Home

Rechtbank Den Haag, 11-05-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6901, 22_377, 22_378, 22_1350 en 22_1352

Rechtbank Den Haag, 11-05-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6901, 22_377, 22_378, 22_1350 en 22_1352

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 mei 2023
Datum publicatie
7 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:6901
Zaaknummer
22_377, 22_378, 22_1350 en 22_1352
Relevante informatie
Art. 3.90 Wet IB 2001, Art. 67d AWR, Art. 27e AWR

Inhoudsindicatie

De beroepen zien op de aan eiser voor het jaar 2017 opgelegde aanslagen IB/PVV en Zvw. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiser inkomsten uit hennepteelt heeft genoten die hij niet in zijn aangifte voor het jaar 2017 heeft vermeld, waardoor een zowel absoluut als relatief omvangrijk bedrag buiten de heffing is gebleven. Eiser moet zich daarvan bewust zijn geweest. Aldus heeft eiser niet de vereiste aangifte gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. De berekening van de opbrengst van de hennepkwekerij berust volgens de rechtbank op een redelijke schatting, zodat de aanslagen niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd. De rechtbank acht ook de opgelegde vergrijpboete passend en geboden. Wel ziet de rechtbank aanleiding de boete ambtshalve met 10% te matigen wegens overschrijding van de redelijke termijn. Beroepen ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 22/377, SGR 22/378, SGR 22/1350 en SGR 22/1352

(gemachtigde: mr. T. Altindag),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Bij de aanslag IB/PVV is tevens een vergrijpboete opgelegd en bij beide aanslagen is belastingrente in rekening gebracht.

Bij brief van 21 december 2020 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt.

Op 28 december 2021 heeft verweerder een schriftelijke ingebrekestelling ontvangen in verband met niet tijdig beslissen op eisers bezwaarschrift.

Bij brief van 7 januari 2022 heeft eiser beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen op bezwaar.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 11 januari 2022 de aanslagen, de boetebeschikking en de rentebeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 20 februari 2022 beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

Feiten

1. Op 17 oktober 2017 is in de woning aan de [adres 1] in [plaats] een hennepkwekerij met 353 planten aangetroffen en ontmanteld door de Koninklijke Marechaussee. Eiser was tijdens de inval in de woning aanwezig. Eiser huurde de woning van [naam 4] (de hoofdhuurder). Eiser woonde op een ander adres.

2. In het proces-verbaal “Aantreffen hennepkwekerij” is onder meer opgenomen dat in de woning twee kweekruimtes aanwezig waren, één in de woonkamer met 275 hennepplanten en één in een slaapkamer met 78 hennepplanten. Er was sprake van kalkafzetting, het filterdoek was vervuild en er lag stof. In het proces-verbaal staat verder:

“Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de kwekerij waren geplaatst. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op het filterdoek terecht.

(…)

Stof op voorwerpen

Er lag stof op:

de aanwezige elektra

het rotorblad van de ventilator

luchtslangen

bovenop de growtenten

Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.

(…)”

3. Een fraudespecialist van Stedin Netbeheer B.V. heeft aangifte gedaan van diefstal van energie. In de “rapportage diefstal energie” van 17 oktober 2017 (het Stedinrapport) staat onder meer:

“De periode van 1 volledige hennepoogst is 70 dagen.

In dit geval zijn het 2 volledige hennepoogsten van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 63 dagen.

Diefstal is gepleegd in de periode van 28-03-2017 t/m 17-10-2017.

(…)

Ik zag dat de kappen van de in de hennepkwekerijen aanwezige assimilatielampen onder een dikke laag stof zaten, wat duidt dat deze al een langere tijd aanwezig waren. (…)

Ik zag dat het zeil dat op de vloer lag voorzien was van een dikke kalkaanslag, wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van de hennepkwekerijen. (…)

Ik zag dat de aanwezige kweekpotten voorzien waren van een dikke witte aanslag, welke ontstaat indien de hennepteelt zich in de laatste week bevindt waarbij er geen water meer wordt gegeven en hierdoor de kalk afzetting van de aanwezig potten plaats vindt. Ik zag dat deze aanslag zodanig was dat dit niet van de aanwezige hennepoogst afkomstig was.

In de hennepkwekerijen zag ik zogenaamde droognetten waarin ik restanten aantrof van volgroeide hennepplanten afkomstig van een eerdere hennepoogst. (…)

Toen ik in het watervat keek, dat diende voor de watertoevoer bestemd voor de hennepkwekerijen zag ik dat de zijkant voorzien was van een dikke kalkaanslag, wat duidt op een langdurige tijd in bedrijf zijn van de hennepkwekerijen.(…)

Ook zag ik een aantal scharen liggen met restanten van hennepproducten vermoedelijk gebruikt bij het knippen van een eerdere hennepoogst.

De aangetroffen henneprestanten waren zodanig vervuild dat deze niet alleen afkomstig waren van het knippen van de huidige hennepplanten.(…)

Ik zag dat de ingebruikzijnde assimilatielampen een productiedatum hadden van 12 januari 2015, het is niet uitgesloten dat de hennepkwekerij kort na de productiedatum in bedrijf is gegaan.(…).”

