Home

Parket bij de Hoge Raad, 16-08-2021, ECLI:NL:PHR:2021:758, 20/03877

Parket bij de Hoge Raad, 16-08-2021, ECLI:NL:PHR:2021:758, 20/03877

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
16 augustus 2021
Datum publicatie
16 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:758
Formele relaties
Zaaknummer
20/03877

Inhoudsindicatie

Prejudiciële vragen (art. 392 Rv). Richtlijn consumentenrechten. Moet de rechter bij een op afstand of buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst, ambtshalve onderzoeken of is voldaan aan de informatieplichten van art. 6:230m en 6:230v BW? Ambtshalve aan schending van die informatieplichten te verbinden sancties. Komt gehele of gedeeltelijke vernietiging als sanctie in aanmerking? Eisen die in dit verband worden gesteld aan stelplicht van de eisende partij. Moet art. 6:230u BW ambtshalve worden toegepast?

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 20/03877

Zitting 16 augustus 2021

CONCLUSIE

M.H. Wissink

In de zaak

Arvato Finance.Nl

(hierna: Arvato)

tegen

[verweerster]

(hierna: [verweerster] )

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Feiten en procesverloop

3. De door de kantonrechter gestelde vragen

4. De informatieplichten in de Richtlijn Consumentenrechten en afd. 6.5.2B BW

5. Mogelijke remedies bij schending van de informatieplichten

Uitgangspunten (5.2.1)

Specifieke remedies (5.8)

Algemene remedies in de sfeer van nakoming/tekortkoming (5.19)

Algemene remedies in de sfeer van vernietiging (5.24.1)

Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (5.29.1)

Tussenstand (5.30)

6 Gronden voor ambtshalve toetsing

Nederlands recht (6.4)

Unierecht (6.9)

Combinatie van Unierecht en Nederlands recht (6.13)

7 Ambtshalve toepassing van remedies bij schending van de informatieplichten

De stel- en substantiëringsplicht (7.2)

De specifieke remedies (7.6)

Algemene remedie: vernietiging op voet van art. 3:40 lid 2 BW (7.12)

- Essentiële informatieplichten (7.13)

- Toetsing van de geboden informatie; algemene voorwaarden (7.15)

- Is vernietiging passend en evenredig? (7.24)

- Gedeeltelijke vernietiging (7.36)

- Art. 6:193j lid 3 BW en art. 6:2/6:248 lid 2 BW (7.52)

8 Beantwoording van de vragen over stelplicht en sanctionering

9 Duurzame gegevensdrager 10 Verwijzing naar het HvJEU?

11 Conclusie

1 Inleiding

1.1

De kantonrechter te Leeuwarden1 heeft prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de in art. 6:230m en 6:230v BW opgesomde (pre)contractuele informatieplichten van handelaren die met consumenten overeenkomsten sluiten op afstand (in dit geval de koop van een douchepaneel in een webwinkel). De kantonrechter te Amsterdam2 heeft prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de in art. 6:230m en 6:230t BW opgesomde (pre)contractuele informatieplichten van handelaren die met consumenten overeenkomsten sluiten buiten de verkoopruimte (in dit geval een energiecontract).

De vragen stellen grotendeels dezelfde problematiek aan de orde. Zij betreffen, kort gezegd, de taak van de rechter om in zaken waarin betaling wordt gevorderd van de consument en waarin de consument veelal niet verschijnt om verweer te voeren, (i) te beoordelen of voldoende is gesteld over de nakoming van de wettelijke informatieplichten, (ii) ambtshalve te toetsen of de wettelijk vereiste informatie is verschaft en (iii) indien niet is gebleken dat voldoende informatie is verschaft, daaraan een sanctie te verbinden zoals de gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering tot betaling. Voorts wordt gevraagd (iv) of bepaalde wettelijk vereiste informatie kan worden verschaft in algemene voorwaarden.

