Home

Rechtbank Limburg, 22-01-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:582, 6493543 AZ VERZ 17-151

Rechtbank Limburg, 22-01-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:582, 6493543 AZ VERZ 17-151

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
22 januari 2018
Datum publicatie
25 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2018:582
Formele relaties
Zaaknummer
6493543 AZ VERZ 17-151

Inhoudsindicatie

Verzoek tot vernietiging opzegging. Gedragingen werknemer – managing director bij een onderneming die onder meer onderhoud verricht aan liften - die zijn komen vast te staan leveren, in onderlinge samenhang bezien, een dringende reden in de zin van art. 7:677 lid juncto 7:678 lid 1 BW op. Primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van werknemer worden afgewezen. Het tegenverzoek van werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog mocht bestaan, wordt eveneens afgewezen. Arbeidsovereenkomst tussen partijen is immers door ontslag op staande voet geëindigd.

Uitspraak

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 6493543 AZ VERZ 17-151

MD

Beschikking van de kantonrechter van 22 januari 2018

in de zaak van:

[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] ,

wonend aan het [adres 1] ,

[woonplaats] ,

verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,

gemachtigde mr. J. de Wit,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

mulder liftservice b.v.,

statutair gevestigd en kantoor houdend te Nuth,

verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,

gemachtigde mr. B.D. Nollen.

Partijen zullen hierna [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] en Mulder genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het op 27 november 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;

-

het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige tegenverzoek, met producties;

- de mondelinge behandeling op 9 januari 2018 en de bij die gelegenheid door beide gemachtigde overgelegde en voorgedragen pleitnota’s.

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

Mulder houdt zich bezig met de in- en verkoop alsmede het installeren, repareren, onderhouden en moderniseren van liften, roltrappen en andere hijs- en transportwerktuigen.

2.2.

[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] , geboren op [geboortedag] 1958, is met ingang van 1 januari 1981 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Mulder. Met ingang van 1994 heeft ThyssenKrupp Liften B.V. 100% van de aandelen van Mulder gekocht. [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] is vanaf dat moment krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam als managing director van Mulder. Zijn laatste verdiende loon bedraagt € 6.759,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag, kerstgratificatie en bonus.

2.3.

Bij Mulder zijn thans ongeveer 40 personen werkzaam (25 monteurs en 15 op kantoor). Samen met ThyssenKrupp Liften B.V. en Skylift B.V. vormt Mulder de Nederlandse liften business van de ThyssenKrupp-groep (150.000 werknemers, waarvan ongeveer 1.000 in Nederland), daarbinnen aangeduid als “Business Field NL” (hierna: BF NL).

2.4.

In februari 2017 heeft er bij Mulder een interne audit plaatsgevonden.

2.5.

Op 20 april 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen (de gemachtigde van) Mulder en [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] . Bij dit gesprek is ook de heer [naam CEO] (CEO van ThyssenKrupp Liften B.V.) aangeschoven. In dit gesprek is – ieder geval – een aantal verwijten gemaakt aan het adres van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] naar aanleiding van de uitkomsten van de interne audit uit februari 2017. Aan het einde van dit gesprek is [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] op non-actief gesteld (met behoud van loon) en heeft hij zich ziek gemeld.

2.6.

[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] is gezien door de bedrijfsarts, die een Probleemanalyse en advies d.d. 18 mei 2017 heeft opgesteld. Op 23 juni 2017 is een Plan van Aanpak opgesteld.

2.7.

Op 26 juni 2017 is een door [naam CEO] opgesteld nieuwsbericht verzonden naar alle werknemers binnen Mulder. Daarin staat onder meer:

“Als gevolg van verschil van inzicht over hoe Mulder Liftservice B.V. verder te ontwikkelen, is besloten dat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] de organisatie gaat verlaten. Wij willen [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] bedanken voor zijn inzet en betrokkenheid”.

2.8.

