Home

Rechtbank Alkmaar, 30-05-2012, BX6077, 134879 - FA RK 12-61

Rechtbank Alkmaar, 30-05-2012, BX6077, 134879 - FA RK 12-61

Gegevens

Instantie
Rechtbank Alkmaar
Datum uitspraak
30 mei 2012
Datum publicatie
29 augustus 2012
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBALK:2012:BX6077
Zaaknummer
134879 - FA RK 12-61

Inhoudsindicatie

In het kader van een alimentatie- en omgangsprocedure wordt een provisionele vordering gedaan ex artikel 223 Rv.

Verzoekster wordt in de vordering ex artikel 223 Rv niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit artikel staat in titel 2 van Boek 1 Rv, welke titel uitsluitend van toepassing is op dagvaardingsprocedures.

Noch in de algemene bepalingen van titel 1 van Boek 1, noch in de bepalingen betreffende de verzoekschriftprocedure van titel 3 van Boek 1, noch in titel 7 betreffende hoger beroep is de mogelijkheid opgenomen om in een verzoekschriftprocedure, anders dan een scheidingsprocedure, een voorlopige voorziening te verzoeken. Daaruit moet worden afgeleid dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat in een verzoekschriftprocedure een voorlopige voorziening kan worden verzocht. Verwezen wordt naar LJN BN4786 en LJN BU6896.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht

BB

zaak- en rekestnummer: 134879 / FA RK 12-61

datum: 30 mei 2012

Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken

in de zaak van:

[NAAM VERZOEKSTER],

wonende te Alkmaar,

verzoekende partij,

advocaat: mr. drs. M.L. Molenaar,

tegen:

[NAAM VERWEERDER],

wonende te Scherpenisse, gemeente Tholen,

gerekwestreerde, tevens verzoekende partij,

advocaat: mr. R.A. Remport Urban.

Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter griffie van deze rechtbank is op 24 januari 2012 een verzoekschrift van de vrouw ingekomen, waarin wordt verzocht ten laste van de man een bijdrage vast te stellen in de kosten van verzorging en opvoeding van [euro] 747,-- per maand met ingang van 13 september 2011 althans met ingang van indiening van het verzoekschrift, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag en ingangsdatum, ten behoeve van de minderjarige [kind], geboren in de gemeente Bergen op Zoom op [geboortedatum] (verder: [kind]) en voor de periode daarvoor op het bedrag dat de man heeft voldaan.

De man heeft daarop een verweerschrift, tevens verzoekschrift, ingediend, strekkende tot afwijzing van het verzoek. De man heeft van zijn kant verzocht om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op nader aan te voeren gronden vast te stellen met daarbij direct het verzoek de behandeling van dit verzoek pro forma aan te houden in afwachting van overleg tussen partijen.

Op 8 mei 2012 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift provisionele vordering ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van de vrouw. Daarin wordt verzocht, totdat in de bodemprocedure is beslist, de man te veroor-delen tot betaling van een voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] aan de vrouw van [euro] 747,-- per maand, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag.

Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

DE BEHANDELING VAN DE ZAAK

De vrouw voert als gronden voor het op 24 januari 2012 ingekomen verzoek aan dat zij behoefte heeft aan een bijdrage en dat de man voldoende draagkracht heeft om een bijdrage te kunnen betalen. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de vrouw het volgende aangevoerd. De behoefte van [kind] is op basis van een netto gezinsinkomen van [euro] 5.067,-- per maand te stellen op [euro] 780,-- per maand. Op basis van een draagkrachtvergelijking tussen de man en de vrouw, kan van de man gevergd worden dat hij de verzochte bijdrage voldoet.

Ter bestrijding van het verzoek van de vrouw en ter onderbouwing van het zelfstandige verzoek heeft de man het volgende aangevoerd. Hoewel hij instemt met het door de vrouw gestelde bruto inkomen van haarzelf en de man, bestrijdt hij de door de vrouw gestelde behoefte van [euro] 780,-- per maand. Hij meent dat partijen tijdens de samenwoning zeker geen [euro] 780,-- per maand hebben uitgegeven in verband met de kosten van [kind], maar dat de daadwerkelijke kosten aanzienlijk lager waren. De vrouw dient ter staving van de behoefte een gedetailleerde behoeftelijst te overleggen. De man stelt dat de werkelijke behoefte van [kind] hooguit [euro] 300,-- per maand bedraagt en hij is bereid dat bedrag te blijven betalen. Hij bestrijdt dat hij voldoende draagkracht heeft om de verzochte bijdrage te voldoen. Partijen zijn in onderhandeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De verwachting is dat zij in onderling overleg tot afspraken kunnen komen, maar voor het geval dit niet zal lukken wordt verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen op nog nader aan te voeren gronden.

Als gronden voor het op 8 mei 2012 ingekomen verzoekschrift voert de vrouw het volgende aan. Sinds het indienen van het verzoekschrift is er een wijziging opgetreden in de inkomstensituatie van de vrouw. Haar contract bij SKOA is niet verlengd en zij is thans dan ook aangewezen op een WW-uitkering die 30[procent] lager ligt dan haar voormalige inkomen. Hierdoor dreigt zij in ernstige financiële problemen te komen. De man betaalt immers nog steeds [euro] 300,-- per maand voor [kind], terwijl hij in staat is in de volledige behoefte van [kind] van [euro] 780,-- per maand te voorzien, althans zijn aandeel daarin van [euro] 747,-- per maand. Anders dan de man stelt, is de vrouw van mening dat de behoefte van kinderen volgens vaste jurisprudentie wordt vastgesteld aan de hand van het netto besteedbaar inkomen tijdens de relatie conform het rapport van de werkgroep alimentatienormen. Het overleggen van bonnetjes met daadwerkelijke kosten, zoals de man verzoekt, is daarbij niet nodig. Immers de behoefte van kinderen bestaat ook deels uit kosten die niet aan de hand van bonnetjes zijn te bewijzen, zoals kosten van huisvesting, gas, water en licht. De vrouw heeft onvoldoende middelen om haar vaste lasten, waaronder de huur, te kunnen voldoen. Zij heeft geld moeten lenen van derden om haar dagelijkse kosten te betalen. Omdat er geen datum voor de mondelinge behandeling is gepland en dit nog wel enige tijd op zich kan laten wachten heeft de vrouw een spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek. Voorkomen moet immers worden dat de vrouw straks haar huis wordt uitgezet, omdat ze de huur niet meer kan betalen. Het onderhavige verzoek wordt gedaan naar analogie van artikel 223 Rv. In de rechtspraak wordt volgens de vrouw algemeen aanvaard dat een dergelijk verzoek ook in het kader van een verzoekschriftprocedure mogelijk is.

De rechtbank overweegt met betrekking tot het op 8 mei 2012 ter griffie ingekomen verzoek als volgt.

De vrouw baseert dit verzoek op artikel 223 Rv. Dit artikel staat in titel 2 van Boek 1 van genoemd wetboek, welke titel uitsluitend van toepassing is op dagvaardingsprocedures. Noch in de algemene bepalingen van titel 1 van Boek 1, noch in de bepalingen betreffende de verzoekschriftprocedure van titel 3 van Boek 1, noch in titel 7 betreffende hoger beroep is de mogelijkheid opgenomen om in een verzoekschriftprocedure - anders dan een scheidingsprocedure - een voorlopige voorziening te verzoeken. Daaruit moet worden afgeleid dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat in een verzoekschrift-procedure een voorlopige voorziening kan worden verzocht. In dit verband verwijst de rechtbank naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (nevenzittingsplaats Leeuwarden) van 19 augustus 2010 (LJN BN4786) en een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden van 1 december 2011 (LJN BU6896). De vrouw dient in dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Voor het overige wordt de behandeling aangehouden zoals hieronder is bepaald.

DE BESLISSING

De rechtbank:

Verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het verzoek een provisionele vordering ex artikel 223 Rv te treffen.

Houdt de behandeling voor het overige aan tot een nader te bepalen datum voor een mondelinge behandeling van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind].

Voorts wordt de behandeling van het verzoek van de man met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aangehouden tot voormelde datum voor een mondelinge behandeling van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind], in afwachting van berichten van partijen omtrent het resultaat van hun overleg.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.