Home

Rechtbank Leeuwarden, 19-04-2011, BQ8932, AWB 10/2176

Rechtbank Leeuwarden, 19-04-2011, BQ8932, AWB 10/2176

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
19 april 2011
Datum publicatie
22 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ8932
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 10/2176

Inhoudsindicatie

Vergoeding procesksten bezwaarfase. Verwerkingswijze van aangifte leidt tot toepassing onjuiste methode ter voorkoming van dubbele belasting bij opleggen aanslag. Onrechtmatigheid is aan verweerder te wijten.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 10/2176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Emmen,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop

Verweerder heeft bij brief van 1 oktober 2010 beslist op eisers verzoek om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar tegen de voorlopige aanslag (aanslagnummer [nummer].H.91) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009 heeft moeten maken.

Eiser heeft tegen deze beslissing bij brief van 14 oktober 2010, ontvangen bij de rechtbank op 18 oktober 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2011 te Leeuwarden. Eiser is daar vertegenwoordigd door zijn bovengenoemde gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde], bijgestaan door [naam].

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiser heeft in het jaar 2009 een bedrag van € 54.438,-- aan inkomsten uit tegenwoordige arbeid genoten uit Groot Brittannië van [A] Ltd. Op deze inkomsten is een bedrag van € 18.417,-- aan buitenlandse bronbelasting ingehouden.

1.2 Eisers gemachtigde heeft namens eiser voor het jaar 2009 op 12 april 2010 aangifte IB/PVV gedaan door middel van een geautomatiseerd aangifteprogramma van Elsevier. In dit aangifteprogramma heeft eisers gemachtigde onder de post "4110.00 Box 1 elders belast looninkomen en pensioen" de onder punt 1.1 vermelde inkomsten van [A] Ltd aangegeven onder vermelding van de landcode GBR (Groot Brittannië). Hierbij heeft hij ook de bronbelasting van € 18.417,-- vermeld. Verder heeft hij ten aanzien van deze inkomsten gekozen voor toepassing van de zogenoemde evenredigheidsmethode (in het aangifteprogramma aangeduid met het cijfer 1). Het aangifteprogramma heeft vervolgens ter voorkoming van dubbele belasting overeenkomstig de evenredigheidsmethode een aftrek berekend ten bedrage van € 22.201,--.

1.3 In de aanvullende toelichting bij de aangifte inkomstenbelasting 2009, welke gedownload kan worden via internet, heeft de Belastingdienst op pagina 1 vermeld:

"Of u uw buitenlandse inkomsten met of zonder buitenlandse belasting moet invullen, leest u hierna bij de verschillende inkomsten".

Op pagina 2 van bedoelde toelichting staat vervolgens:

"Loon, pensioen en uitkeringen

Vul bij 'Loon, pensioen en uitkeringen' de landcode en het bedrag van de buitenlandse inkomsten in. Meestal hoeft u de buitenlandse belasting niet in te vullen. In sommige situaties moet u de buitenlandse belasting wel invullen. Bijvoorbeeld bij een Canadees pensioen waarop 15% belasting is inhouden. Of als u buitenlandse inkomsten had als directeur of commissaris en de belasting die daarop in het buitenland is ingehouden, kunt verrekenen. Dat is ook het geval als u als werknemer op een schip of in een vliegtuig loon kreeg uit de volgende landen: Griekenland, Israël, Servië, Maleisië, Marokko, Montenegro of Turkije. De buitenlandse belasting wordt dan verrekend met uw inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in Nederland. ".

1.4 Indien het geautomatiseerde aangifteprogramma van de Belastingdienst wordt gedownload via de website van de Belastingdienst verschijnt (thans) het volgende bericht:

"Inkomsten uit het buitenland

Hebt u loon, pensioen of een uitkering uit 1 van de hierna genoemde landen? En vult u in het aangifteprogramma het scherm 'Aftrek om dubbele belasting te voorkomen' in? Kies dan altijd 'Nee' bij de vraag 'Houdt dit land buitenlandse belasting in?'. Het gaat om de volgende landen: Nederlandse Antillen, Aruba, Duitsland, Ierland, Japan, Luxemburg, Singapore, Spanje, Thailand, Verenigd Koninkrijk, Zwitserland.

