Home

Rechtbank Den Haag, 05-10-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:15618, NL22.5066

Rechtbank Den Haag, 05-10-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:15618, NL22.5066

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
5 oktober 2022
Datum publicatie
16 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:15618
Formele relaties
Zaaknummer
NL22.5066

Inhoudsindicatie

bnt, inwilligend besluit, n-o

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5066

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Krikke) en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Op 13 juli 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Het beroep van eiseres wordt geacht mede gericht te zijn tegen het inwilligend besluit.

Eiseres wil nu nog dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelt en dat zij over gaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiseres heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiseres wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiseres het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiseres gelijk had met haar beroep. Dit is om de volgende reden. Eiseres wilde met haar

1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op haar aanvraag. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiseres geen zin meer. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij haar oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).

Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?

4. Eiseres wil dat de rechtbank de hoogte van de verbeurde dwangsom (de bestuurlijke dwangsom) vaststelt.

5. In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals die geldt sinds 11 juli 2021, is bepaald dat de artikelen 4.17 tot en met 4.19 van de Awb (die deel uitmaken van afdeling 4.1.3) niet van toepassing zijn op een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 5 augustus 20222 is geoordeeld dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, waaronder begrepen het bepaalde in artikel 47 van het Handvest. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Het beroep is daarom ongegrond.

Proceskostenveroordeling

6. Over de vergoeding van de proceskosten die eiseres vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken, nu het bestreden besluit van 13 juli 2022 te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiseres. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).

7. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiseres. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiseres te betalen.

8. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die verweerder moet betalen vast op

€ 379,50. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;

-

verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van J.M.T. Zoon, griffier.

2 ECLI:NL:RBDHA:2022:8031.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

05 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?