Home

Rechtbank Maastricht, 25-05-2012, BW7381, AWB 10/1786

Rechtbank Maastricht, 25-05-2012, BW7381, AWB 10/1786

Gegevens

Instantie
Rechtbank Maastricht
Datum uitspraak
25 mei 2012
Datum publicatie
4 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:RBMAA:2012:BW7381
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 10/1786

Inhoudsindicatie

Aanwijzing lokale publieke media-instelling. Beroep concurrent tegen aanwijzing en afwijzing eigen aanvraag. Belang nu inmiddels nieuwe stichting als media-instelling voor fusiegemeente is aangewezen.

Aanpassing statuten aan Mediawet 2008. Niet verzorgen van radio-uitzendingen. Ter zitting naar voren gebrachte gronden in strijd met goede procesorde.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 10/1786

Uitspraak van de meervoudige kamer van 25 mei 2012 in de zaak tussen

Stichting Radio Omroep Eijsden te Eijsden, thans Stichting Publieke Media Instelling Eijsden-Margraten, eiseres

(gemachtigden: J.P.M. Duijsens, mr. P.H.M. Hartmans),

en

Commissariaat voor de Media, verweerder

(gemachtigden: H. Ottenhof en mr. G.H.L. Weesing).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting Omroep Eijsden te Eijsden, thans Stichting Lokale Omroep Maas en Mergelland

(gemachtigden: W. Peters en R. van der Burgt).

Procesverloop

Op 5 mei 2009 heeft de Stichting Omroep Eijsden (SOE) bij verweerder een aanvraag ingediend voor aanwijzing van SOE als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden.

Op 22 oktober 2009 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend voor aanwijzing van eiseres als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden.

Bij besluit van 9 maart 2010 heeft verweerder SOE met ingang van 15 februari 2010 voor een periode van vijf jaar aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de verzorging van de publieke mediadiensten in de gemeente Eijsden. Bij besluit van dezelfde datum heeft verweerder voormelde aanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld.

Eiseres heeft tegen voormelde besluiten van 9 maart 2010 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 5 oktober 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de aanwijzing van SOE ongegrond verklaard. Verweerder heeft hierbij tevens het bezwaar tegen het besluit van

9 maart 2010 waarbij de aanvraag van eiseres buiten behandeling is gesteld gegrond verklaard, dit besluit herroepen en bepaald dat de raad van de gemeente Eijsden om een advies over deze aanvraag zal worden gevraagd.

Eiseres heeft tegen het besluit van 5 oktober 2010 beroep ingesteld.

SOE heeft op 30 november 2010 een schriftelijke uiteenzetting van de zaak gegeven.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 5 april 2011 heeft verweerder een nadere beslissing op bezwaar genomen inhoudende dat de aanvraag van eiseres om aanwijzing als lokale publieke media-instelling wordt afgewezen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2012. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

SOE beschikte sedert 15 februari 2005 over een zendmachtiging voor het verzorgen van de publieke mediadiensten in de gemeente Eijsden. Deze machtiging liep tot 15 februari 2010. Op 5 mei 2009 heeft SOE verweerder met het oog op verlenging van de zendmachtiging verzocht om SOE ook na 15 februari 2010 aan te wijzen als publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden.

Eiseres heeft op grond van een met SOE gesloten samenwerkingsovereenkomst op basis van de aan SOE verleende zendmachtiging vanaf 2006 radiouitzendingen in de gemeente Eijsden

verzorgd. De samenwerking tussen SOE en eiseres is na 15 februari 2010 beëindigd. Eiseres heeft op 22 oktober 2009 bij verweerder een aanvraag voor aanwijzing als publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden ingediend.

