASHIP BV,

gevestigd te Terneuzen,

eiseres,

procureur mr. J.C. Bode 't Hart,

advocaat mr. E.A. Bik te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

POSTTRANS B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde,

procureur mr. C.J. IJdema,

advocaat mr. J.F. van der Stelt te Rotterdam.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de conclusie van antwoord

- de conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis

- de conclusie van dupliek

- de pleitnota’s en het proces verbaal van het pleidooi

- akte aan de zijde van Multraship

Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten

Posttrans is sinds 1982 eigenaresse van het motortankschip Argas. Dit schip heeft een lengte van 54 meter, breedte van 6.58 meter en een diepgang van 2.72 meter.

Op 27 december 2002 is de Argas na het verlaten van de sluis bij Terneuzen richting Hansweert, in aanraking gekomen met een daar aanwezige strekdam. De schipper van de Argas heeft daarop zijn schip ter plaatse omhoog c.q. aan de grond gezet. Vervolgens is de Argas losgekomen en teruggevaren naar de remming van de Oostsluis. Daar heeft verdere inspectie van het schip plaatsgevonden.

Het schip bleek bij de aanraking met de strekdam een scheur te hebben opgelopen van 35 centimeter lang en 2 à 3 centimeter breed ter hoogte van de voormachinekamer, onmiddellijk achter de voorpiek van het schip.

De Argas was ten tijde van het voorval geladen met 560 ton smeerolie. Het schip heeft geen olie gelekt. Het niveau van het binnenstromende water is met eigen pompen onder controle gehouden.

Nadat de Argas in aanraking was gekomen met de strekdam, zijn het reddingsvaartuig Patrol en de sleepboten Leendert Muller, Multratug 2 en Fonda naar de Argas gevaren en zijn zij in de buurt gebleven. De Fonda heeft enige tijd langszij de Argas gelegen.

De Fonda behoort in eigendom toe aan [D.W.] en [E.S.]; de Leendert Muller behoort in eigendom toe aan Multratug B.V.; de Multratug 2 behoort in eigendom toe aan Muller Kees Marine N.V. te Gent.

Het geschil

Multraship vordert - samengevat - veroordeling van Posttrans B.V. tot betaling van EUR 115.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2002, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

Zij baseert haar vorderingsrecht op art. 8:569 lid 2 BW. Multraship is belast met de organisatie van de hulpverleningsactiviteiten. De opdrachtnemers, dat wil in dit geval zeggen de sleepboten, worden door haar ingeschakeld. Multraship is één van de hulpverleners die met haar opdrachtnemers afspraken maakt over wie hulploon zal vorderen.

Het is niet nodig deze opdrachtnemers ook in de procedure te betrekken omdat de bemanning en eigenaren van de betrokken sleepboten afstand van hulploon heeft gedaan. Posttrans loopt dus niet het risico aan nog meer hulpverleners te moeten betalen.

Zij stelt dat zij op 27 december 2002 met goed gevolg hulp heeft verleend aan het in gevaar verkeerde schip de Argas, welk schip aan Posttrans toebehoort.

De Argas was toen in gevaar. Als zij na de vrijwillige stranding los zou komen, bestond het risico dat zij in het diepere gedeelte van de vaarroute zou zinken, dit gezien het ernstige lek. Het betreft een druk bevaarde route.

De Argas zou ook kunnen breken ten gevolge van golfslag van passerende schepen. Dankzij de Fonda, die de Argas voortdurend ondersteund heeft, is dit niet gebeurd.

De Argas is een enkelwandige tanker. Het was daarom in verband met eventuele milieuschade van belang dat met voldoende pompcapaciteit uitgeruste schepen in de nabijheid waren.

De Argas kon niet op eigen kracht naar de haven varen, daar was assistentie van de Fonda voor nodig. Ook de medewerkers van de verkeerstoren beoordeelden de situatie als gevaarlijk.

Verder heeft Multraship gewezen op het duikonderzoek dat nodig was en later toen de Argas was afgemeerd, heeft plaatsgevonden.

Posttrans heeft in de eerste plaats het vorderingsrecht van Multraship bestreden. Geen van de schepen die op 27 december 2002 bij de Argas in de buurt waren, behoort in eigendom toe aan Multraship. Op grond van art. 8:566 BW zijn slechts tot hulploon gerechtigd personen of groepen van personen die hulp hebben verleend. Zij kunnen ook vaststelling van hulploon vorderen. Indien hulp door een schip is verleend, kunnen alleen de reder of de kapitein van dat schip hulploon vorderen. Multraship voldoet niet aan deze criteria.

Het enige schip dat aan de Argas heeft vastgemaakt, is de Fonda geweest. Dat schip wordt niet door Multraship geexploiteerd. De kapitein van de Fonda beschouwt blijkens zijn verslag, Multraship als opdrachtgever. De overige sleepboten zijn niet betrokken geweest bij de zogenaamde hulpverlening. Zij dreven alleen rond in de nabijheid.

Voorzover er sprake was van afhankelijk van elkaar opererende hulpverleners had Multraship ook de overige gerechtigden in de procedure moeten betrekken.

