Home

Parket bij de Hoge Raad, 01-10-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1549, 12/00729

Parket bij de Hoge Raad, 01-10-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1549, 12/00729

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
1 oktober 2013
Datum publicatie
4 december 2013
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:1549
Formele relaties
Zaaknummer
12/00729

Inhoudsindicatie

Profijtontneming. HR: art. 81.1 RO.

Conclusie

Nr. 12/00729 P

Zitting: 1 oktober 2013

Mr. Hofstee

Conclusie inzake:

[betrokkene] 1

1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 17 januari 2012 het door de betrokkene uit – kort gezegd – hennepteelt wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 14.353,76 en aan de betrokkene ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000,00.

2. Namens de betrokkene heeft mr H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, een middel van cassatie voorgesteld.

3. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat aan de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel 5 oogsten ten grondslag dienen te worden gelegd.

4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 20 december 2011 heeft de raadsvrouw namens de toen niet verschenen betrokkene het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitnota, waarin voor zover voor de beoordeling van het middel van belang het volgende is aangevoerd:

“Cliënt wenst vooraf op te merken dat er geen enkele feitelijke onderbouwing is voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel daar er noch door de medeverdachten en door hemzelf enige feitelijke verklaring is gegeven.

(…)

Conclusie

Primair:

De vordering dient te worden afgewezen daar op geen enkele manier blijkt dat cliënt voordeel heeft genoten uit de ontmantelde hennepplantages. Client was slechts bij een (1) oogst betrokken welke niet heeft geleid tot enig wederrechtelijk voordeel.”

5. Naar aanleiding van dit verweer heeft het Hof in het bestreden arrest onder meer overwogen:

“Het hof is met de rechtbank van oordeel dat aan de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel vijf geslaagde oogsten ten grondslag dienen te worden gelegd. Het hof neemt de overwegingen waarop de rechtbank voornoemd oordeel heeft gebaseerd - opgenomen onder 2.4 van de beslissing waarvan beroep - over en maakt die tot de zijne.”

6. De bedoelde onder 2.4. opgenomen overwegingen van de Rechtbank houden in:

“2.4.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt met betrekking tot de door de raadsvrouw gevoerde verweren het volgende:

Door diens raadsvrouw is aangevoerd dat veroordeelde slechts éénmaal een geslaagde oogst heeft gehad, die niet zou hebben geleid tot enig wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft in haar onherroepelijk geworden vonnis van 21 maart 2005 betrokkene veroordeeld ter zake van - onder meer - de teelt van hennep in de periode van 1 december 2003 tot en met 24 november 2004. Deze periode beslaat bij benadering éénenvijftig weken. De rechtbank stelt vast dat in deze periode niet het aantal van acht kweken kan zijn gerealiseerd, die ten grondslag liggen aan de vordering, maar dat het, uitgaande van een kweekcyclus van hennep van tien weken, bij hooguit vijf kweken moet zijn gebleven. Voorts stelt de rechtbank vast dat ten tijde van de eerste constatering van de hennepkwekerij, op 15 januari 2004, deze kwekerij net gerooid was. Ofschoon de periode tussen 1 december 2003 en 15 januari 2004 slechts zes weken bedraagt en derhalve minder dan één kweekcyclus, rekent de rechtbank het voordeel van deze geslaagde kweek veroordeelde toch toe nu niet aannemelijk is geworden dat hij hieruit geen voordeel heeft verkregen. Met betrekking tot de overige vijfenveertig weken oordeelt de rechtbank dat in deze periode vier geslaagde kweken zullen zijn gerealiseerd en dat veroordeelde hieruit voordeel heelt bekomen. De rechtbank acht onaannemelijk dat deze kweken zouden zijn mislukt, daar geen goede reden valt te bedenken waarom iemand die zijn oogsten voortdurend ziet mislukken desondanks zijn activiteiten blijft voortzetten.

(…)”

7. Als bewijsmiddel II heeft het Hof gebezigd het "Rapport betreffende de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene] van 29 december 2005”. In dit Rapport is de berekening van de opbrengst uit de bewezenverklaarde hennepteelt in de periode van 1 december 2003 tot en met 23 november 2004 (bewijsmiddel I) gebaseerd op het zogenoemde BOOM-rapport, nu de betrokkene noch de andere veroordeelden/getuigen uit het strafrechtelijk onderzoek Pollux hebben verklaard over het aantal planten. Blijkens het bestreden arrest heeft het Hof onder het subkopje “Berekeningswijze” overwogen dat als leidraad voor zijn berekening van de omvang van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden uitgegaan van de standaardgegevens zoals deze in BOOM-rapport van 25 april 2005 zijn opgenomen, aangezien de betrokkene geen mededelingen heeft gedaan die het Hof tot een andere wijze van berekening nopen en evenmin van bijzondere omstandigheden is gebleken die daartoe anderszins aanleiding geven.

8. In zijn arrest van 26 maart 2013, LJN BV9087 heeft de Hoge Raad het volgende overwogen2:

“3.3.4. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad wordt wel afgeleid dat de uitspraak een (volledige) weergave dient te bevatten van de feiten en omstandigheden waarop de in dat rapport gemaakte gevolgtrekkingen steunen. De Hoge Raad ziet aanleiding de in dit verband aan de motivering te stellen eisen te verduidelijken.

3.3.5. Indien en voor zover een in het financieel rapport gemaakte gevolgtrekking is ontleend aan de inhoud van een of meer wettige, voldoende nauwkeurig in dat rapport aangeduide bewijsmiddelen en die gevolgtrekking - blijkens vaststelling door de rechter - door of namens de betrokkene niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist, kan de rechter bij de opgave van de bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend, volstaan met de vermelding van (het onderdeel van) het financieel rapport als bewijsmiddel waaraan de schatting (in zoverre) is ontleend en het weergeven van die gevolgtrekking uit het rapport.

3.3.6. Indien door of namens de betrokkene zo een gevolgtrekking wel voldoende gemotiveerd is betwist, dienen aan de motivering van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel nadere eisen te worden gesteld. In dat geval zal de rechter in zijn overwegingen met betrekking tot die schatting moeten motiveren op grond waarvan hij ondanks hetgeen door of namens de betrokkene tegen die gevolgtrekking en de onderliggende feiten en omstandigheden is aangevoerd, die gevolgtrekking aanvaardt. Indien de rechter de aan het financieel rapport of aan andere wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden, die hij bij zijn oordeel daaromtrent betrekt en die redengevend zijn voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, in de overwegingen (samengevat) weergeeft onder nauwkeurige vermelding van de vindplaatsen daarvan, is aan de uit art. 359, derde lid, Sv voortvloeiende verplichting voldaan.”

9. In het licht van hetgeen de raadsvrouw op de terechtzitting naar voren heeft gebracht (zie hierboven onder 4), meen ik te kunnen vaststellen dat zij daarin niet gemotiveerd het - op het BOOM-rapport gebaseerde en als bewijsmiddel II gebezigde - financieel rapport heeft bestreden. In dit verband voldoet niet de enkele stelling van de raadsvrouw dat niet is gebleken dat de betrokkene voordeel heeft genoten uit de ontmantelde hennepplantages en dat de betrokkene slechts bij 1 oogst betrokken was, die niet tot enig wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geleid. Dat betekent mijns inziens dat het Hof terecht en toereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat aan de berekening van de omvang van het wederrechtelijk door de betrokkene genoten voordeel is uitgegaan van 5 geslaagde oogsten.

10. Het middel faalt mitsdien en kan, lijkt mij, worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.

11. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.

12. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG