Parket bij de Hoge Raad, 22-05-2012, BU6926, 10/02229
Parket bij de Hoge Raad, 22-05-2012, BU6926, 10/02229
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 mei 2012
- Datum publicatie
- 22 mei 2012
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2012:BU6926
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BU6926
- Zaaknummer
- 10/02229
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht meineed, art. 207 Sr.
Conclusie
Nr. 10/02229
Mr. Machielse
Zitting 29 november 2011
Conclusie inzake:
[Verdachte](1)
1. De verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 6 augustus 2009 wegens "In een geval, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
2. Mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.1. Het tweede middel behelst de klacht dat op 18 augustus 2009 cassatie is ingesteld en dat eerst op 24 november 2010 het dossier ter administratie van de Hoge Raad is ontvangen, zodat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn die - gezien de beperkte omvang van de zaak - kan worden aangemerkt als exceptioneel ernstig, hetgeen zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
3.2. Overschrijding van de redelijke termijn leidt niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen.(2)
3.3. Het middel faalt.
4.1. Het eerste middel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij op 30 oktober 2007 in de gemeente Roermond ter terechtzitting van de Meervoudige Strafkamer bij de Arrondissementsrechtbank te Roermond als getuige in de zaak tegen [betrokkene 1], nadat zij in handen van de voorzitter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
"Op 2 juli 2005, een zaterdag, was ik voor tien uur bij verdachte in zijn woning op de [a-straat] in [plaats B]. Wij zouden boodschappen gaan doen in verband met het verjaardagsfeestje van onze dochter. Ik heb de sleutel van de woning en heb zelf de deur opengemaakt. Verdachte sliep toen nog en ik heb hem wakker gemaakt. Mijn schoonzus kwam na ongeveer een kwartier en wij zijn toen samen met mijn dochter met zijn drieën boodschappen gaan doen, waar we een half uur a drie kwartier over gedaan hebben. Toen zijn we weer teruggegaan naar de [a-straat] waar verdachte inmiddels nagenoeg klaar was en koffie zat te drinken. Omdat we om twaalf uur hadden afgesproken om bij Dippidoo in Best te zijn, zijn wij met zijn vieren in de auto daarheen gereden Wij kwamen daar ongeveer gelijk aan met familieleden en nichtjes.
Op Uw vraag hoe ik zo zeker weet dat dit op 2 juli 2005, een week na de verjaardag van onze dochter, plaatsvond deel ik U mede dat ik daar goed over heb moeten nadenken. Het is de enige keer geweest dat wij de verjaardag van onze dochter in Dippedoo hebben gevierd. En ik had op de dag van haar verjaardag eigenlijk niet genoeg geld om op die datum het feestje te bekostigen, daarom werd het een week later gevierd. Bij dat feestje waren ook:
- [betrokkene 2], wonende te [plaats B] aan de [a-straat] nummer [1] denk ik en twee kinderen
- [betrokkene 3], wonende te [plaats B], ergens in het Sprookjesbos met een kind
- [betrokkene 4], wonende te [plaats B] in de wijk [...], een zus van verdachte
- [betrokkene 5], een broer van de verdachte, wonende te [plaats B], ik weet niet welk adres
- [betrokkene 6], de toenmalige vriendin van [betrokkene 5], ik weet haar adres niet.
Opa en Oma kwamen pas 's avonds om een uur of zes.
De rekening heb ik samen met verdachte contant betaald. Er zijn volgens geen foto's gemaakt op dit feestje, want wij hadden geen camera.
Ik heb pas ongeveer een maand à zes weken geleden van verdachte te horen gekregen waar hij daadwerkelijk van verdacht werd. Ik dacht aanvankelijk dat hij een boete uit moest zitten. Omdat verdachte zei dat volgens hem het feestje van onze dochter op 2 juli 2005 gevierd werd in Dippidoo, ben ik daarover gaan nadenken. En na goed hier over te hebben nagedacht kan ik bevestigen dat het de zesde verjaardag van onze dochter was, die op 2 juli 2005 in Dippidoo te Best werd gevierd. Zoals ik al zei is dat de enige keer dat wij haar verjaardag daar gevierd hebben."
4.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Het proces-verbaal terechtzitting verdenking meineed van de rechtbank Roermond d.d. 30 oktober 2007 (pagina's 5 (drie) van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Limburg-Noord, nummer LJN PL2321/07-007159 [hierna te noemen PV Politie], voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, afgelegd als getuige in de zaak tegen [betrokkene 1], nadat zij op de wijze bij de wet bepaald in handen van de voorzitter de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen:
Op 2 juli 2005, een zaterdag, was ik voor tien uur bij verdachte in zijn woning op de [a-straat] in [plaats B]. Wij zouden boodschappen gaan doen in verband met het verjaardagsfeestje van onze dochter. Ik heb de sleutel van de woning en heb zelf de deur opengemaakt. Verdachte sliep toen nog en ik heb hem wakker gemaakt. Mijn schoonzus kwam na ongeveer een kwartier en wij zijn toen samen met mijn dochter met zijn drieën boodschappen gaan doen, waar we een half uur a drie kwartier over gedaan hebben. Toen zijn we weer teruggegaan naar de [a-straat] waar verdachte inmiddels nagenoeg klaar was en koffie zat te drinken. Omdat we om twaalf uur hadden afgesproken om bij Dippidoo in Best te zijn, zijn wij met zijn vieren in de auto daarheen gereden. Wij kwamen daar ongeveer gelijk aan met familieleden en nichtjes.
