Home

Rechtbank Den Haag, 05-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8048, NL22.14199

Rechtbank Den Haag, 05-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8048, NL22.14199

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
5 augustus 2022
Datum publicatie
11 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:8048
Formele relaties
Zaaknummer
NL22.14199

Inhoudsindicatie

Dublin Italie AIDA Update 2021 diabetes

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.14199


proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),

en

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.14200, op 5 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Kurdi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser betwist niet dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser stelt dat ten aanzien van Italië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat overdracht aan Italië in strijd is met artikel 4 van het EU-Handvest,1 alsook artikel 3 van het EVRM.2 Eiser heeft aangevoerd dat hij lijdt aan Diabetes Mellitus Type 2 en dat hij daarvoor medicatie nodig heeft. Ter onderbouwing heeft hij zijn patiëntendossier overgelegd. Hij is van mening dat hij in Italië niet de nodige medische zorg zal kunnen krijgen omdat de formele registratie van Dublinterugkeerders voor een asielaanvraag lang kan duren en eiser in de tussentijd geen toegang heeft tot gezondheidszorg. Eiser verwijst daarbij naar het AIDA3 Country report Update 2021 Italy, uitgebracht in mei 2022.

2. Hoewel de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië tekortkomingen kennen, is het vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State4 (de Afdeling) dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De update van het door eiser aangehaalde AIDA-rapport, die betrekking heeft op het jaar 2021, schetst geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Italië voor Dublinterugkeerders dan de landeninformatie die de Afdeling bij haar uitspraak van 26 november 20215 heeft betrokken. Uit het AIDA-rapport6 blijkt dat het enkele maanden kan duren voordat Dublinterugkeerders formeel een asielaanvraag in kunnen dienen en dat aanspraak op de nationale gezondheidszorg ook pas vanaf de formele registratie mogelijk is. In de tussentijd kunnen betrokkenen echter aanspraak maken op noodhulp, medisch noodzakelijke behandelingen en preventieve zorg. Dat blijkt ook te zijn gebeurd bij eiser, toen hij in Italië verbleef: nadat hij was flauwgevallen, is hij in het ziekenhuis opgenomen en daar behandeld. Dit ondanks het feit dat hij in Italië geen asiel had aangevraagd, en dus niet geregistreerd stond als asielzoeker. Dat eiser de benodigde medicatie niet kan verkrijgen, is dan ook niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast kan verweerder op grond van artikel 32 van de Dublinverordening7 bij de overdracht de Italiaanse autoriteiten informatie verstrekken over de bijzondere, medische behoeften van eiser. Dat eiser bij overdracht mogelijk terecht zou komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie en dat daarmee de ondergrens, zoals bedoeld in het arrest Jawo,8 zou zijn bereikt, acht de rechtbank niet aannemelijk. De overdracht is niet in strijd met artikel 3 van het EVRM.

3. Het beroep is ongegrond.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Deze uitspraak is uitgesproken op 5 augustus 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.