Home

Hoge Raad, 30-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:31, 23/01010

Hoge Raad, 30-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:31, 23/01010

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
30 januari 2024
Datum publicatie
30 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:31
Formele relaties
Zaaknummer
23/01010

Inhoudsindicatie

Moord op zwangere vrouw met wie verdachte een buitenechtelijke relatie heeft in 2017 in Enschede (art. 289 Sr). 1. Bewijsklacht. Kon hof bloedsporen in auto van verdachte voor bewijs gebruiken? 2. Bewijsklacht. Heeft hof feiten en omstandigheden, die niet uit bewijsmiddelen blijken, redengevend geacht voor bewezenverklaring? 3. Bewijsklacht. Kon hof oordelen dat door verdediging aangedragen alternatief scenario (door slachtoffer ontdekte inbrekers hebben haar om het leven gebracht) onaannemelijk is? 4. Bewijsklacht voorbedachte raad.

HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 23/01010

Datum 30 januari 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2023, nummer 21-003489-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2024.