Op Uw vraag hoe ik zo zeker weet dat dit op 2 juli 2005, een week na de verjaardag van onze dochter, plaatsvond deel ik U mede dat ik daar goed over heb moeten nadenken. Het is de enige keer geweest dat wij de verjaardag van onze dochter in Dippidoo hebben gevierd. En ik had op de dag van haar verjaardag eigenlijk niet genoeg geld om op die datum het feestje te
bekostigen, daarom werd het een week later gevierd. Bij dat feestje waren ook:
- [betrokkene 2], wonende te [plaats B] aan de [a-straat] nummer [1] denk ik en twee kinderen - [betrokkene 3], wonende te [plaats B], ergens in het Sprookjesbos met een kind - [betrokkene 4], wonende te [plaats B] in de wijk [...], een zus van verdachte - [betrokkene 5], een broer van de verdachte, wonende te [plaats B], ik weet niet welk adres - [betrokkene 6], de toenmalige vriendin van [betrokkene 5], ik weet haar adres niet.
Opa en Oma kwamen pas 's avonds om een uur of zes.
De rekening heb ik samen met verdachte contant betaald. Er zijn volgens mij geen foto's gemaakt op dit feestje, want wij hadden geen camera.
Ik heb pas ongeveer een maand à zes weken geleden van verdachte te horen gekregen waar hij daadwerkelijk van verdacht werd. Ik dacht aanvankelijk dat hij een boete uit moest zitten. Omdat verdachte zei dat volgens hem het feestje van onze dochter op 2 juli 2005 gevierd werd in Dippidoo, ben ik daarover gaan nadenken. En na goed hierover te hebben nagedacht kan ik bevestigen dat het de zesde verjaardag van onze dochter was, die op 2 juli 2005 in Dippidoo te Best werd gevierd. Zoals ik al zei is dat de enige keer dat wij haar verjaardag daar gevierd hebben.
2.
Het door mr. P. van Hilten, officier van justitie in het arrondissement Roermond, op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van aanhouding ter zake verdenking meineed d.d. 30 oktober 2007, (pagina 6 PV Politie), voor zover inhoudende, als relaas van de officier van justitie, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober 2007 heb ik aangehouden [verdachte] als verdacht van het misdrijf omschreven in artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd tijdens het onderzoek in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen [betrokkene 1].
3.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 juli 2009, voor zover inhoudende:
Ik word ook wel [verdachte] genoemd.
Ik heb ter terechtzitting van 30 oktober 2007 bij de rechtbank Roermond in de zaak tegen [betrokkene 1] als getuige de verklaring afgelegd zoals is opgenomen in de tenlastelegging, die onder meer inhoudt dat [betrokkene 1] op 2 juli 2005 in de ochtend in zijn woning in [plaats B] was en vervolgens is meegegaan naar het verjaardagsfeest van onze dochter in Best. Daar is hij die middag gebleven.
[Betrokkene 1] heeft mij destijds gevraagd om een verklaring af te leggen in zijn strafzaak. Ik was in die tijd zijn vriendin. [Betrokkene 1] zei mij toen dat we op 2 juli 2005 de verjaardag van onze dochter hadden gevierd. Ik heb er samen met [betrokkene 1] over gesproken. Hij zal toen wel een en ander verteld hebben waardoor we dachten dat het feestje op 2 juli 2005 was. [Betrokkene 1] en ik kwamen samen tot de conclusie dat het feestje op die dag had plaatsgevonden. Ik wist dat het feit waarvan [betrokkene 1] werd verdacht op 2 juli 2005 was gepleegd.
Ik heb vervolgens [medeverdachte] gevraagd of zij ook wilde getuigen in de zaak tegen [betrokkene 1].
Onze dochter was op 25 juni 2005 jarig, dat was een zaterdag. Ik had toen nog geen geld om haar verjaardag te vieren.
Ik had besloten dat als het geld van de kinderbijslag binnen was we het feestje zouden houden. De kinderbijslag wordt één keer per kwartaal, onder meer in juli, overgemaakt. Dat is meestal tussen de eerste en de vierde dag van de maand waarin het wordt gestort. Ik kijk vanaf de eerste van de maand iedere dag of de kinderbijslag binnen is. Een week na de verjaardag op 25 juni 2005 kwam de kinderbijslag binnen. Zodra het op mijn rekening stond heb ik het eraf gehaald voor het feest in Dippidoo.
Ik heb een paar weken nadat [betrokkene 1] voor de overval in Venlo was veroordeeld het dossier van [betrokkene 1] gelezen. Toen heb ik ook gelezen dat zijn DNA bij die overval is aangetroffen. Ik hing de datum van het feestje op aan de kinderbijslag. Uit het dossier heb ik afgeleid dat niet kan kloppen dat [betrokkene 1] op 2 juli 2005 op het feestje was, omdat hij toen in Venlo zat.