Op 14 augustus 2017 is door Mulder een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij deze rechtbank. Aan dat verzoek tot ontbinding legt Mulder – zeer beknopt weergegeven – ten grondslag dat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] over de periode 2008 tot en met 2016 de financiële verslaglegging van Mulder zou hebben gemanipuleerd (onder andere door zogenoemde ‘fast forward sales’). Bij de interne audit van februari 2017 zouden die manipulaties aan het licht zijn gekomen. Het verzoek is primair gebaseerd op de e-grond en subsidiair op de g-grond als bedoeld in 7:669 lid 3 BW. Nadat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] een verweerschrift d.d. 2 oktober 2017 bij de rechtbank heeft ingediend, is het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door Mulder ingetrokken.

2.9.

Op 15 augustus 2017 heeft Mulder een evaluatierapport UWV aan Mulder toegestuurd, waarbij [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] schriftelijke opmerkingen heeft gemaakt.

2.10.

Op 4 oktober 2017 is [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] door Mulder uitgenodigd voor een gesprek. Mulder heeft daarbij aangegeven dat de aanleiding daarvoor een voorgenomen ontslag op staande voet van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] is. Dit gesprek heeft ook op die 4de oktober 2017 plaatsgevonden, waarbij [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] is vertegenwoordigd door zijn advocaat. Nadat de gemachtigden van beide partijen met elkaar hebben gecorrespondeerd over dit voorgenomen ontslag op staande voet, heeft Mulder [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijke) tegenverzoek] op 6 oktober 2017 op staande voet ontslagen. In die brief worden de volgende redenen – afzonderlijk en in onderlinge samenhang – aan dat ontslag op staande voet ten grondslag gelegd:

1. Opzegging van onderhoudscontracten door klanten

Bij het opruimen van uw bureau hebben wij een stapel opzeggingen van klanten gevonden die niet in de administratie waren doorgevoerd. Naar aanleiding daarvan is nader onderzoek gedaan en daarbij is gebleken dat u personeel van Mulder instructie heeft gegeven tot het verrichten van kunstgrepen en het verkondigen van onwaarheden om door klanten gedane opzeggingen van hun onderhoudscontracten te voorkomen. Een medewerker heeft verklaard dat zij van u bij herhaling opdracht heeft gekregen om de data op de voorbladen van 3-jarige onderhoudscontracten aan te passen, met als doel om de van dergelijke klanten ontvangen opzeggingen af te wijzen op basis van het standpunt dat de ‘prijsvaste’ contractperiode nog liep en dat alleen per het einde van die periode kon worden opgezegd. Het betrof klanten die een 3-jarig prijsvast onderhoudscontract hadden met een stilzwijgende verlenging indien niet 3 maanden voor het einde van de periode was opgezegd. Door de datum van het contract te vervroegen of te verlaten werd het einde van de lopende prijsvaste periode gemanipuleerd. In een aantal gevallen, waar het klanten met een 1-jarig contract betrof, heeft u de medeweker geïnstrueerd om ten onrechte het standpunt in te nemen dat sprake was van een 3-jarig contract en dat, gelet op het feit dat de periode nog liep, niet kon worden opgezegd. In die gevallen gaf u niet de instructie om een voorblad aan te passen, maar om eenvoudigweg in de correspondentie jegens de klant dat standpunt in te nemen. Voorbeelden van situaties waarin sprake was van een 1-jarig contract waarbij het standpunt werd ingenomen dat in feite sprake was van een 3-jarig contract zijn:

[adres 2] , [plaats 1] ; en

[adres 3] , [plaats 2] .

Voorbeelden van gevallen waarin bij een 3-jarig contract ten onrechte het standpunt werd ingenomen dat nog niet kon worden opgezegd zijn:

[adres 4] , [plaats 3] ;

[adres 5] , [plaats 4] ; en

[adres 6] , [plaats 5] .

2 Cash betalingen

Een collega heeft verklaard dat op uw instructie gedurende lange tijd contante betalingen zijn gedaan aan monteurs en anderen waarover geen belasting en sociale premies zijn ingehouden. Het ging telkens om bedragen van rond de € 30 - € 40, en een aantal betalingen van € 500.

3 Onterechte kostendeclaraties

4 Overfactureren uren

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing