Parket bij de Hoge Raad, 01-11-2011, BT6444, 10/03885 J
Parket bij de Hoge Raad, 01-11-2011, BT6444, 10/03885 J
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 november 2011
- Datum publicatie
- 1 november 2011
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2011:BT6444
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT6444
- Zaaknummer
- 10/03885 J
Inhoudsindicatie
Jeugdzaak. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Verdachte is niet-onvankelijk in het beroep, nu de schriftelijke volmacht van zijn advocaat aan een griffiemedewerker om cassatie in te stellen niet inhoudt dat hij daartoe bepaaldelijk door verdachte is gemachtigd. CAG: anders.
Conclusie
Nr. 10/03885 J
Mr. Machielse
Zitting 27 september 2011
Conclusie inzake:
[verdachte]
1 Het Gerechtshof te Amsterdam heeft verdachte bij arrest van 19 augustus 2010 wegens "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals of vervalst is" veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 15 dagen. Voorts heeft het hof één inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven document onttrokken aan het verkeer en van twee andere inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven documenten de teruggave aan verdachte gelast, zoals bepaald in het arrest.
2 Mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, heeft namens verdachte beroep in cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
3.1 Voorafgaand aan een eventuele bespreking van het middel, dat opkomt tegen het oordeel dat verdachte niet onder de bescherming van art. 31 lid 1 Vluchtelingenverdrag valt, stel ik de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aan de orde.
3.2 Blijkens de akte rechtsmiddel is het beroep ingesteld door de daartoe gemachtigde griffier bij het hof. De aan de griffier verleende volmacht is aan de akte gehecht. Het betreft een schrijven van mr. H.W.F. Klarenaar aan de strafgriffie van het hof, dat zich bij de gedingstukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden bevindt en - voor zover hier van belang - het volgende inhoudt:
"Inzake: [verdachte]/OM
Parketnummer: 23-003681-09
Geachte [betrokkene 1],
Hierbij treft u aan het voorblad van het arrest van uw Gerechtshof van 19 augustus 2010. Donderdag 2 september is de laatste dag van de cassatietermijn.
Ik machtig hierbij uitdrukkelijk een van uw medewerkers van de griffie van uw Gerechtshof om voor en namens mij c.q. mijn cliënt cassatie in te stellen in opgemelde zaak.
Uitdrukkelijk verzoek ik u om conform deze machtiging, vandaag of morgen, beroep in cassatie in te stellen c.q. te doen stellen.
Mag ik u verder verzoeken om de akte naar opgemeld faxnummer te faxen. Indien blijkt dat deze werkwijze om welke reden dan ook op bezwaren stuit, dan wilt u wel telefonisch contact met mij opnemen."
De cassatieschriftuur is eveneens van mr. H.W.F. Klarenaar en vermeldt onder meer dat hij zich voor verzoeker tot cassatie in deze zaak als bepaaldelijk gevolmachtigde stelt en de schriftuur ondertekent en indient.
3.3 Op grond van artt. 449 en 450 Sv, zoals uitgelegd in HR 22 december 2009, NJ 1010, 102 m.nt. Borgers, is het een advocaat toegestaan om aan een medewerker van de griffie een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen om namens de verdachte beroep in cassatie in te stellen. De volmacht waarmee de advocaat een griffiemedewerker hiertoe machtigt moet voldoen aan de in art. 450 lid 1 sub a Sv geformuleerde eis. Dit betekent dat de volmacht de verklaring van de advocaat inhoudt, dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van het beroep.(1) In het genoemde arrest (r.o.v. 3.7) overwoog de Hoge Raad dat het niet onredelijk is om onder andere deze eis aan een advocaat te stellen en dat ervan uitgegaan moet worden dat de wetgever niet heeft willen weten van de mogelijkheid tot herstel van een verzuim bij het langs deze weg doen aanwenden van een rechtsmiddel.
3.4 In de bijzondere volmacht die de advocaat in de onderhavige zaak aan de griffier heeft verleend ontbreekt de verklaring, dat de advocaat door verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd om namens deze cassatie in te stellen. De formulering dat de advocaat de griffier machtigt "om voor en namens mij c.q. mijn cliënt" cassatie in te (doen) stellen is hiervoor onvoldoende.(2)
3.5 Naar mijn oordeel is er goede grond om in deze zaak de advocaat in de gelegenheid te stellen om de onvolkomenheid in de wijze waarop hij het cassatieberoep namens verdachte heeft ingesteld te repareren. Ik baseer mij hierbij mede op een arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2011.(3) In die zaak had de advocaat een appelschriftuur ingediend, zonder daarin te verklaren dat hij daartoe bepaaldelijk was gevolmachtigd, terwijl art. 450 Sv van overeenkomstige toepassing is op het indienen van een schriftuur. Ter terechtzitting was de verdachte niet, maar de advocaat die het beroep had ingesteld wel verschenen. Hij verklaarde niet gemachtigd te zijn de verdediging te voeren. Het hof overwoog dat niet op de wettelijk voorgeschreven wijze een schriftuur houdende grieven is ingediend, noch mondeling bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven, en dat het zelf ook geen gronden zag om ambtshalve over te gaan tot een inhoudelijke behandeling. Het hof verklaarde het hoger beroep om deze reden niet-ontvankelijk. In zo een geval brengen volgens de Hoge Raad beginselen van een goede procesorde mee dat de appelrechter aan de ter zitting verschenen raadsman de gelegenheid biedt om zich uit te laten over de vraag of hij tot het indienen van de schriftuur bepaaldelijk was gemachtigd. Bij de indiening van appelschrifturen ziet de Hoge Raad dus wel ruimte voor herstel van het verzuim om te voldoen aan de eis ex art. 450 lid 1 sub a Sv.
3.6 In casu heeft dezelfde advocaat via de griffie beroep in cassatie laten instellen, de griffie verzocht hem te waarschuwen als zijn werkwijze op bezwaren stuit, zich in cassatie gesteld en een schriftuur ingediend, waarin hij aangeeft bepaaldelijk tot indiening daarvan te zijn gemachtigd.(4) Onder deze omstandigheden en gelet op het hierboven besproken arrest van 22 februari 2011 zou het mijns inziens van een te formalistische opstelling getuigen om de raadsman niet via de rolraadsheer de gelegenheid te bieden om het geconstateerde verzuim in het cassatieberoep te herstellen.
3.7 Indien de Hoge Raad de strekking van deze conclusie volgt en de raadsman binnen de hem daartoe geboden termijn verklaart dat hij bepaaldelijk gevolmachtigd was het cassatieberoep in te stellen, zodat verdachte alsnog in het beroep kan worden ontvangen, houd ik mij gereed om in een aanvullende conclusie het voorgestelde middel te bespreken.
4 Deze conclusie strekt ertoe dat de rolraadsheer aan de advocaat de gelegenheid biedt om te verklaren dat hij bepaaldelijk gevolmachtigd was om het cassatieberoep in te stellen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Ten overvloede wijs ik erop dat verdachte in deze zaak geboren is in 1992 en dus ten tijde van het instellen van het cassatieberoep de leeftijd van 16 jaar al had bereikt, zodat het eerste lid van artikel 503 Sv niet van toepassing is.
2 Vgl. HR 2 februari 2010, LJN BK2971 en m.b.t. hoger beroep HR 14 december 2010, LJN BN8388.
3 HR 22 februari 2011, LJN BN9223.
4 In HR 2 februari 2010, LJN BK2971 (noot 1) vermeldde de schriftuur geen bepaaldelijke volmacht.