4. Op een werkbon van [bedrijfsnaam] B.V. (de werkbon), getekend op 11 augustus 2017, staat als adres vermeld [adres 2] . Onder verrichte werkzaamheden staat:

“Verdelers nagezien. Geen lekage”.

5. Op 1 september 2019 heeft eiser voor het jaar 2017 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.714. Dit betreft een uitkering van de gemeente Rotterdam.

6. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder € 67.890 aan inkomsten uit hennepteelt in aanmerking genomen als resultaat overige werkzaamheden. Hij heeft het voordeel uit de hennepteelt berekend op basis van het Stedinrapport en het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht" van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie) van 1 juni 2016 (BOOM rapport). Verweerder is uitgegaan van 2 oogsten, een opbrengst van 27,2 gram per plant voor 275 planten en 25,7 gram per plant voor 78 planten en een verkoopopbrengst van € 4,07 per plant (totaal € 77.204). Verweerder heeft rekening gehouden met € 9.314 aan kosten, waaronder € 3.184,44 aan electriciteitskosten.

7. Verweerder heeft de aanslag IB/PVV 2017 met dagtekening 15 december 2020 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.604 en daarbij een vergrijpboete van € 6.955 (25%) opgelegd. Ook is € 2.541 aan belastingrente in rekening gebracht. Daarnaast is de aanslag Zvw 2017 opgelegd naar een maximum bijdrage-inkomen van € 53.071. Daarbij is € 231 aan belastingrente in rekening gebracht.

Geschil 8. In geschil is of de aanslagen en de boetebeschikking terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.

9. Eiser stelt dat hij geen inkomsten uit hennepteelt heeft genoten. Er heeft geen oogst plaatsgevonden. Eiser is ook niet strafrechtelijk veroordeeld voor een oogst. Verweerder heeft beginselen van behoorlijk bestuur geschonden. Ook de vergrijpboete is ten onrechte en voor een te hoog bedrag opgelegd.

10. Verweerder stelt dat eiser tot ten minste het gecorrigeerde bedrag inkomsten uit de hennepkwekerij heeft genoten. Eiser heeft de vereiste aangifte niet gedaan, zodat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Er is geen sprake van schending van de algemene beginselen van bestuur. Daarnaast stelt verweerder dat de vergrijpboete terecht is opgelegd.

Beoordeling van het geschil

Beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit (SGR 22/377 en SGR 22/278)

11. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.1

12. De schriftelijke ingebrekestelling is ontvangen door verweerder op 28 december 2022 en het beroepschrift is ingediend op 7 januari 2022. Het beroepschrift is dus voordat de hiervoor genoemde termijn van twee weken was verstreken ingediend. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar is daarmee te vroeg ingediend en is daarom niet-ontvankelijk.

Vereiste aangifte (SGR 22/1350 en SGR 22/1352)

13. Verweerder heeft gesteld dat eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan als bedoeld in artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), met als gevolg dat de rechtbank het beroep ongegrond dient te verklaren tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast). Volgens vaste jurisprudentie heeft een belastingplichtige niet de vereiste aangifte gedaan indien sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting zowel absoluut als relatief bezien aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Dat de vereiste aangifte niet is gedaan, dient verweerder volgens regels van normale bewijslastverdeling aannemelijk te maken.

14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder – gelet op het feit dat de hennepkwekerij is aangetroffen in een door eiser (onder)gehuurde woning, eiser tijdens de inval in de woning aanwezig was en gelet op de bevindingen opgenomen in het onder 2 en 3 hiervoor vermelde proces-verbaal en rapport (met name de vervuilde filters, stof, kalk en henneprestanten) – aannemelijk gemaakt dat eiser in de periode van 28 maart 2017 tot en met 17 oktober 2017 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het exploiteren van een hennepkwekerij lucratief is. Eiser heeft bovendien slechts een inkomen van € 6.714 aangegeven, wat onvoldoende was om de kosten van de hennepkwekerij te betalen en in zijn levensonderhoud te voorzien. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat eiser inkomsten uit hennepteelt heeft genoten die hij niet in zijn aangifte voor het jaar 2017 heeft vermeld, waardoor een zowel absoluut als relatief omvangrijk bedrag buiten de heffing is gebleven. Eiser moet zich daarvan bewust zijn geweest. Aldus heeft eiser niet de vereiste aangifte gedaan.

15. Het is nu aan eiser om te doen blijken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Eiser is hierin niet geslaagd. Volgens eiser blijkt uit de werkbon dat de kwekerij pas na 11 augustus 2017 is opgebouwd en in bedrijf gesteld. Er heeft gelet op een kweekcyclus van meer dan tien weken geen oogst plaatsgevonden. Ter zitting heeft eiser dit toegelicht met de verklaring dat hij de woning in april 2017 heeft geregeld en daarna de kwekerij heeft opgebouwd. Nadat in juli werd aangekondigd dat een monteur van [bedrijfsnaam] B.V. zou komen, heeft eiser de kwekerij weer afgebroken. Pas na het bezoek van de monteur op 11 augustus 2017 heeft hij de kwekerij weer opgebouwd en in gebruik genomen. Ook zou sprake zijn van tweedehandsmaterialen. Eiser stelt verder dat verweerder rekening had moeten houden met de door hem gemaakte kosten van de gemeente Rotterdam en de (onder)huurkosten van € 5.600. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met wat hij heeft aangevoerd en overgelegd, niet aan zijn verzwaarde bewijslast voldaan. De rechtbank acht de werkbon met eisers verklaring en de enkele niet met stukken onderbouwde stelling dat sprake was van tweedehandsspullen onvoldoende. Een bezoek van een monteur laat onverlet dat de hennepkwekerij al aanwezig was en in bedrijf kon zijn. Eiser heeft geen bewijsstukken verstrekt waaruit de betaling van de door hem gestelde kosten blijkt.

Redelijke schatting

16. Dat de bewijslast is omgekeerd en verzwaard geeft verweerder niet de bevoegdheid de aanslag in zoverre naar willekeur vast te stellen. Deze dient te berusten op een redelijke schatting.

17. Verweerder heeft de opbrengst van de hennepkwekerij berekend aan de hand van de zogenoemde BOOM-normen, met als uitgangspunt tien weken per oogst (in dit geval twee voltooide oogsten). Uitgaande van 275 planten in ruimte 1, een opbrengst van 27,2 gram hennep per plant en een prijs van € 4,07 per gram hennep, bedraagt de opbrengst van ruimte 1 € 60.887,20. Uitgaande van 78 planten in ruimte 2, een opbrengst van 25,7 gram hennep per plant en een prijs van € 4,07 per gram hennep, bedraagt de opbrengst van ruimte 2 € 16.317,44. Het bedrag aan kosten heeft verweerder gesteld op € 6.129,14 (overeenkomstig het Boom-rapport) plus de elektriciteitskosten van € 3.184,44. Deze berekening acht de rechtbank redelijk en neemt daarbij in aanmerking dat verweerder zich heeft gebaseerd op de bevindingen van de politie en de fraudespecialist van Stedin. Wat eiser hier tegenin heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder noch de belastingrechter zijn gebonden aan een oordeel van de strafrechter.2 Het ontbreken van een ontnemingsvordering doet ook niet ter zake.

18. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de aanslagen niet naar te hoge bedragen opgelegd.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

19. Eiser stelt dat verweerder het motiveringsbeginsel heeft geschonden, omdat verweerder in de uitspraak op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het standpunt is gehandhaafd. Deze grond slaagt niet. Uit de uitspraak op bezwaar blijkt voldoende duidelijk op welke gronden verweerder het bezwaar heeft afgewezen.

20. Eiser heeft verder gesteld dat verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door geen eigen onderzoek te doen en geen rekening te houden met de tenlastelegging in de strafzaak. Het stond verweerder vrij zich te baseren op het politieonderzoek. Hij mocht op grond daarvan een eigen afweging maken. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel acht de rechtbank geen sprake.

Vergrijpboete

21. Aan eiser is op de voet van artikel 67d van de Awr een vergrijpboete opgelegd van 25% van de correctie. Op grond van genoemd artikel kan aan de belastingplichtige een vergrijpboete worden opgelegd indien het aan diens (voorwaardelijk) opzet is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte onjuist of onvolledig is gedaan. Het is aan verweerder om (voorwaardelijk) opzet te doen blijken, oftewel overtuigend aan te tonen.3

22. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in de op hem rustende bewijslast geslaagd. Door het verzwijgen van inkomsten uit de hennepkwekerij heeft eiser willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door hem ingediende aangifte onjuist was. De onderhavige vergrijpboete is daarom in beginsel terecht aan eiser opgelegd. Nu de boete bij het opleggen van de aanslag reeds is gematigd tot 25% vanwege de omkering van de bewijslast en de financiële omstandigheden van eiser ziet de rechtbank daarin geen aanleiding de boete verder te matigen.

23. De redelijke termijn voor de behandeling van een boetezaak in eerste aanleg is in beginsel twee jaar. Die termijn is aangevangen op 8 oktober 2020, omdat toen een boete is aangekondigd. De rechtbank doet uitspraak op 11 mei 2023. Derhalve is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met een periode van zeven maanden. De rechtbank zal de boete daarom matigen met 10%4 tot een bedrag van € 6.259. Nu matiging van de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn ambtshalve plaatsvindt, leidt dit niet tot een gegrond beroep en is er evenmin aanleiding voor vergoeding van griffierecht of veroordeling van verweerder in de proceskosten.5

Belastingrente

24. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de belastingrente, ook overigens is niet gebleken dat de belastingrente in strijd met de wettelijke bepalingen is berekend.

25. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen met zaaknummers SGR 22/377 en SGR 22/378 niet-ontvankelijk te worden verklaard en de beroepen met zaaknummers SGR 22/1350 en SGR 22/1352 ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel