Home

Gerechtshof Leeuwarden, 01-12-2011, BU6896, 200.095.633/01

Gerechtshof Leeuwarden, 01-12-2011, BU6896, 200.095.633/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
1 december 2011
Datum publicatie
6 december 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6896
Formele relaties
Zaaknummer
200.095.633/01

Inhoudsindicatie

Noch in de algemene bepalingen van titel 1 van boek 1, noch in de bepalingen betreffende de verzoekschriftprocedure van title 3 van boek 1, noch in titel 7 betreffende hoger beroep is de mogelijkheid opgenomen om in een verzoekschritprocedure - anders dan een scheidingsprocedure - een voorlopige voorziening te verzoeken.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 december 2011

Zaaknummer 200.095.633/01

HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Beschikking in het incident inzake de uitvoerbaarheid bij voorraad in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. S.L. Mertens-Vrede,

kantoorhoudende te Oosterhout,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. L.H. Haarsma,

kantoorhoudende te Eelde.

Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) van 1 juni 2011 (hierna ook genoemd: de bestreden beschikking) waarvan de inhoud bij partijen bekend is.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 5 augustus 2011, heeft de man verzocht die beschikking te vernietigen en opnieuw te beslissen als aan het eind van het beroepschrift omschreven. Die zaak heeft zaaknummer 200.091.796/01.

De man heeft daarna bij verzoekschrift, ingediend op de griffie van 26 september 2011, verzocht om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van dit hof van 25 mei 2010 met zaaknummer 200.015.821 te schorsen.

Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 7 november 2011, heeft de vrouw het schorsingsverzoek bestreden en verzocht het verzoek van de man af te wijzen en de beschikking van dit hof van 25 mei 2010 met zaaknummer 200.015.821 te bekrachtigen en de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 11 oktober 2011 en een brief van 8 november 2011 met bijlagen, beide van mr. Mertens-Vrede.

Het schorsingsverzoek is behandeld ter zitting van het hof op 17 november 2011. Daarbij zijn verschenen de vader en zijn advocaat en de moeder, bijgestaan door mr. Ongena, een kantoorgenoot van mr. Haarsma. Mr. Mertens-Vrede heeft pleitnotities overgelegd.

De beoordeling

1. Bij beschikking van 25 mei 2010 heeft dit hof de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], onder meer met ingang van 27 juli 2010 bepaald op € 395,- per maand. Die beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2. Bij beschikking waarvan de man hoger beroep heeft ingesteld, heeft de rechtbank zijn verzoek tot wijziging van de beschikking van het hof van 25 mei 2010 afgewezen. Daardoor geldt de beschikking van het hof van 25 mei 2010 nog steeds. De man verzoekt om schorsing van de werking van laatstgenoemde beschikking.

3. De man heeft art. 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aangevoerd als reden waarom zijn verzoek bij het hof ontvankelijk is. Absoluut bevoegd is echter steeds de rechtbank, ook al betreft het geschil een vonnis of arrest van een kantonrechter, de Hoge Raad of een gerechtshof.

Het executiegeschil betreft hier niet voornoemde beschikking waarvan beroep maar genoemde beschikking van dit hof van 25 mei 2010.

Art. 438 Rv geeft het hof dan ook geen bevoegdheid om over het hier in geding zijnde incidentele verzoek van de man te oordelen.

4. Het verzoek van de man betreft overigens niet een verzoek tot schorsing op de voet van artikel 360 lid 2 Rv, omdat hier geen schorsing wordt verzocht van de beschikking waarvan beroep.

5. Voorts is voor het treffen van een voorlopige voorziening op basis van analoge toepassing van artikel 223 Rv evenmin plaats. Dat artikel staat in titel 2 van Boek 1 van genoemd wetboek, welke titel uitsluitend van toepassing is op dagvaardingsprocedures. Noch in de algemene bepalingen van titel 1 van Boek 1, noch in de bepalingen betreffende de verzoekschriftprocedure van titel 3 van Boek 1, noch in titel 7 betreffende hoger beroep is de mogelijkheid opgenomen om in een verzoekschriftprocedure - anders dan een scheidingsprocedure - een voorlopige voorziening te verzoeken. Daaruit moet worden afgeleid dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat in een verzoekschriftprocedure een voorlopige voorziening kan worden verzocht.

6. De man kan dan ook niet worden ontvangen in zijn verzoek tot schorsing.

Proceskostenveroordeling

7. Nu het verzoek van de man niet toegewezen wordt, zal hij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Het hof ziet geen aanleiding de proceskosten te compenseren zoals gebruikelijk in familiezaken omdat het verzoek van de man niet is gebaseerd op de wet. Ten aanzien van de procedure in hoger beroep worden de proceskosten van de vrouw overeenkomstig het forfaitaire liquidatietarief begroot op € 894,-. Het hof waardeert de werkzaamheden (het verweerschrift en de mondelinge behandeling van het rekest) op 2 punten. In de omstandigheid dat deze zaak niet de hoofdzaak betreft maar een incidenteel verzoek ziet het hof aanleiding om het tarief te matigen naar het tarief dat geldt voor een incidenteel appel oftewel de helft van het tarief van € 894,- per punt.

Slotsom

8. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

De beslissing

Het gerechtshof:

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van dit hof van 25 mei 2010 met zaaknummer

200.015.821 te schorsen;

veroordeelt de man in de proceskosten van dit geding en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van de vrouw op € 894,-, aan salaris voor de advocaat;

verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, M.P. den Hollander en K.R. Kuiken, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 december 2011 in bijzijn van de griffier.