Hebt u al aangifte gedaan? Controleer dan het scherm 'Aftrek om dubbele belasting te voorkomen". Hebt u 'Ja' gekozen? Wijzig dan uw aangifte. Kies alsnog voor 'Nee' en verzend de aangifte opnieuw. Wij nemen altijd uw laatste aangifte in behandeling.".

1.5 Indien een belastingplichtige in zijn aangifte uitsluitend het buitenlandse inkomen vermeld, past verweerder bij het vaststellen van de (voorlopige) aanslag de vrijstellingsmethode toe ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Vermeldt een belastingplichtige naast het buitenlandse inkomen ook de buitenlandse belasting, dan verbindt verweerder bij het verwerken van de aangifte hieraan de conclusie dat de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting met toepassing van de zogenoemde verrekeningsmethode moet worden bepaald.

1.6 Het aangifteprogramma van de Belastingdienst biedt de mogelijkheid om, naast het buitenlandse inkomen en de landcode, ook de buitenlandse belasting in te vullen.

1.7 Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 23 juni 2010 een tweede voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 (aanslagnummer [nummer].H91) opgelegd. Verweerder heeft bij deze aanslag ter voorkoming van dubbele belasting overeenkomstig de onder punt 1.5 bedoelde verrekeningsmethode een bedrag van € 18.417,-- aan buitenlandse belasting verrekend.

1.8 Op het bezwaar van eisers gemachtigde heeft verweerder een nadere voorlopige aanslag IB/PVV vastgesteld, waarbij hij - tegemoetkomend aan eisers bezwaar - ter voorkoming van dubbele belasting de zogenoemde vrijstellingsmethode (ook wel evenredigheidsmethode) heeft toegepast. Aldus heeft hij een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting verleend ten bedrage van € 22.201,--.

1.9 Bij brief van 1 oktober 2010 heeft verweerder (alsnog) beslist op het door eisers gemachtigde in zijn bezwaarschrift gedane verzoek om vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar tegen de tweede voorlopige aanslag heeft moeten maken. Verweerder heeft hierbij het verzoek afgewezen.

Geschil

2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of eiser recht heeft op vergoeding van de kosten van de door zijn gemachtigde in verband met de behandeling van het bezwaar verleende rechtsbijstand.

2.2 Eiser is van mening dat de tweede voorlopige aanslag is herzien wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. In zijn aangifte heeft hij vermeld dat de evenredigheidsmethode moet worden toegepast ter voorkoming van dubbele belastingheffing over zijn uit Groot Brittannië genoten inkomsten. Desondanks heeft verweerder de verrekeningsmethode toegepast bij het opleggen van de tweede voorlopige aanslag. Dat in de aangifte bronbelasting was aangegeven in combinatie met de landcode GBR, had voor verweerder aanleiding moeten zijn om de aangifte nader te beoordelen.

Het gewicht van de zaak moet volgens eiser als "gemiddeld" (wegingsfactor 1) worden gekwalificeerd. Een aanslag IB/PVV die buitenlands inkomen bevat, komt niet geregeld voor, zodat ter zake niet snel sprake is van een lichte zaak. Bovendien moest eisers gemachtigde verweerder er - nadat naar aanleiding van het bezwaar een nadere voorlopige aanslag was vastgesteld - nog nader actie ondernemen teneinde verweerder ertoe te bewegen om te beslissen op het verzoek om kostenvergoeding.