De vragen van de kantonrechter te Leeuwarden stellen ook aan de orde (v) of een persoonlijke account van de consument op de website van het bedrijf een duurzame drager is waarop de consument de informatie kan nazien.

1.2

De gestelde vragen zijn van aanzienlijk belang voor de rechtspraktijk, omdat jaarlijks een groot aantal incassovorderingen wordt aangebracht bij de Nederlandse kantonrechters. Ik concludeer vandaag in beide zaken. De conclusies vermelden onder 2 de feiten en het procesverloop van de betreffende zaak. Onder 3 worden de in de desbetreffende zaak gestelde vragen verkend.

De onderdelen 1, 4-8 en 10 van de conclusies in de zaken 20/03877 en 20//04329 zijn gelijkluidend3 en behandelen de hiervoor onder (i)-(iv) bedoelde kwesties. Eerst worden de relevante informatieplichten geïntroduceerd (onderdeel 4) en de door de Europese Richtlijn Consumentenrechten dan wel het Nederlandse recht voorziene specifieke en algemene remedies bij schending van deze plichten geïnventariseerd (onderdeel 5). Specifieke remedies betreffen specifiek in de wet genoemde rechtsgevolgen bij schending van een bepaalde informatieplicht, terwijl algemene remedies rechtsgevolgen als vernietigbaarheid wegens strijd met de wet of schadevergoeding wegens tekortschieten betreffen. Dit resulteert in een opsomming van een aantal remedies waarvan denkbaar is dat de rechter deze in een verstekzaak ambtshalve zou kunnen toepassen. Vervolgens wordt ingegaan op de juridische gronden in het Unierecht en in het Nederlandse recht waarop een eventuele ambtshalve toepassing van deze remedies gebaseerd kan worden (onderdeel 6). Aan de hand daarvan wordt vervolgens besproken welke informatieplichten en daarbij behorende remedies de rechter ambtshalve dient te toetsen (onderdeel 7). Tegen die achtergrond worden de vragen over ambtshalve toepassing en sanctionering beantwoord (onderdeel 8). Ik kom daarbij, kort gezegd, tot de slotsom dat de ambtshalve toetsing beperkt is tot de specifieke remedies die de wet aan schending van bepaalde informatieplichten verbindt en, wat de algemene remedies betreft, tot vernietiging van de overeenkomst op grond van art. 3:40 lid 2 BW indien een beperkt aantal essentiële informatieplichten niet of onvoldoende in acht is genomen. Deze vernietiging kan eventueel een gedeeltelijke zijn. Afdoening op de stelplicht dient naar mijn mening beperkt te blijven tot hetgeen vereist is om ambtshalve toetsing mogelijk te maken.

Ten slotte komt de hiervoor onder (v) bedoelde vraag aan bod (onderdeel 9). Afrondend bespreek ik of de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het HvJEU dient te stellen over de uitleg van het Unierecht (onderdeel 10).

1.3

Ter inleiding op de problematiek merk ik het volgende op. De wet bevat voor veel4 gevallen waarin een ‘handelaar’ – kort gezegd: elk bedrijf en elke (web)winkel5 − een overeenkomst sluit met een consument6 informatieplichten. Indien in een fysieke winkel een product wordt aangeschaft, blijkt veel van de vereiste informatie al uit de context.7 Dit laatste kan minder het geval zijn wanneer de overeenkomst wordt gesloten ‘op afstand’8 of ‘buiten de verkoopruimte’.9 Voor die gevallen bevat de wet meer en vaak ook scherper geformuleerde informatieplichten. Zoals bekend, schaffen consumenten in toenemende mate via webwinkels producten en diensten aan.10

Voor financiële producten en diensten (zoals bankieren en verzekeren op afstand) gelden afzonderlijke regels.11 Indien uitstel van betaling wordt verleend, kan verder sprake zijn van een kredietovereenkomst in de zin van titel 7.2A e.v. BW. Omdat de prejudiciële vragen geen betrekking hebben op deze onderwerpen, worden de regels over financiële producten en diensten dan wel krediet in deze conclusie niet behandeld.

1.4

De informatieplichten die in deze zaken aan de orde zijn, staan al vanaf 2014 in afdeling 6.5.2B BW, ter omzetting van de Europese Richtlijn Consumentenrechten (hierna: ‘Richtlijn CR’).12 De aandacht voor deze plichten is de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen. Om te kunnen beoordelen of in consumentenzaken de eiser zijn vordering voldoende heeft gespecificeerd en onderbouwd, zijn kantonrechters sinds 2019 een informatieformulier gaan gebruiken dat eisers (in het bijzonder repeat players in de incassopraktijk) moeten overleggen. Hierin dient de eisende partij onder meer aan te geven en met documenten te onderbouwen dat en hoe zij aan de informatieplichten heeft voldaan. Het formulier helpt de rechter verder ook om te kunnen toetsen aan onder meer de regels over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en over consumentenkredietovereenkomsten. Aan dit formulier ligt mede de veronderstelling ten grondslag, dat de rechter ambtshalve dient te toetsen of de informatieplichten zijn nagekomen.13 Na een gewenningsperiode wordt van eisers verwacht dat zij deze informatie zelfstandig aandragen zodat de rechter daar niet meer om hoeft te vragen.14

1.5

Kantonrechters gaan verschillend om met situaties waarin niet is gebleken dat de wettelijk vereiste informatie is verschaft dan wel is gebleken dat deze informatie niet of niet volledig is verschaft. De rechtspraak laat, kort gezegd, vier reacties zien.

(i) Vorderingen tot betaling van de prijs worden soms afgewezen omdat onvoldoende onderbouwd is gesteld dat de informatieplichten zijn nagekomen,15 waarbij lijkt te worden vereist dat moet blijken dat alle informatieplichten zijn nagekomen.16 In een enkel geval is de vordering om deze reden afgewezen, ook al heeft de consument, die in de procedure is verschenen, de vordering erkend.17 Afwijzing van de vordering berust in deze gevallen veelal op de stel- en substantiëringsplicht.

(ii) Indien naar het oordeel van de rechter onvoldoende is gesteld om te concluderen dat aan de (alle) informatieplichten is voldaan, wordt de vordering soms geheel afgewezen met het argument dat de overeenkomst vernietigbaar is.18 Dit berust in zaken waarin de consument niet is verschenen (verstekzaken), kennelijk, mede op toepassing van de regel dat de rechter in een verstekzaak een vordering moet afwijzen die hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt (art. 139 Rv).

(iii) Soms wordt een vordering gedeeltelijk afgewezen. Dit wordt gebaseerd op het argument dat de sanctie op schending van de informatieplichten niet alleen doeltreffend en afschrikwekkend, maar ook evenredig dient te zijn. De juridische grondslag hiervoor zou kunnen zijn de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (waarop de kantonrechter te Amsterdam wijst in zijn prejudiciële vragen aan de Hoge Raad)19 dan wel gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, in combinatie met art. 139 Rv.

(iv) Soms wordt, ondanks schending van de informatieplichten, de vordering volledig toegewezen, eventueel met de aankondiging dat in de toekomst vorderingen wel zullen worden afgewezen. Aan dit laatste ligt ten grondslag dat thans nog onduidelijkheid bestaat over de sanctionering van de informatieplichten en voorts dat de consument de levering zonder protest heeft behouden.20

1.6

Het moge duidelijk zijn, dat er uit een oogpunt van rechtseenheid behoefte is aan antwoorden van de Hoge Raad op de gestelde prejudiciële vragen.

2 Feiten en procesverloop

2.1

In deze procedure kan van de volgende feiten worden uitgegaan.