Verweerder heeft bij zijn besluiten van 9 maart 2010 de aanvraag van SOE, mede op basis van een positief advies hierover van de raad van de gemeente Eijsden van 3 november 2009, toegewezen met ingang van 15 februari 2010 en de aanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld. Bij het bestreden besluit van 5 oktober 2010 heeft verweerder zijn besluit om de aanvraag van eiseres buiten behandeling te stellen herroepen en besloten de betreffende aanvraagprocedure voort te zetten, maar de aanwijzing van SOE als publieke media-instelling hangende de aanvraagprocedure van eiseres gehandhaafd. Verweerder achtte het gelet op alle betrokken belangen niet zorgvuldig om de aanwijzing van SOE in te trekken.

Eiseres heeft in het beroepschrift tegen het bestreden besluit van 5 oktober 2010

- samengevat weergegeven - aangevoerd dat zij, doordat verweerder haar aanvraag van 22 oktober 2009 (ten onrechte) aanvankelijk niet in behandeling heeft genomen en pas in oktober 2010 voor advies aan de gemeente Eijsden heeft gezonden, geen eerlijke kans heeft gehad om in aanmerking te komen voor de gevraagde aanwijzing als media-instelling. De aanvraag van SOE voldeed volgens eiseres niet aan de wettelijke eisen voor het aanvragen van een aanwijzing. SOE handelde volgens eiseres na 15 februari 2010 bovendien in strijd met de Mediawet aangezien SOE vanaf die datum geen radioprogramma’s meer verzorgde. Eiseres stelt ook dat verweerder nalatig was in het toezicht op de naleving van verplichtingen van SOE. Zij acht het advies van de raad van de gemeente Eijsden van 3 november 2009 naar inhoud en de wijze van totstandkoming gebrekkig, zodat verweerder niet hierop had mogen afgaan. Het besluit om SOE als lokale publieke media-instelling aan te wijzen is volgens eiseres gelet op het voorgaande in strijd met de (Media)wet en met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het verbod van willekeur.

Eiseres is van mening dat het besluit om de aanwijzing van SOE te handhaven vernietigd dient te worden en verzoekt de rechtbank, gelet op de door haar door deze aanwijzing geleden schade, het onderzoek met het oog op een schadestaatprocedure te heropenen.

Bij het nadere besluit van 5 april 2011 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder stelt zich daarin op het standpunt dat de belangen van SOE en de belangen van de inwoners van de gemeente Eijsden zwaarder wegen dan de belangen van eiseres omdat de uitzendingen, op basis van de aanwijzing van 9 maart 2010, reeds door SOE verzorgd worden, de gemeente Eijsden inmiddels veel financiële steun aan SOE heeft gegeven, op korte termijn door verweerder een besluit over een (nieuwe) aanwijzing per 1 januari 2011 voor de (nieuwe) gemeente Eijsden-Margraten zal worden genomen en het voor de inwoners en de netwerkbeheerder bezwaarlijk is om (mogelijk) voor een korte periode met een andere media-instelling te worden geconfronteerd.

De rechtbank overweegt als volgt.

Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen. Zij verwijst in dit verband naar het feit dat de raad van de gemeente Eijsden in het over die aanvraag aan verweerder gegeven advies zijn voorkeur voor eiseres heeft uitgesproken. Eiseres is van mening dat verweerder bij het besluit van 5 april 2011 geen (juiste) afweging van belangen heeft gemaakt.

Op 22 november 2011 heeft verweerder besloten de Stichting Lokale Omroep Maas en Mergelland, rechtsopvolger van SOE, aan te wijzen als lokale publieke media-instelling voor de verzorging van de publieke mediadiensten in de gemeente Eijsden-Margraten.

De rechtbank heeft te beoordelen of verweerder het besluit van 9 maart 2010 waarbij SOE als publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden is aangewezen in bezwaar terecht en op goede gronden heeft gehandhaafd en of verweerder terecht en op goede gronden op in bezwaar heeft besloten tot afwijzing van de aanvraag van eiseres. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Nu het besluit van 5 april 2011 niet aan de bezwaren van eiseres tegemoet komt, beschouwt de rechtbank het beroep als mede te zijn gericht tegen dat besluit.

