Home

Rechtbank Amsterdam, 02-10-2012, BY0187, 527153 / KG ZA 12-1343 SP/MRSB

Rechtbank Amsterdam, 02-10-2012, BY0187, 527153 / KG ZA 12-1343 SP/MRSB

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
2 oktober 2012
Datum publicatie
16 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2012:BY0187
Zaaknummer
527153 / KG ZA 12-1343 SP/MRSB

Inhoudsindicatie

Drie samenhangende zaken: inzake bewijsbeslag, artikel 843a, 843a lid 4 en 438 lid 4 Rv en een deurwaarderskortgeding

1. Bewijsbeslag

Verzoekers hebben verlof gevraagd tot het leggen van bewijsbeslag met het oog op de voorgenomen aansprakelijkstelling van hun bank voor door hen geleden schade als gevolg van door een (voormalig) financieel adviseur van verzoekers gepleegde fraude, te weten het wegsluizen van aanzienlijke geldbedragen van de door verzoekers bij de bank aangehouden bankrekeningen. Het verlof is verleend, met daarin de nodige beperkingen. Het verlof verwijst naar het aangehechte verzoekschrift, dat hier om technische redenen niet kan worden gepubliceerd; de achtergrond van de zaak is echter te kennen uit de feiten zoals deze zijn vastgesteld in de procedure op grond van art. 843a Rv.

2. Artikel 843a-procedure

De deurwaarder heeft bij gedaagde conform het door de voorzieningenrechter bij beschikking van 1 juni 2012 gegeven verlof een aantal bescheiden (in kopie) in beslag genomen en deze aan een gerechtelijk bewaarder ter bewaring afgegeven.

Eiseressen hebben bij dagvaarding van 26 juli 2012 de afgifte van (kopieën van) de in beslag genomen bescheiden gevorderd op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter heeft deze vordering bij vonnis van 14 september 2012 gedeeltelijk toegewezen. De vordering is onder meer afgewezen voor zover door de afgifte daarvan het aan gedaagde toekomende recht om haar verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden zou worden geschonden. Tegen afgifte van die stukken verzet zich een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv. Op afgifte van de stukken is een dwangsom gesteld.

3. Deurwaarderskortgeding

De deurwaarder heeft in het kader van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 september 2012 een deurwaarderskortgeding aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 2 oktober 2012 mondeling uitspraak gedaan over door de deurwaarder opgeworpen vragen naar aanleiding van bezwaren die gedaagde tegen de door de deurwaarder voorgenomen tenuitvoerlegging van (delen van) het vonnis van 14 september 2012 heeft gemaakt. Aan partijen is een schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak toegezonden.

Het beslagverlof, het vonnis tot afgifte van de in beslag genomen stukken en het vonnis in het deurwaarderskortgeding zijn opeenvolgend gepubliceerd onder de nummers: LJN BY0184, LJN BY0185 en LJN BY0187.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 527153 / KG ZA 12-1343 SP/MRSB

Vonnis in kort geding van 2 oktober 2012

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BLAUWPARK B.V.,

gevestigd te Wageningen,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DECLUSE B.V.

gevestigd te Wageningen,

eiseressen,

advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.

Partijen zullen hierna worden aangeduid als B&D en ABN Amro.

1. De procedure

Bij proces-verbaal van 1 oktober 2012, waarvan een fotokopie aan dit vonnis zal worden gehecht, heeft mr. [gerechtsdeurwaarder], gerechtsdeurwaarder te Rotterdam (hierna de deurwaarder), een kort geding aanhangig gemaakt tussen B&D als executanten en ABN Amro als geëxecuteerde, als bedoeld in artikel 438 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Partijen zijn vrijwillig verschenen ter terechtzitting van 2 oktober 2012. Ter zitting waren aanwezig de deurwaarder en namens B&D, mr. P.A.C.E. Kortmann, advocaat te Rotterdam, en namens ABN Amro mr. R. Dommerholt en mr. J.W. van Rijswijk, beiden advocaat te Amsterdam. ABN Amro heeft een pleitnotitie overgelegd. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak heeft de voorzieningenrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan en partijen meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking daarvan zou volgen op 5 oktober 2012. Het onderstaande bevat die schriftelijke uitwerking.

2. De feiten

2.1. B&D zijn cliënt bij ABN Amro. B&D hebben ABN Amro aansprakelijk gesteld voor door hen geleden schade als gevolg van door een (voormalig) financieel adviseur van B&D gepleegde fraude, te weten het wegsluizen van aanzienlijke geldbedragen van de door B&D bij ABN Amro aangehouden bankrekeningen.

2.2. In het kader van dit geschil heeft B&D na daartoe verleend verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij ABN Amro de volgende bescheiden in beslag laten nemen, zoals gespecificeerd in het proces-verbaal van beslaglegging van 5 juni 2012:

- 2.527 bedrukte pagina’s in A-4 formaat

- 3 dozen overige bescheiden.

