Rechtbank Gelderland, 09-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:7181, 5261330
Rechtbank Gelderland, 09-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:7181, 5261330
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 9 september 2016
- Datum publicatie
- 12 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2016:7181
- Zaaknummer
- 5261330
Inhoudsindicatie
Verzet niet ontvankelijk want op tegenspraak door voeging.
(zie ook eclinummer NL:RBGEL2016:7182)
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5261330 \ VV EXPL 16-154 \ 25115 \ 588
uitspraak van 9 september 2016
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. S.G. Blasweiler
procederende krachtens toevoegingsnummer [nummer]
eisende partij in verzet
tegen
1 [gedaagde partij sub 1]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. B.J. Blindenbach
2. [gedaagde partij sub 2]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. B.J. Blindenbach
gedaagde partijen in verzet
Partijen worden hierna [eisende partij] , Van [gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] genoemd.
1 De procedure
Het procesverloop:
- [eisende partij] heeft op 28 juni 2016 een verzetdagvaarding met producties aangebracht bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Het verzet richt zich tegen het door de kantonrechter te Arnhem op 20 juni 2016 tussen Van [gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] als eisende partij en [eisende partij] als gedaagde partij bij verstek uitgesproken vonnis, bekend onder zaaknummer 5110905 \ VV EXPL 16-101. In die procedure heeft [voegende partij] gevorderd om als voegende partij aan de zijde van [eisende partij] te worden toegelaten. Dit verzoek is toegestaan;
- [eisende partij] en [voegende partij] hebben bij dagvaarding van 28 juni 2016 in kort geding de schorsing van dit vonnis van de kantonrechter bij de voorzieningenrechter te Arnhem gevorderd. In het vonnis van 5 juli 2016 heeft de voorzieningenrechter te Arnhem de gevorderde schorsing afgewezen;
- de gemachtigde van Van [gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] heeft op 14 juli 2016 een emailbericht gestuurd;
- de kantonrechter te Arnhem heeft de verzetzaak in het vonnis van 20 juli 2016 verwezen naar de voorzieningenrechter in de stand waarin deze zich bevindt;
- bij faxbericht van 6 september 2016 heeft de gemachtigde van Van [gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] een vijftal producties overgelegd;
- op 9 september 2016 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen
zijn [eisende partij] , mr. Blasweiler, [voegende partij] voornoemd, [gedaagde partij sub 2] en mr. Blindenbach.
Op 9 september 2016 heeft de kantonrechter, na een schorsing, mondeling uitspraak gedaan, welke beslissing, tezamen met de overwegingen die daaraan ten grondslag hebben gelegen, hierna schriftelijk wordt weergegeven.
2 De beoordeling
Ter zitting is de vraag aan de orde gesteld of [eisende partij] in zijn verzet kan worden ontvangen nu [voegende partij] zich als gevoegde partij aan de zijde van [eisende partij] , die niet is verschenen, heeft geschaard, waarbij [voegende partij] inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen toewijzing van de vordering tegen [eisende partij] . Na partijen hierover gehoord te hebben, beantwoordt de kantonrechter deze vraag ontkennend en motiveert dat als volgt.
Onder verwijzing naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van
2 april 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ6719) is de kantonrechter van oordeel dat een gevoegde partij zelfstandig hoger beroep in kan stellen. Dit zou bij ontvankelijkheid van het verzet betekenen dat twee verschillende rechtsgangen ten aanzien van dezelfde rechtsbetrekking openstaan, hetgeen het risico van tegenstrijdige beslissingen meebrengt. Daargelaten of dit risico zich verwezenlijkt, ziet de kantonrechter daarin aanleiding om artikel 140 Rv analoog toe te passen. Dat artikel voorziet in een regeling om datzelfde risico te voorkomen ingeval van meerdere gedaagden waarbij ten minste één gedaagde is verschenen en tegen ten minste één gedaagde verstek is verleend. Het derde lid van artikel 140 Rv bepaalt dat in dat geval tussen alle partijen één vonnis wordt gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. Gevolg daarvan is dat tegen het vonnis voor alle partijen slechts beroep en geen verzet openstaat. In het onderhavige geval betekent dit dat het kort geding vonnis van 20 juli 2016 te gelden heeft als een vonnis op tegenspraak. [eisende partij] kan aldus niet worden ontvangen in zijn verzet.
[eisende partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.