2.3 Verweerder is van opvatting dat er geen sprake is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Het toepassen door verweerder van de verrekeningsmethode behoefde niet onjuist te zijn. Immers, indien eiser de inkomsten bijvoorbeeld als commissaris had genoten, dan was de aftrek elders belast op de juiste wijze in aanmerking genomen. Uit de aangifte kon niet worden afgeleid dat op de buitenlandse inkomensbestanddelen de vrijstellingsmethode van toepassing was. Nu eiser in afwijking van hetgeen de aanvullende toelichting van de Belastingdienst (zie punt 1.3) voorschrijft, naast het buitenlandse loon en de landcode, ook de buitenlandse belasting heeft ingevoerd, al dan niet gedwongen door het door hem gebruikte commerciële aangifteprogramma, dient het toepassen van de verrekeningsmethode door verweerder voor rekening en risico van eiser te blijven. Hierbij heeft verweerder erop gewezen dat het systeem van voorlopige aanslagregeling meebrengt dat verweerder niet gehouden was om bij het opleggen van de voorlopige aanslag een eventuele discrepantie tussen de landcode en het vermelden van de buitenlandse belasting te onderzoeken.

Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat eiser wel recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, dan stelt verweerder zich subsidiair op het standpunt dat sprake is van een "zeer lichte" zaak (wegingsfactor 0,25). Het was eenvoudig te onderkennen dat niet de vrijstellingsmethode, maar de verrekeningsmethode was toegepast. Meer subsidiair is verweerder van mening dat het gewicht van de zaak is te kwalificeren als "licht" (wegingsfactor 0,5).

Beoordeling van het geschil

3.1 Ingevolge artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.

3.2 Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder bij het vaststellen van de tweede voorlopige aanslag ter voorkoming van dubbele belastingheffing over de door eiser uit Groot Brittannië genoten looninkomsten ten onrechte de verrekeningsmethode heeft toegepast in plaats van de vrijstellingsmethode. De rechtbank is niet gebleken dat partijen hierbij uitgaan van een onjuiste rechtsopvatting. Uit de vaststaande feiten volgt dat verweerder op het bezwaar van eiser de zojuist beschreven onrechtmatigheid heeft erkend en vervolgens heeft weggenomen door het vaststellen van een nadere voorlopige aanslag, waarbij hij - tegemoetkomend aan eisers bezwaar - ter voorkoming van dubbele belasting de zogenoemde vrijstellingsmethode heeft toegepast. Hoewel verweerder de tweede voorlopige aanslag aldus niet heeft herroepen, dient naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een nadere voorlopige aanslag gelijk te worden gesteld met het herroepen van het bestreden besluit als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.