Posttrans betwist voorts dat de Argas in gevaar heeft verkeerd en zij betwist dat Multraship of één van de schepen, hulp heeft verleend. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

De schipper van de Argas heeft het schip met het voorschip aan de grond gezet op een plaats waar dat veilig kon. De schipper heeft vastgesteld dat het ladingruim niet geraakt was en dat er derhalve geen lading lekte. De lekkage bevond zich in de voormachinekamer, onmiddellijk achter de voorpiek van het schip. Op die plaats staan de boegschroefmotor en de verwarmingsketel opgesteld. Toen het schip aan de grond was gezet heeft de schipper vastgesteld dat het schip alleen water maakte op die plaats. Geconsteerd werd dat er een scheur in de bodem zat van 30 cm. De pompen aan boord konden het binnenstromende water goed verwerken. De Argas kon beschikken over haar voortstuwing en stuurinrichting. Zij is ook op eigen kracht vlot gevaren en afgemeerd in de Oostbuitenhaven. Daar heeft onderzoek door een duiker plaatsgevonden. Die duiker is op initiatief van Posttrans en niet van Multraship, gekomen. Ook de schade is gerepareerd in opdracht van Posttrans.

Posttrans erkent dat de Fonda heeft vastgemaakt aan de Argas. Dit gebeurde zonder toestemming. De kapitein heeft daartegen uitdrukkelijk geprotesteerd. De Fonda heeft werkeloos bakboord langszij gelegen.

De beoordeling

Multraship heeft haar vordering blijkens de conclusie van repliek uitdrukkelijk op art. 8:569 lid 2 BW gebaseerd. Zij beschouwt zichzelf terecht als een van de hulpverleners die gerechtigd is hulploon te vorderen. Ondermeer uit de verklaring van de kapitein van de Fonda blijkt dat hij van Multraship de opdracht heeft gekregen naar de Argas toe te varen. Multraship heeft ook andere schepen naar de Argas toegestuurd. De verleende “hulp” moet in dit geval gezien worden als een gecoördineerde actie, waarbij Multraship niet één van de “hulpverlenende” schepen was, maar de coördinator van de bij de “hulp” betrokken schepen. De wet sluit niet uit dat in zo’n geval een hulpverlener als Multraship een vordering tot betaling van hulploon instelt.

Multraship behoefde in dit geval niet de andere medegerechtigden in de procedure te betrekken. Zij heeft er met behulp van overeenkomsten voor gezorgd dat Posttrans, indien zij zou worden veroordeeld tot betaling van hulploon, niet het risico loopt ook door andere gerechtigden gedagvaard te worden ter zake van hetzelfde voorval. Posttrans heeft dan geen belang bij dit verweer.

De rechtbank komt nu toe aan de beoordeling van de vraag of Multraship recht heeft op hulploon.

Toen de Argas de strekdam had geraakt en de schipper zijn schip met het voorschip aan de grond zette, was er sprake van gevaar in de zin van de wet. De Argas was vol beladen met olie, de juiste omvang van de opgelopen schade was onbekend en de Argas bevond zich dicht bij de drukbevaren vaarroute.

Na het aan de grond zetten van het schip heeft de schipper de plaats en de omvang van de schade kunnen vaststellen. Hij heeft geconstateerd dat de Argas geen olie lekte en dat de pompen het binnenstromende water konden verwerken. Alleen de boegschroefmotor was niet meer te gebruiken. De Argas is na enige tijd op eigen kracht naar de Oostbuitenhaven gevaren en is daar afgemeerd. De rechtbank concludeert uit deze gang van zaken dat er in aanvang wel sprake is geweest van gevaar, maar dat naar mate de omvang en plaats van de schade duidelijker werd, dit gevaar is geweken.

Multraship, althans een van de door haar ingeschakelde schepen, heeft hierbij geen actieve hulpverlenende rol gespeeld. Uit het dagjournaal van de hoofdverkeersleider scheepvaartdienst Westerschelde blijkt dat de Fonda langszij is gekomen. Op dat moment bestond al meer duidelijkheid over de omvang en de plaats van de schade. De Fonda heeft verder niets gedaan. Dat was ook niet nodig omdat de Argas buiten gevaar verkeerde en op eigen kracht weg kon komen.

De andere betrokken schepen hebben alleen maar in de buurt rondgevaren en hebben dus in ieder geval geen recht op hulploon.

Het inschakelen van de duiker is niet door Multraship maar door Posttrans gedaan, zodat er ook op dat punt geen sprake is geweest van hulpverlening.

Omdat er geen sprake meer was van gevaar en omdat er geen hulp is verleend, zullen de vorderingen worden afgewezen.

Multraship zal als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

De beslissing

De rechtbank

wijst de vorderingen van Handel-en Scheepvaartmaatschappij Multraship BV af;

veroordeelt Handel-en Scheepvaartmaatschappij Multraship BV in de proceskosten, aan de zijde van Posttrans B.V. tot op heden begroot op EUR 2.530,00 wegens griffierecht en EUR 5.684,00 wegens procureurssalaris .

Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2006?