Parket bij de Hoge Raad, 11-05-2010, BL6678, 07/12188
Parket bij de Hoge Raad, 11-05-2010, BL6678, 07/12188
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 mei 2010
- Datum publicatie
- 11 mei 2010
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2010:BL6678
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL6678
- Zaaknummer
- 07/12188
Inhoudsindicatie
Strafoplegging. Het Hof had art. 300 (oud) Sr i.p.v. art. 300 Sr dienen te vermelden als toepasselijk wettelijk voorschrift. De HR herstelt dit verzuim.
Conclusie
Nr. 07/12188
Mr. Vegter
Zitting: 2 maart 2010
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens "Mishandeling, begaan tegen zijn kind" veroordeeld tot 30 dagen gevangenisstraf, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, met aftrek.
2. Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt dat de inzendtermijn in cassatie is overschreden.
4. Het middel is terecht voorgesteld. Namens verdachte is op 21 augustus 2007 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn eerst op 26 augustus 2008 bij de Hoge Raad ingekomen, meer dan een jaar na het instellen van het cassatieberoep.
5. Naar aanleiding van het middel merk ik voorts op dat de Hoge Raad ook niet binnen twee jaar na het instellen van het cassatieberoep uitspraak zal doen. Die twee-jaar-termijn is immers op 21 augustus 2009 verlopen.
6. Gelet echter op de hoogte van de opgelegde straf meen ik dat de Hoge Raad kan volstaan met de vaststelling van de overschrijding.
7. Het tweede middel klaagt dat het Hof art. 300 Sr heeft toegepast, terwijl dit artikel na het plegen van het feit ten aanzien van de strafmaat is gewijzigd, in de zin dat de maximumstraf is verhoogd. Het Hof heeft nagelaten te motiveren waarom het dit nieuwe artikel 300 Sr heeft toegepast.
8. In zijn arrest heeft het Hof onder de toepasselijke wettelijke artikelen onder meer art. 300 Sr aangehaald. Uit het niet vermelden van de toevoeging "(oud)" leidt de steller van het middel af dat het Hof derhalve het op dat moment geldende art. 300 Sr heeft toegepast, welk artikel ingevolge de wijziging bij de Wet herijking strafmaxima van 22 december 2005, Stb. 2006, 11, een hoger strafmaximum bevat dan art. 300 (oud) Sr, namelijk maximaal drie jaar gevangenisstraf in plaats van twee jaar gevangenisstraf. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat het Hof had moeten motiveren waarom het aanleiding heeft gevonden de nieuwe bepaling toe te passen.
9. Het middel is terecht voorgesteld. Voor de opgelegde straf is dit niet van betekenis nu de door het Hof opgelegde straf van 30 dagen gevangenisstraf waarvan 21 dagen voorwaardelijk, ruim onder het strafmaximum van art. 300 (oud) Sr ligt.(1)
10. Overigens meen ik dat het Hof bij de oplegging van de straf niet is uitgegaan van het inmiddels hogere strafmaximum. De wet waarbij het nieuwe strafmaximum (drie in plaats van twee jaar) is gesteld is op 1 februari 2006 in werking getreden. Het vonnis van de Politierechter dateert van 25 november 2003. De Politierechter heeft de straf dus gebaseerd op het oude strafmaximum van twee jaar. Uit de omstandigheid dat het Hof dezelfde straf heeft opgelegd als de Politierechter, zij het met een kortere proeftijd, welke straf er feitelijk op neer komt dat verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer hoeft te ondergaan kan worden afgeleid dat het Hof bij de strafoplegging geen hoger strafmaximum voor ogen stond. De Hoge Raad kan met toepassing van artikel 441 Sv volstaan met de aanhaling van artikel 300 Sr te verbeteren.(2)
11. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover onder de toepasselijke wettelijke voorschriften artikel 300 Sr is vermeld, tot het alsnog vermelden van artikel 300 (oud) Sr als toepasselijk wettelijk voorschrift en tot vaststelling van de overschrijding van de redelijke termijn, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 13 mei 1986, NJ 1987, 277. Het Hof verwees in de strafmotivering naar de wetgeving waarbij het strafmaximum na het plegen van het feit was verhoogd. Mits de rechter binnen de grenzen van het ten tijde van het plegen van delict geldende strafmaximum blijft, is dit niet in strijd met enige rechtsregel.
2 Zie bijvoorbeeld HR 17 februari 1998, NJ 1998, 447.