Home

Rechtbank Amsterdam, 25-05-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3042, 13/751835-21

Rechtbank Amsterdam, 25-05-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3042, 13/751835-21

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
25 mei 2022
Datum publicatie
13 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:3042
Zaaknummer
13/751835-21

Inhoudsindicatie

EAB Polen; verweer m.b.t. de genoegzaamheid, onschuldverweer en verweer m.b.t. artikel 13 OLW verworpen; overlevering toegestaan

Uitspraak

Parketnummer: 13/751835-21

RK nummer: 21/4928

Datum uitspraak: 25 mei 2022

UITSPRAAK

op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

Dit EAB is uitgevaardigd op 28 mei 2021 door the Regional Court in Radom (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,

opgegeven verblijfsadres: [adres] ,

gedetineerd in de [detentieplaats] ,

hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1 Procesgang

Zitting van 21 oktober 2021

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 oktober 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Jordan, als waarnemer voor

mr. T. Kocabas, beiden advocaat te Zoetermeer, en door een tolk in de Poolse taal.

Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om de zaak gelijktijdig met een ander tegen de opgeëiste persoon uitgevaardigd EAB (EAB II) te behandelen. De rechtbank heeft bij uitspraak van 20 januari 2022 de overlevering aan Polen voor EAB II toegestaan, maar ook bepaald dat de tenuitvoerlegging van die beslissing moet worden opgeschorst in afwachting van de beslissing in deze zaak.

Zitting van 17 november 2021

De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 17 november 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Habib, als waarnemer voor mr. T. Kocabas, beiden advocaat te Zoetermeer, en door een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met zestig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met zestig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW. De rechtbank heeft de behandeling voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing van deze rechtbank van 14 september 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:5051).

Op 17 januari 2022 en 2 maart 2022 heeft de raadkamer de beslistermijn verlengd met telkens 60 dagen op grond van artikel 22, vierde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

Zitting van 11 mei 2022

De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 11 mei 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer, en door een tolk in de Poolse taal.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, te weten een decision of the District Court in Radom of 15 February 2021 on temporary arrest (referentie: II Kp 117/21).

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.

Dit vonnis betreft het feit zoals die is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

3.1

Genoegzaamheid

De raadsman heeft betoogd dat de verdenking niet genoegzaam is omschreven. Niet aangegeven is wat de rol van de opgeëiste persoon is geweest. Hij heeft het recht om te weten wat de concrete verdenking is.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is.

De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.

In de onderhavige zaak geldt het volgende.

Naar het oordeel van de rechtbank is met de omschrijving in het EAB - mede in aanmerking genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van strafrechtelijk onderzoek - voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, namelijk betrokkenheid bij een transport van 1,3 kilo amfetamine vanuit Waalwijk via Duitsland naar Polen op 19 mei 2020.

Ook overigens is voldaan aan de vereisten die de OLW aan het EAB stelt, zodat de rechtbank van oordeel is dat de feiten genoegzaam zijn omschreven. De uitvaardigende justitiële autoriteit hoeft de gronden van de verdenking niet te vermelden. Het is immers niet aan deze rechtbank om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel om de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman .

4 Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

5 Onschuldverweer

6 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

8 Slotsom

9 Toepasselijke wetsartikelen

10 Beslissing