De deurwaarder heeft deze stukken conform het in het beslagverlof bepaalde ter gerechtelijke bewaring bij Riscon Arnhem B.V. afgegeven.

2.3. Bij dagvaarding in kort geding van 26 juli 2012 hebben B&D - kort gezegd - van ABN Amro de afgifte van (kopieën van) de in beslag genomen bescheiden gevorderd.

2.4. Bij vonnis van 14 september 2012 (hierna het Vonnis) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de onder 2.3. genoemde vordering deels toegewezen. Het Vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.5. Op 24 september 2012 is het Vonnis aan ABN Amro betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud daarvan te voldoen. De deurwaarder en ABN Amro hebben vervolgens, overeenkomstig de in het Vonnis voorgeschreven werkwijze, de in beslag genomen stukken gecontroleerd om te kunnen verifiëren of deze aan de door de voorzieningenrechter gestelde grenzen voor afgifte daarvan voldeden. Daarbij is tussen de deurwaarder en ABN Amro een geschil gerezen zoals weergegeven in het aangehechte proces-verbaal van 1 oktober 2012.

3. Het geschil

3.1. Het geschil dat de deurwaarder aan de voorzieningenrechter voorlegt, luidt als volgt. ABN Amro stelt zich op het standpunt dat zij conform het Vonnis:

a) alle correspondentie die in de periode 2001 tot en met 5 augustus 2011 intern door haar is gevoerd en betrekking heeft op de kredietrelatie(s) van ABN Amro en B&D, uit de in beslag genomen bescheiden mag verwijderen;

b) een aantal stukken uit de in beslag genomen bescheiden mag verwijderen, nu de desbetreffende stukken enkel en alleen zijn opgesteld voor en ten behoeve van de toezichthouders en/of slechts ten behoeve van intern gebruik in het kader van toezichtwetgeving in het dossier worden gehouden;

c) een gespreksnotitie van (gesprekken op) 4 en 5 augustus 2011 uit de in beslag genomen stukken mag verwijderen, dan wel (deels) anonimiseren, primair omdat deze notitie is opgesteld ná 5 augustus 2011 en derhalve niet dient te worden afgegeven, subsidiair omdat een deel van dit verslag gaat over haar positie na het ontdekken van de fraude op 5 augustus 2011 en dit deel van het verslag een intern document is dat niet behoeft te worden afgegeven;

d) in een aantal stukken naast de namen ook (gehele) stukken tekst mag verwijderen/anonimiseren, daar deze gaan over de relatie van ABN Amro met (een) andere klant(en) van ABN Amro.

3.2. De deurwaarder stelt zich op het standpunt dat de door ABN Amro opgeworpen bezwaren verworpen moeten worden.

3.3. B&D stelt zich eveneens op het standpunt dat de bezwaren van ABN Amro verworpen dienen te worden. Volgens B&D volgt uit het Vonnis dat ook de interne stukken voor 5 augustus 2011 afgegeven dienen te worden. Voorts is B&D van mening dat het door de voorzieningenrechter aan ABN Amro verleende recht om, voor zover de in beslag genomen stukken zien op vertrouwelijke informatie ten aanzien van andere relaties van ABN Amro, deze stukken (deels) te anonimiseren, niet inhoudt dat naast het onleesbaar maken van eventueel voorkomende namen van andere relaties van ABN Amro ook de gehele context waarin die namen gebruikt worden mag worden geanonimiseerd, dan wel verwijderd.

4. De beoordeling

4.1. Ter zitting heeft ABN Amro verklaard dat zij zich niet langer verzet tegen de afgifte van alle interne correspondentie die dateert van vóór 5 augustus 2011. De vraag die de deurwaarder daaromtrent heeft gesteld, behoeft dan ook geen beantwoording meer. De onder 3.1 a) bedoelde stukken zullen dan ook moeten worden afgegeven aan B&D.

4.2. Ten aanzien van de overige door de deurwaarder naar aanleiding van de bezwaren van ABN Amro aan de voorzieningenrechter voorgelegde vragen wordt het volgende overwogen.

4.3. De stukken zoals bedoeld onder 3.1. b) zijn stukken die vallen onder de categorie h), zoals in het Vonnis onder 3.1. genoemd. De vordering tot afgifte van deze stukken is door de voorzieningenrechter afgewezen, omdat B&D haar vordering op dit punt onvoldoende heeft bepaald en zich overigens tegen afgifte daarvan een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a Rv verzet. Deze stukken behoeven derhalve niet te worden afgegeven, zodat de bezwaren van de deurwaarder en B&D op dit punt zullen worden gepasseerd.

