Home

Rechtbank Den Haag, 05-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8031, NL22.9780

Rechtbank Den Haag, 05-08-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8031, NL22.9780

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
5 augustus 2022
Datum publicatie
10 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:8031
Formele relaties
Zaaknummer
NL22.9780

Inhoudsindicatie

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in haar uitspraak van 6 juli 2022 artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals deze bepaling luidde van 11 juli 2020 tot 11 juli 2021, onverbindend verklaard voor zover daarin is bepaald dat artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb niet van toepassing is op besluiten op asielaanvragen. De ABRvS heeft dat gedaan omdat - kort gezegd - een asielzoeker anders geen doeltreffend rechtsmiddel meer heeft om op te komen tegen te trage besluitvorming door verweerder. Dit is volgens de ABRvS in strijd met het Unierechtelijk doeltreffendheidsbeginsel en artikel 47 van het EU Handvest. De rechtbank volgt deze uitspraak en leidt daaruit af dat ook artikel 1 van de Tijdelijke wet zoals dit luidt sinds 11 juli 2021, onverbindend is voor zover daarin de bestuursrechter de mogelijkheid wordt ontzegd aan overschrijding door verweerder van een gestelde termijn een dwangsom te verbinden. Omdat het beroep gegrond is legt de rechtbank een gerechtelijke dwangsom op (conform artikel 8:55d van de Awb).

Voor zover een partij ook een beroep doet op de uitspraak van de ABRvS om te betogen dat het niet verbeuren van een bestuurlijke dwangsom (ex artikel 8:55c van de Awb) ook strijd oplevert met het Unierecht, faalt dat betoog. De rechtbank volgt op dit punt de overwegingen van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem (ECLI:NL:RBDHA:2022:2641). In die uitspraak wordt – kortgezegd – overwogen dat de Unierechtelijke waarborg dat een effectief rechtsmiddel openstaat tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een asielaanvraag, zoals artikel 47 van het Handvest voorschrijft, niet in de weg staat aan de afschaffing van de bestuurlijke dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.9780

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] en haar kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , eiseres

geboren op [1980] ,

van Iraanse nationaliteit,

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens eiseres niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van haar en haar kinderen.

2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1

Beoordeling door de rechtbank

Beslissing