De Mediawet luidt, ten tijde en voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 2.61

1.Voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau kan het Commissariaat regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.

2.Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking instellingen die:

a. rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;

b. zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en

c. volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.

Artikel 2.62

1.Aanwijzing geschiedt nadat Provinciale Staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet.

Artikel 2.65

1.Een aanwijzing geschiedt op aanvraag, geldt voor vijf jaar en vervalt van rechtswege na afloop van deze periode.

Artikel 2.69

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

a. de wijze waarop aanvragen voor een aanwijzing worden ingediend;

b. de termijn waarbinnen beslissingen op de aanvragen worden genomen;

c. de termijn waarop adviezen als bedoeld in artikel 2.62, eerste lid, worden uitgebracht; en

d. de termijn waarop beslissingen over aanwijzing of intrekking van een aanwijzing in werking treden.

De Mediaregeling luidt, ten tijde en voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 6. Advisering door provinciale staten en gemeenteraad

1.Het Commissariaat legt een aanvraag voor een aanwijzing van een regionale publieke media-instelling respectievelijk een lokale publieke media-instelling binnen vier weken na ontvangst daarvan ter advisering voor aan de desbetreffende provinciale staten respectievelijk gemeenteraad.

2.Provinciale staten brengen respectievelijk de gemeenteraad brengt binnen achttien weken na ontvangst van de aanvraag advies uit aan het Commissariaat.

4.Het Commissariaat beslist binnen vier weken na ontvangst van het advies, bedoeld in het tweede lid, op de aanvraag en bepaalt daarbij de ingangsdatum van de aanwijzing.

Artikel 7. Indiening aanvraag aansluitende periode

Als een aangewezen regionale of lokale publieke media-instelling voor een aansluitende periode van vijf jaar aangewezen wil worden, dient zij uiterlijk zes maanden voor het einde van de lopende aanwijzingsperiode de aanvraag voor een nieuwe aanwijzing in.

Bij besluit van 22 november 2011 heeft verweerder de Stichting Lokale Omroep Maas en Mergelland als media-instelling voor de gemeente Eijsden-Margraten aangewezen. Volgens verweerder werkt dit besluit terug tot 1 januari 2011, maar is de zendmachtiging aan SOE doorgelopen tot 22 november 2011. Partijen hebben niet betwist dat de aanwijzing van SOE op 31 december 2010 afliep. Dit roept de vraag op of eiseres thans nog belang heeft bij een beoordeling van het beroep.

Eiseres stelt ter zitting dat zij door de aanwijzing van SOE na 15 februari 2010 geen radiouitzendingen meer heeft kunnen verzorgen en dat zij hierdoor schade, in de vorm van gederfde inkomsten, heeft geleden. Eiseres meent dat zij, indien haar aanvraag was toegewezen, in elk geval tot 1 januari 2011 radio-uitzendingen had kunnen blijven verzorgen. Verweerder voert aan dat het niet langer kunnen uitzenden niet een gevolg was van de aanwijzing van SOE, maar van het mislukken van de onderhandelingen tussen eiseres en SOE over voortzetting van de samenwerking.

De rechtbank is van oordeel dat eiseres als gevolg van het besluit van 9 maart 2010 waarbij SOE als media-instelling is aangewezen en de afwijzing van de aanvraag van eiseres in elk geval vanaf 15 februari 2010 tot 1 januari 2011 geen uitzendingen in het tot de voormalige gemeente Eijsden behorende gebied heeft kunnen verzorgen en acht aannemelijk dat eiseres als gevolg daarvan schade heeft geleden. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen de handhaving van voormeld besluit en de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Het beroep is daarom ontvankelijk.