(i) [verweerster] heeft in de hoedanigheid van consument een koopovereenkomst met Badplaats B.V. (hierna: de handelaar) gesloten met betrekking tot een 'Douchepaneel Enna met mengkraan' (hierna: het product). De koopovereenkomst is via de website van de handelaar tot stand gekomen. [verweerster] heeft er voor gekozen om achteraf te betalen via Arvato. De vordering met betrekking tot de betalingsverplichting van [verweerster] is door de handelaar aan Arvato (die handelt onder de naam AfterPay) gecedeerd.

(ii) Arvato heeft [verweerster] op 10 mei 2019 per e-mail een bevestiging gestuurd, waarop - voor zover van belang - het volgende is vermeld:

“BETAALOVERZICHT

(…)

Bedankt voor je aankoop bij badplaats.nl en het kiezen voor AfterPay als betaalmethode. Via dit betaaloverzicht kun je snel en gemakkelijk betalen met de onderstaande betaalknop.

Artikelnr. Productomschrijving Aantal Btw Prijs p.o. Totaal

DPKMENN8002 1xDouchepaneel Enna met 1 21 €149,00 €149,00

mengkraan – Zwart R

VERZ Verzendkosten 1 21 € 19,95 € 19,95

Totaal inclusief BTW €168,95

(waarvan BTW) € 29,32

(…)

Maak het jezelf gemakkelijk: via de betaalknop worden het bedrag en de omschrijving voor je ingevuld. Zo wordt je betaling vrijwel direct verwerkt.

Handig toch?

Maak je toch liever zelf het bedrag over? Gebruik dan de volgende gegevens:

Uiterste betaal datum: 24 mei 2019

IBAN: NL24ABNAOSBB1521Bo

Begunstigde: AfterPay te Heerenveen

Betalingsomschrijving: [001]

Vermeld bij betalingsomschrijving alleen de 9 cijfers van het AfterPay kenmerk

Let op: ook bij het ruilen, gedeeltelijk retourneren of ter reparatie opsturen van je bestelling blijft de betaaltermijn van 14 dagen gelden. Stuur je iets retour? Dit kun je zelf aan ons doorgeven via de AfterPay app. Wij zorgen er dan voor dat je betaling wordt gepauzeerd. Je vindt meer informatie op www.afterpay.nl/retour.

Vragen?

Dit is een automatisch verzonden e-mail, neem daarom bij vragen contact op via onderstaande opties.

Heb je nog vragen over dit betaaloverzicht of bij je betaling? Kijk dan eens op www. afterpay.nl/klanten. Heb je vragen over je bestelling, de levering of retour? Neem dan contact op met badplaats.nl via info@badplaats.nlof 013-5144214.

Voor alle betalingen gelden de algemene betalingsvoorwaarden van Arvato Finance B.V., handelende onder de naam AfterPay, Postbus 434, 8440 AK Heerenveen, KvK Noord-Nederland 08203350, BTW nr. NL8210926gBB01, besloten vennootschap Badplaats B.V. den Uitvanck 9B, 5888, NC Oirschot, KvK Brabant 55371078, BTW, nr. NL851674665.B01houder van de webshop badplaats.nl heeft haar vordering op jou overgedragen aan Arvato Finance B.V. (…).”

(iii) De handelaar heeft het door [verweerster] bestelde product geleverd. [verweerster] heeft het bedrag van € 168,95 niet binnen de betalingstermijn van 14 dagen voldaan en dit ook na herhaalde aanmaning onbetaald gelaten.

2.2

Bij dagvaarding van datum 5 augustus 2020 heeft Arvato gevorderd [verweerster] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 168,95 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, tot 23 juli 2020 berekend op een bedrag van € 3,94 en met buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 40,00. Hieraan heeft Arvato ten grondslag gelegd dat [verweerster] via de website van de handelaar een product heeft gekocht en tijdens het bestelproces actief heeft gekozen om de aankoop achteraf via Arvato te betalen. Arvato heeft deze keuze na toetsing geaccepteerd en [verweerster] hiervoor geen kosten in rekening gebracht. De handelaar heeft de bestelling uitgevoerd en zijn vordering op [verweerster] aan Arvato gecedeerd. Arvato heeft daarna zowel de bestelling als de cessie per e-mail aan [verweerster] bevestigd. [verweerster] heeft het product van de handelaar geleverd gekregen en behouden, maar daarvoor ondanks herhaalde aanmaningen niet betaald. Arvato vordert daarom tevens vergoeding van rente en buitengerechtelijke kosten. Arvato heeft in de dagvaarding een uitvoerige beschrijving gegeven van het bestelproces en de in die fase verstrekte informatie en ter onderbouwing van haar stelling de aan [verweerster] verzonden bevestiging en aanmaningen overlegd.

2.3

In het tussenvonnis van 29 september 2020 heeft de kantonrechter overwogen dat het gaat om een verstekzaak waarin de gedaagde heeft gehandeld als consument. Daarom moet de kantonrechter ambtshalve het geldende consumentenrecht betrekken in de beoordeling of de vordering in de zin van art. 139 Rv onrechtmatig of ongegrond voorkomt (rov. 4.1). Het gaat om een koopovereenkomst op afstand als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW die op elektronische wijze tot stand is gekomen en er is geen sprake van consumentenkrediet in de zin van Boek 7 BW (rov. 4.2). In deze zaak is niet duidelijk of de verkoper heeft voldaan aan de verschillende (pre)contractuele informatieplichten die hij als handelaar heeft op grond van art. 6:230m en 6:230v BW:

(i) niet is gesteld dat de handelaar gedaagde voor het sluiten van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze heeft gewezen op de bijkomende verzendkosten (art. 6:230m lid 1 onder e BW);

(ii) niet is gesteld of de handelaar in die precontractuele fase informatie heeft verstrekt over zijn geografische adres (art. 6:230m lid 1 onder c BW);

(iii) niet duidelijk is of alle in art. 6:230m BW opgesomde informatie die niet in de door Arvato verzonden bevestiging is vermeld − zoals de wijze en termijn van levering (art. 6:230m lid 1 onder g BW), het herroepingsrecht (art. 6:230m lid 1 onder h BW) en de wettelijke waarborg dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden (art. 6:230m lid 1 onder l) BW − eerder al aan gedaagde is verstrekt op een duurzame gegevensdrager als bedoeld in art. 6:230v lid 7 BW.

Omdat in de rechtspraak verschillend wordt geoordeeld over de gevolgen die de rechter hieraan ambtshalve moet verbinden en hoger beroep veelal niet mogelijk is, heeft de kantonrechter het voornemen uitgesproken om aan de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen over de in de art. 6:230m en 6230v BW genoemde (pre)contractuele informatieverplichtingen en is Arvato de gelegenheid geboden om te reageren op de voorgestelde vragen. Arvato heeft geen wijzigingen of aanvullingen voorgesteld van de vragen, die vervolgens bij tussenvonnis van 24 november 2020 aan de Hoge Raad zijn gesteld.

2.4

Na daartoe door de griffier van de Hoge Raad in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft Arvato afgezien van het maken van schriftelijke opmerkingen over de aan de Hoge Raad gestelde vragen. Op 25 juni 2021 zijn door mr. J. den Hoed namens de Nederlandse Belangenvereniging Gerechtsdeurwaarders (hierna: NBG) als derde schriftelijke opmerkingen ingediend. Deze schriftelijke opmerkingen stellen in de kern aan de orde dat thans in de praktijk (in bepaalde gevallen) te veel informatieplichten ambtshalve worden getoetst en te zware eisen worden gesteld aan de stellingen van de eiser en de gedocumenteerde onderbouwing daarvan, zodat onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van de schuldeiser die een onbetaald gebleven vordering wil incasseren.

3 De door de kantonrechter gestelde vragen

3.1

De kantonrechter heeft de volgende vragen gesteld.