4.4. De onder 3.1. c) bedoelde gespreksnotitie van tussen ABN Amro en B&D op 4 en 5 augustus 2011 gevoerde gesprekken is ongedateerd. Dat, zoals ABN Amro primair stelt, het stuk niet eerder dan op 6 augustus 2012 moet zijn opgesteld en daarom buiten het bereik van het dictum van het Vonnis valt, wordt niet gevolgd. Niet valt uit te sluiten dat het verslag al op 5 augustus 2012 is opgemaakt. Het primaire verweer van de ABN Amro wordt derhalve gepasseerd. Het subsidiaire verweer treft in zoverre doel dat op grond van het Vonnis in het stuk vertrouwelijke informatie ten aanzien van derden (zoals hun namen) mag worden geanonimiseerd, en dat, voor zover dit stuk een weergave bevat van een interne bespreking bij ABN Amro naar aanleiding van de geconstateerde fraude, een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a Rv zich tegen afgifte daarvan verzet. ABN Amro mag dit deel uit de gespreksnotitie verwijderen. Voor het overige dient het stuk te worden afgegeven.

4.5. De reikwijdte van het door de voorzieningenrechter aan ABN Amro verleende recht om vertrouwelijke informatie aangaande andere klanten in de af te geven stukken te anonimiseren, dan wel te verwijderen (zie 5.2. van het dictum van het Vonnis), moet aldus worden begrepen dat niet alleen de namen van deze andere (krediet)relaties, maar alle tekst die niet direct betrekking heeft op B&D en op grond waarvan de identiteit van deze andere relaties van ABN Amro te herleiden valt, mag worden geanonimiseerd, dan wel verwijderd. De bezwaren van de deurwaarder en B&D zijn in zoverre dus ongegrond.

4.6. Ten slotte heeft de deurwaarder de voorzieningenrechter ter zitting nog de vraag voorgelegd of attachments, behorend bij in beslag genomen e-mailcorrespondentie die op basis van het Vonnis niet behoeft te worden afgegeven, wél afgegeven dienen te worden. Op dit punt is de voorzieningenrechter van oordeel dat de attachtments, voor zover deze zijn aangehecht, dan wel als afzonderlijke stukken tussen de in beslag genomen stukken zitten, en aantoonbaar dateren van vóór 5 augustus 2012, dan wel om een andere in het Vonnis genoemde reden voor afgifte in aanmerking komen, afgegeven dienen te worden.

4.7. De voorzieningenrechter heeft met instemming van partijen ter zitting, buiten aanwezigheid van B&D, met de deurwaarder en ABN Amro een aantal (voorbeelden van) stukken doorgenomen waarover geschil bestaat en over elk van deze stukken, met inachtneming van de hierboven genoemde uitgangspunten geoordeeld of dat stuk op grond van het Vonnis, eventueel met (gedeeltelijke) anonimisering of verwijdering, aan B&D moet worden afgegeven.

4.8. De kosten van het onderhavige geding vloeien voort uit de door B&D als executanten aan de deurwaarder gegeven opdracht en komen, zoals de wetgever in art. 438 lid 4 Rv tot uitgangspunt heeft genomen, voor hun rekening (zie Parl. Gesch. Wijziging Rv e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6) blz. 99). Nu de verweren van ABN Amro evenwel slechts gedeeltelijk worden gehonoreerd, zullen de kosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. bepaalt dat ABN Amro uit de aan B&D af te geven stukken mag verwijderen die bescheiden die zijn opgesteld voor en ten behoeve van de toezichthouders van ABN Amro, en/of slechts ten behoeve van intern gebruik in het kader van toezichtwetgeving in het dossier worden gehouden,

5.2. bepaalt aangaande de in beslag genomen gespreksnotitie van gesprekken gevoerd op 4 en 5 augustus 2011, dat dit stuk aan B&D afgegeven dient te worden, met dien verstande dat daarin vertrouwelijke informatie ten aanzien van andere krediet(relaties) van ABN Amro mag worden geanonimiseerd en dat, voor zover dit stuk een weergave behelst van een interne bespreking van ABN Amro naar aanleiding van de geconstateerde fraude, dat deel in zijn geheel uit het stuk mag worden verwijderd,

5.3. bepaalt dat ABN Amro in de af te geven stukken, voor zover deze (mede) betrekking hebben op andere kredietrelaties van ABN Amro, alle daarop betrekking hebbende tekst die niet op B&D betrekking heeft en op grond waarvan de identiteit van andere (krediet)relaties is te herleiden, onleesbaar mag maken, dan wel mag verwijderen,

5.4. bepaalt dat voor zover in de in beslag genomen stukken wordt verwezen naar attachments, deze attachments dienen te worden afgegeven, voor zover deze in kopie zijn aangehecht, althans zich tussen de overige in beslag genomen stukken bevinden, en aantoonbaar zijn opgesteld vóór 5 augustus 2011, dan wel vallen binnen een andere categorie stukken waarvan de afgifte in het Vonnis is bevolen,

5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2012.