Eiseres voert tegen verweerders besluit van 5 oktober 2010 om het besluit van 9 maart 2010 tot aanwijzing van SOE te handhaven aan dat de aanvraag van SOE niet aan de vereisten voor een aanvraag tot aanwijzing voldeed omdat de statuten van SOE niet waren aangepast aan de Mediawet 2008. Verweerder stelt hiertegenover dat de in de statuten op te nemen regeling in de Mediawet 2008 inhoudelijk niet is gewijzigd ten opzichte van de oude Mediawet en dat de statuten van SOE daarom voldeden aan de Mediawet 2008. Het gaat enkel om tekstuele aanpassingen naar terminologie van de huidige Mediawet 2008. De rechtbank stelt vast dat de statuten van SOE zich niet bij de gedingstukken bevinden. Eiseres heeft haar stelling dat de statuten afwijken van de Mediawet en dat daarom de aanvraag van SOE buiten behandeling respectievelijk afgewezen had moeten worden onvoldoende onderbouwd. Deze stelling treft daarom geen doel.

Eiseres voert tevens aan dat SOE in strijd met de Mediawet handelde door vanaf

15 februari 2010 geen radio-uitzendingen meer te verzorgen. Verweerder stelt daartegenover dat SOE niet verplicht was tevens radio-uitzendingen te verzorgen. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd over het door SOE te leveren en geleverde programma ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat SOE hiermee in strijd met de Mediawet handelde. Eiseres heeft dan ook onvoldoende aangetoond dat het programma-aanbod van SOE tot afwijzing van de aanvraag van SOE had moeten leiden.

Voor zover SOE niet voldeed aan de vereisten voor een zendmachtiging ten aanzien van het verstrekken van gegevens over programmering, het functioneren van het programmabeleid bepalend orgaan en de financiële positie, al of niet (mede) als gevolg van een gebrek aan toezicht door verweerder, kon dit naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot afwijzing van de aanvraag van SOE. Bij het niet voldoen aan deze vereisten kan eiseres verweerder verzoeken hiertegen handhavend op te treden. Een dergelijk verzoek ligt thans niet ter beoordeling aan de rechtbank voor.

Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten SOE per 15 februari 2010 aan te wijzen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden. Verweerder heeft daarbij mogen afgaan op het positief advies van de raad van de gemeente Eijsden en hoefde daarbij geen rekening te houden met het gegeven dat ook reeds door eiseres een aanvraag voor een aanwijzing als lokale publieke media-instelling in die gemeente was ingediend maar ten aanzien van die aanvraag nog geen advies van de gemeenteraad voorlag. De rechtbank overweegt in dit verband dat de termijnen genoemd in artikel 6 van de Mediaregeling geen fatale termijnen zijn maar termijnen van orde.

Verweerder heeft gelet op het voorgaande het besluit van 9 maart 2010 waarbij SOE als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Eijsden is aangewezen in bezwaar terecht gehandhaafd. Het beroep hiertegen is dus ongegrond.

Ten aanzien van het beroep tegen verweerders besluit van 5 april 2011 waarbij de aanvraag van eiseres is afgewezen overweegt de rechtbank dat eiseres eerst ter zitting gronden tegen dat besluit heeft aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het aanvoeren van gronden tegen dit besluit in dat stadium van de beroepsprocedure, nu eiseres hiervoor tevoren ruimschoots gelegenheid heeft gehad, in strijd met een goede procesorde. De rechtbank gaat daarom aan deze gronden voorbij. Dit betekent dat het beroep voor zover het is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres ongegrond is.

Artikel 8:73 van de Awb geeft de rechtbank alleen bij een gegrond beroep de mogelijkheid een partij te veroordelen tot betaling van schadevergoeding. Omdat het beroep ongegrond is, kan de rechtbank verweerder niet veroordelen tot schadevergoeding, zodat de rechtbank het verzoek van eiseres om het onderzoek te heropenen afwijst.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank

-verklaart het beroep ongegrond;

-wijst het verzoek om heropening van het onderzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.A. Willemsen, voorzitter, en mr. R.J.G.H. Seerden en mr. M.A. Teeuwissen, leden, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2012.

w.g. A. Zweipfenning w.g. Willemsen

Voor eensluidend afschrift:

de griffier:

verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.