I. Dient de rechter, ingeval een koopovereenkomst op afstand op elektronische wijze is gesloten met een consument, in een verstekzaak die koopovereenkomst ambtshalve te vernietigen en de gevorderde koopprijs (deels) af te wijzen, indien niet is gebleken dat de handelaar:

a) vóór het sluiten van de overeenkomst op voldoende duidelijke en begrijpelijke wijze alle in artikel 6:230m bedoelde informatie (voor zover van toepassing) heeft verstrekt (zoals is voorgeschreven in de artikelen 6:230m en 6:230v lid 1, 2 en 4); en/of

b) uiterlijk bij levering alle in artikel 6:230m bedoelde informatie (voor zover van toepassing) op een duurzame gegevensdrager heeft bevestigd (zoals is voorgeschreven in artikel 6:230v lid 7); en/of

c) zijn elektronische bestelproces zo heeft ingericht dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt (zoals is voorgeschreven in artikel 6:230v lid 3),

en er verder geen feitelijke aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de consument om die reden niet (meer) aan die koopovereenkomst gebonden wil zijn?

II. Indien het antwoord op vraag I sub a en/of I sub b ontkennend luidt, is ambtshalve vernietiging van de koopovereenkomst dan wel aangewezen indien in bepaalde onderdelen van artikel 6:230m bedoelde informatie niet op de juiste wijze is verstrekt en/of is bevestigd en zo ja, voor welke onderdelen van artikel 6:230m geldt dat dan?

III. Indien het antwoord op de voorgaande vragen ontkennend is, mag en moet de rechter de koopovereenkomst dan wel ambtshalve vernietigen, indien voldoende aannemelijk is dat de consument door (het ontbreken van juiste) informatie als bedoeld in artikel 6:230m is misleid en in financiële of praktische zin is benadeeld en daarom niet meer (volledig) aan die overeenkomst gebonden zal willen zijn en zo ja, voor welke onderdelen van artikel 6:230m geldt dat dan?

IV. Indien ambtshalve tot vernietiging moet worden overgegaan, moet de rechter de koopovereenkomst dan volledig vernietigen of slechts ‘partieel’ door vermindering van de koopprijs?

V. Indien ‘partiële vernietiging’ door vermindering van de koopprijs is aangewezen, op welke wijze moet de rechter dan bepalen welke vermindering passend is?

VI. Indien ambtshalve vernietiging van de koopovereenkomst niet aangewezen is, dient de rechter dan toch nader te onderzoeken of de handelaar de in artikel 6:230m bedoelde informatie op juiste wijze heeft verstrekt en bevestigd, bijvoorbeeld omdat wanneer dat niet is gebeurd, een andere sanctie moet worden toegepast?

VII. Indien het antwoord op vraag VI bevestigend is, naar welke onderdelen van artikel 6:230m is nader onderzoek dan geboden en aan welke sanctie moet dan worden gedacht?

VIII. Ingeval een koopovereenkomst op afstand elektronisch wordt gesloten, volstaat het dan dat de handelaar andere dan de in artikel 6:230v lid 2 opgesomde informatie, waaronder die over het herroepingsrecht, enkel toont en verstrekt in Algemene Voorwaarden, of is die wijze van presenteren en bevestigen onvoldoende duidelijk en begrijpelijk?

IX. Indien de consument een persoonlijk account heeft op de website van de handelaar en zijn bestelling(en) en andere in artikel 6:230m bedoelde informatie enkel op dat account zijn terug te vinden, moet dan, om te kunnen spreken van het verstrekken van informatie op een duurzame gegevensdrager in de zin van artikel 6:230v lid 7, zijn voldaan aan door het Hof van Justitie in zijn uitspraak van 25 januari 2017 (BWAWAG) geformuleerde voorwaarden dat:

a) de consument de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op kan slaan dat deze gedurende een passende termijn kan worden geraadpleegd en ongewijzigd kan worden gereproduceerd, zonder dat de handelaar of andere professional de inhoud ervan eenzijdig kan wijzigen, en

b) de handelaar na ieder nieuw bericht in dat account een actieve handeling verricht om de consument op de hoogte te stellen van dat nieuwe bericht en dat hij dit bericht op het account kan raadplegen,

en zo nee, welke voorwaarden gelden dan?

