Home

Rechtbank Amsterdam, 10-11-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6842, 13-751983-21

Rechtbank Amsterdam, 10-11-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6842, 13-751983-21

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
10 november 2021
Datum publicatie
1 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:6842
Zaaknummer
13-751983-21

Inhoudsindicatie

EAB Polen, verweer artikel 12 OLW verworpen, verweer Poolse rechtsstaat verworpen.

Uitspraak

Parketnummer: 13-751983-21

RK nummer: 21/4902

Datum uitspraak: 10 november 2021

UITSPRAAK

op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

Dit EAB is uitgevaardigd op 18 september 2020 door de Regional Court in Opole (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] ,

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,

verblijvend op het adres:

[adres] ,

hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1 Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Meijer, advocaat te Beverwijk en door een tolk in de Poolse taal.

Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB, gelezen in samenhang met de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 24 september 2021, wordt melding gemaakt van een arrest van de Regional Court in Opole van 12 juni 2019 met kenmerk VII Ka 1097/18, waarbij de eerder bij vonnis van 19 september 2018 van de District Court in Nysa opgelegde straf is teruggebracht tot één jaar en acht maanden.

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van een jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. een jaar, zes maanden en veertien dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.

Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

3.1

Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd nu de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij het proces dat tot de beslissing van het opleggen van de straf heeft geleid.

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.

De rechtbank stelt echter vast dat de situatie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b OLW zich voordoet. Uit de aanvullende informatie van 21 september 2021 leidt de rechtbank af dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld en de straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld (HvJ EU 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas)). Alleen de procedure in hoger beroep valt daarom onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 24 september 2021 blijkt dat de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn advocaat, hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de District Court in Nysa van 19 september 2018 en dat zijn advocaat ter zitting in hoger beroep aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft zelf verklaard dat hij zijn advocaat, die op zijn verzoek hoger beroep heeft ingesteld, had gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren. De opgeëiste persoon was derhalve op de hoogte van het proces en een door hem gemachtigd advocaat heeft zijn verdediging gevoerd tijdens het proces. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie, van oordeel dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet aan de orde is. Het verweer wordt verworpen.

4 Strafbaarheid

5 Poolse rechtsstaat

6 Slotsom

7 Toepasselijke wetsbepalingen

8 Beslissing