3.3 Uit de vaststaande feiten volgt dat, indien een belastingplichtige naast het buitenlandse inkomen en de landcode ook de buitenlandse belasting in zijn aangifte vermeldt, verweerder bij het (automatisch) verwerken van de aangifte hieraan de conclusie verbindt dat de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting met toepassing van de zogenoemde verrekeningsmethode moet worden bepaald. Naar de rechtbank afleidt uit de vaststaande feiten, kon eiser van deze verwerkingswijze alleen door het raadplegen van de onder punt 1.3 bedoelde aanvullende toelichting en - voor zover dit ten tijde van het doen van aangifte bestond - het onder punt 1.4 bedoelde bericht op de hoogte zijn. Dit geldt - naar de rechtbank opmaakt uit de vaststaande feiten - ook in geval eiser, in plaats van met een commercieel aangifteprogramma, aangifte had gedaan met het aangifteprogramma van de Belastingdienst. Laatstbedoeld aangifteprogramma biedt - evenals het door eiser gebruikte aangifteprogramma - de mogelijkheid om, naast het buitenlandse inkomen en de landcode, ook de buitenlandse belasting in te vullen. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat tijdens het invullen bij de desbetreffende rubriek wordt gewezen op de onderhavige verwerkingswijze. De rechtbank is van oordeel dat van eiser niet behoefde te worden verlangd dat hij de onder punt 1.3 bedoelde aanvullende toelichting en - voor zover van belang - het onder punt 1.4 bedoelde bericht bij het doen van aangifte tot zich zou nemen. De omstandigheid dat eiser niet bekend was met de onderhavige verwerkingswijze van verweerder, kan hem naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden aangerekend. Het gevolg van deze verwerkingswijze – het toepassen van een onjuiste methode ter voorkoming van dubbele belastingheffing - dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van verweerder te komen. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank temeer nu uit de door verweerder bij de onder punt 1.3 bedoelde aanvullende toelichting en het onder punt 1.4 bedoelde bericht gegeven waarschuwing volgt dat verweerder zich er kennelijk van bewust was dat zijn verwerkingswijze tot dit gevolg kon leiden. Hij diende naar het oordeel van de rechtbank daarom juist alert te zijn bij het vaststellen van aanslagen waarbij werd beoogd om overeenkomstig de aangifte aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing te verlenen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerders verwerkingswijze in het gros van de gevallen als het onderhavige geval, waarin naast het buitenlands inkomen uit dienstbetrekking en de landcode (GBR) ook de buitenlandse belasting wordt ingevuld, leidt tot het hanteren van een onjuiste methode ter voorkoming van dubbele belastingheffing, aangezien de evenredigheidsmethode in deze gevallen – naar verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard – het minst vaak van toepassing is. De rechtbank heeft bij haar oordeel verder in aanmerking genomen dat aan verweerder kan worden toegegeven dat bij het vaststellen van een voorlopige aanslag geen diepgaand onderzoek is vereist. Echter, bij het vaststellen van een voorlopige aanslag naar aanleiding van een ingediende aangifte – zoals in het onderhavige geval – moet naar het oordeel van de rechtbank van verweerder een zodanige zorgvuldigheid worden vereist dat hij er in ieder geval voor dient zorg te dragen dat deze voorlopige aanslag overeenkomt met de ingediende aangifte voor zover deze juist is.

3.4 Uit hetgeen onder punt 3.3 is overwogen volgt dat de onder punt 3.2 beschreven onrechtmatigheid naar het oordeel van de rechtbank aan verweerder is te wijten. Derhalve bestaat er aanleiding voor het toekennen van een vergoeding aan eiser van de door hem in de bezwaarfase gemaakte proceskosten.

3.5 Voor de vaststelling van de kosten van rechtsbijstand als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (: het Besluit) dient naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan te worden van een zeer licht gewicht van de zaak. De wegingsfactor biedt de mogelijkheid om recht te doen aan de verschillen tussen zaken. Het gewicht van een zaak wordt bepaald door het belang en de ingewikkeldheid. Aangezien het bezwaar van eiser niet meer inhield dan het rechtzetten van de door verweerder als gevolg van zijn verwerkingswijze begane onrechtmatigheid en het bezwaar derhalve geen juridisch inhoudelijke kwestie betrof, acht de rechtbank zowel het belang als de ingewikkeldheid van de zaak zeer gering. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met een wegingsfactor van 0,25. Daarbij wijst de rechtbank eiser erop dat het Besluit niet is bedoeld als volledige vergoeding van de proceskosten, maar als een tegemoetkoming in die kosten. De rechtbank stelt de door verweerder aan eiser te vergoeden kosten in verband met de behandeling van het bezwaar vast op € 54,50 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218,-- en een wegingsfactor 0,25).

Proceskosten beroep

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,-- en een wegingsfactor 0,5). Gelet op het belang als op de ingewikkeldheid van de zaak, is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een wegingsfactor van 0,5. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de in beroep in geschil zijnde vraag (zie onder punt 2.1) een juridische kwestie betreft in tegenstelling tot het in de bezwaarfase aan de orde zijnde geschil (vergelijk hetgeen hiervoor onder punt 3.5 is overwogen).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de beslissing op het verzoek om proceskostenvergoeding;

- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in bezwaar ten bedrage van

€ 54,50,-- en in beroep ten bedrage van € 437,--;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,-- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2011.

w.g. M. Hiemstra w.g. A.F. Germs-de Goede

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.