X. Zijn de antwoorden op de voorgaande vragen anders indien geen sprake is van koop van zaken maar van een elektronisch gesloten overeenkomst op afstand tot het verrichten van diensten en zo ja, hoe luiden deze in dat geval?

3.2

De vragen zijn toegespitst op verstekzaken. Voor een deel van de beantwoording van de vragen lijkt het niet nodig een onderscheid te maken tussen verstekzaken en zaken op tegenspraak.

3.3.1

De vragen I tot en met VII gaan over de gevolgen die de rechter moet verbinden aan zijn constatering dat niet (is gebleken dat) aan een of meer van de informatieplichten is voldaan.

- Moet de rechter dan ambtshalve de overeenkomst vernietigen (vraag I) of alleen indien aan nadere voorwaarden is voldaan (vragen II en III)?

- Is, bij bevestigende beantwoording, de vernietiging geheel of gedeeltelijk (vragen I en IV) en, in het laatste geval, welke maatstaf moet worden gehanteerd om te bepalen welke vermindering van de prijs bij gedeeltelijke vernietiging passend is (vraag V)?

- Indien geen vernietiging dient te volgen, is er dan een andere sanctie die de rechter, in bepaalde gevallen, ambtshalve dient toe te passen (vragen VI en VII)?

- In dit verband speelt ook of bepaalde informatie in de vorm van algemene voorwaarden kan worden verstrekt (vraag VIII).

3.3.2

De kantonrechter ziet blijkens het uitvoerig gemotiveerde tussenvonnis van 29 september 2020 de nodige bezwaren tegen een ambtshalve vernietiging van de overeenkomst in verstekzaken, met name in het (in mijn woorden) ‘standaardgeval’ dat weliswaar kan worden vastgesteld dat de consument de rekening niet heeft betaald maar er verder geen aanleiding is om te denken dat de consument niet meer aan de overeenkomst gebonden wil zijn.

3.4

Vraag IX ziet op de bevestiging van informatie op een duurzame gegevensdrager in de zin van art. 6:230v lid 7 BW.

3.5

Vraag X verbreedt het terrein van de vragen naar andere gevallen dan het geval dat in deze zaak aan de orde is, te weten de elektronisch gesloten overeenkomst op afstand tot het verrichten van diensten. Hoewel ik begrijp dat de kantonrechter deze vraag stelt omdat in de kantonpraktijk dergelijke gevallen ook spelen en daarin gelijksoortige vragen rijzen, merk ik op dat het antwoord op deze vraag niet nodig is om de kantonrechter in staat te stellen te beslissen op de vordering van Arvato in deze procedure (zie art. 392 lid 1 Rv). Ik kan mij daarom voorstellen dat de Hoge Raad vraag X in deze zaak als zodanig niet zal beantwoorden. De bespreking van de andere vragen biedt naar mijn mening overigens voldoende aanknopingspunten voor de beoordeling van overeenkomsten tot het verrichten van diensten. Ik merk op dat de vragen van de kantonrechter te Amsterdam in zaak 20/04329 betrekking hebben op een duurovereenkomst voor energielevering, maar niet specifiek zijn toegesneden op dat type overeenkomsten.

4 De informatieplichten in de Richtlijn Consumentenrechten en afd. 6.5.2B BW

5 Mogelijke remedies bij schending van de informatieplichten

6 Gronden voor ambtshalve toetsing

7 Ambtshalve toepassing van remedies bij schending van de informatieplichten

8 Beantwoording van de vragen over stelplicht en sanctionering

9 Duurzame gevensdrager

10 Verwijzing naar het HvJEU?

11 Conclusie