Home

Rechtbank Den Haag, 21-12-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:15157, 09-817892-18

Rechtbank Den Haag, 21-12-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:15157, 09-817892-18

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
21 december 2018
Datum publicatie
21 december 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:15157
Zaaknummer
09-817892-18

Inhoudsindicatie

De rechtbank veroordeelt de verdachte wegens voorbereiding van moord op zijn ex-vriendin tot een gevangenisstraf voor de duur van een jaar en legt de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op”.

Uitspraak

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 09/817892-18

Datum uitspraak: 21 december 2018

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 december 2018 (inhoudelijke behandeling).

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Sannes en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.I. Kouwenhoven naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 10 juli 2018 te 's-Gravenhage ter voorbereiding van het te

plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van

acht jaren of meer is gesteld, te weten moord of doodslag (op zijn ex-vriendin

[slachtoffer 1] ) als bedoeld in artikel 289 of 287 van het Wetboek van Strafrecht,

opzettelijk (een) mes(sen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft

verworven en/of voorhanden heeft gehad;

2.

hij op of omstreeks 10 juli 2018 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk

- een of meer autobanden, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,

en/of

- een portiekdeur, geheel of ten dele toebehorende aan de Vereniging van

Eigenaren van (het portiek aan) de [straatnaam 1] nummers 822 tot en met 832,

in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of

beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3 Bewijsoverwegingen

3.1

Inleiding

Verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord dan wel doodslag op zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] door daartoe een mes te verwerven en/of voorhanden te hebben. Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van autobanden en/of een portiekdeur.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten, met dien verstande dat verdachte zich ten aanzien van feit 1 schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord op zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] .

3.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat onvoldoende vast is komen te staan dat verdachte het mes bij zich had ter voorbereiding van het met voorbedachten rade doden van zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] . Voor voorbedachte raad is een kalm beraad en rustig overleg nodig terwijl de houding van verdachte ten tijde van de aanhouding daar niet op duidde. Daarnaast is het verwerven/voorhanden hebben van het mes onvoldoende om van een voorbereiding te kunnen spreken.

Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.4

De beoordeling van de tenlastelegging1

Ten aanzien van feit 1:

De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte opzettelijk een mes heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad bestemd ter voorbereiding van het misdrijf als in de tenlastelegging omschreven, te weten moord of doodslag op zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] .

Ingevolge artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) is sprake van strafbare voorbereiding wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld om vast te stellen of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen en middelen. Er moet worden beoordeeld of de voorbereidingshandelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn bestemd tot het begaan van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 46, eerste lid, Sr. Uit de rechtspraak (zie onder meer HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213) volgt dat een drietal criteria maatgevend zijn om te bepalen of een voorwerp is bestemd tot het begaan van de beoogde misdrijven, te weten:

  1. de uiterlijk verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen;

  2. het gebruik daarvan;

  3. het ‘misdadige’ doel dat verdachte met het gebruik voor ogen had.

Dit betekent dat niet alleen de aard en het gebruik van het voorwerp op zichzelf doorslaggevend is, maar ook de intentie van verdachte meeweegt bij het bewijs van de bestemming. Het opzet is hierin gelegen dat moet worden vastgesteld dat verdachte het voorwerp overeenkomstig de bestemming wilde gebruiken. De rechtbank verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad van 17 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9358.

Uit het dossier volgt dat de politie op 10 juli 2018 de melding kreeg dat een man op de kruising van de [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] te Den Haag banden van een Audi lek stak. De politie is vervolgens ter plaatse gegaan en zij hebben verdachte aangehouden. Verdachte had op dat moment in zijn ene hand een mes en in zijn andere hand een fles.2 Verdachte heeft vervolgens bij de politie verklaard dat hij die dag naar de [straatnaam 1] was gegaan om zijn ex-vriendin te vinden en haar om het leven te brengen. Verdachte had besloten om naar elk adres te gaan waar zij gewoond hadden en waar zijn ex-vriendin zou kunnen zijn. Het grote mes had hij gekocht om van zijn ex-vriendin af te komen. Omdat zij zijn leven verwoest had, wilde hij haar vinden en doodmaken.3 Verdachte heeft dit mes naar eigen zeggen één of twee dagen daarvoor aangeschaft en had toen al de gedachte om zijn ex-vriendin met dat mes om het leven te brengen.4

Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat het bij verdachte aangetroffen mes naar de uiterlijk verschijningsvorm kan dienen om een ander van het leven te beroven. Verdachte had dit mes op het moment dat hij werd aangehouden ook bij zich en het was zijn bedoeling om zijn ex-vriendin met het mes om het leven te brengen. Gelet op het tijdverloop tussen de aanschaf van het mes en het daadwerkelijk op zoek gaan naar zijn ex-vriendin om haar te doden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gelegenheid heeft gehad tot nadenken over en zich rekenschap geven van de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad.

Dat betekent dat sprake is van voorbedachte raad. Dat verdachte onder invloed was van alcohol en zijn medicijnen niet had geslikt doet aan het voornemen van verdachte niet af. Zijn gedragingen dienen dan ook te worden gekwalificeerd als voorbereiding van moord.

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 10 juli 2018 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van moord op zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] doordat hij daarvoor een mes voorhanden heeft gehad.

Ten aanzien van feit 2:

Aangezien verdachte heeft bekend dat hij zich op 10 juli 2018 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan vernieling van autobanden en beschadiging van een portiekdeur, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van verdachte ten aanzien van die feiten geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:

-

verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2018;

-

proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , blz. 41 en 42, met bijlagen;

-

proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens de VvE van de [straatnaam 1] 822 t/m 832, blz. 50 en 51, met bijlagen.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat:

1.

hij op 10 juli 2018 te 's-Gravenhage ter voorbereiding van het te

plegen misdrijf, te weten moord op zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] ,

opzettelijk een mes bestemd tot het begaan van dat misdrijf

voorhanden heeft gehad;

2.

hij op 10 juli 2018 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk

- autobanden, toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft vernield

en

- een portiekdeur, toebehorende aan de Vereniging van Eigenaren

van het portiek aan de [straatnaam 1] nummers 822 tot en met

832, heeft beschadigd.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5 De strafbaarheid van verdachte

6 De strafoplegging

7 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8 De toepasselijke wetsartikelen

9 De beslissing