4.
Het door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie, op ambtseed opgemaakte proces verbaal van verhoor d.d. 31 oktober 2007, nummer LJN PL2321/07-141653 (pagina's 18 (vier) PV Politie), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
[Betrokkene 1] is één van mijn broers. [Verdachte], de vriendin van [betrokkene 1], heeft mij gevraagd om te getuigen in de rechtszaak tegen [betrokkene 1] dat het feestje op 2 juli [het hof begrijpt: 2005] was geweest. [Verdachte] vroeg mij te zeggen dat [betrokkene 1] op 2 juli ook op het feestje van haar dochter was geweest in Dippidoo. [Verdachte] zei toen tegen mij dat [betrokkene 1] dan een mindere straf zou krijgen. Ik heb van [verdachte] gehoord dat ik op 30 oktober [het hof begrijpt: 2007] voor de rechtbank moest komen.
Het feestje is er wel geweest maar ik weet niet op welke datum."
4.4. De bestreden uitspraak houdt voorts in:
"De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het haar tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte zich niet bewust was van de onjuistheid van haar verklaring en derhalve geen opzet had op het afleggen van een verklaring in strijd met de waarheid.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
1. Verdachte heeft op 30 oktober 2007 voor de rechtbank Roermond als getuige in de zaak tegen haar (ex-)partner [betrokkene 1], die ondermeer werd verdacht van een poging tot diefstal met geweld (een gewapende roofoverval) in de gemeente Venlo op 2 juli 2005, een verklaring afgelegd inhoudende dat [betrokkene 1] op 2 juli 2005 in de ochtend in zijn woning in [plaats B] was en vervolgens is meegegaan naar het verjaardagsfeest van hun dochter in Best, waar hij die middag heeft verbleven.
2. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [betrokkene 1] is veroordeeld voor de overval in Venlo en dat zij na die veroordeling uit het dossier met betrekking tot die overval heeft afgeleid dat het niet kan kloppen dat [betrokkene 1] op 2 juli 2005 op het verjaardagsfeestje van hun dochter was.
3. Verdachte heeft haar gedetailleerde verklaring over die dag gekoppeld aan de ontvangst van de kinderbijslag, die op één van de eerste dagen van juli werd uitbetaald. Direct na de ontvangst daarvan heeft volgens verdachte het feestje plaatsgevonden, volgens de verdachte zou dat moeten leiden tot de conclusie dat het feestje op zaterdag 2 juli 2005 heeft plaats gehad. Nu deze datum ook volgens de verklaring van verdachte niet kan kloppen omdat [betrokkene 1] op dat moment in Venlo was, kan het, naar het oordeel van het hof, niet anders zijn dan dat zij moet hebben geweten dat het feestje niet op 2 juli 2005 was.
4. Dit vindt bevestiging in het feit dat verdachte [medeverdachte], de zus van [betrokkene 1], heeft benaderd om een bevestigende verklaring van haar verhaal te krijgen. [medeverdachte] heeft op 31 oktober 2007 bij de politie verklaard dat verdachte haar vroeg om ter zitting van de rechtbank te Roermond op 30 oktober 2007 te zeggen dat [betrokkene 1] op 2 juli (het hof begrijpt: 2005) ook op het feestje van haar dochter was geweest. Verdachte zei daarbij tegen haar dat [betrokkene 1] dan minder straf zou krijgen.
5. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij, voordat [betrokkene 1] moest voorkomen, met hem heeft gesproken, dat zij toen met [betrokkene 1] tot de conclusie is gekomen dat het feestje op zaterdag 2 juli 2005 in zijn aanwezigheid had plaatsgevonden en dat zij wist dat hij verdacht werd van het plegen van een strafbaar feit op 2 juli 2005.
Op grond van het hiervoor onder 1 tot en met 5 gestelde, in onderling verband en samenhang gezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het opzet had op het afleggen van een verklaring in strijd met de waarheid. Het hof verwerpt derhalve het verweer."
4.5. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte een paar weken na de veroordeling van [betrokkene 1] zijn dossier heeft gelezen en daaruit heeft afgeleid dat het niet kan kloppen dat hij op 2 juli 2005 op het feestje van hun dochter was, omdat hij toen in Venlo was. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte ten tijde van het afleggen van haar verklaring op 30 oktober 2007 in de zaak tegen [betrokkene 1] - dus nog voor diens veroordeling - gericht was op het afleggen van een valse verklaring daaromtrent.(3) De gebezigde bewijsmiddelen sluiten immers niet uit dat de verdachte pas enige tijd na het afleggen van haar verklaring tot de conclusie kwam dat deze niet kon kloppen.(4)
4.6. Het middel is terecht voorgesteld.
5. Het tweede middel slaagt. Het eerste middel kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest behoren te leiden.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [medeverdachte] (09/03610), waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
2 HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358 m.nt. Mevis, rov. 3.21.
3 HR 6 juli 2010, LJN BM5085.
4 HR 30 mei 2006, LJN AV2343.