Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1981, 21-003489-18

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1981, 21-003489-18

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 maart 2023
Datum publicatie
10 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:1981
Formele relaties
Zaaknummer
21-003489-18

Inhoudsindicatie

Het hof veroordeelt een 54-jarige man voor de moord op een zwangere vrouw uit Enschede. Verdachte legde via een datingsite contact met meerdere vrouwen. Verdachte deed zich daarbij voor als een alleenstaande man uit Rotterdam, met een zoon uit een eerdere relatie en vertelde de vrouwen dat hij piloot was bij de KLM. In werkelijkheid was verdachte getrouwd, had hij twee jonge kinderen en werkte hij in de beveiliging. Verdachte leerde ook het slachtoffer via deze datingsite kennen en had heimelijk een kortstondige (seksuele) relatie met haar. Toen het slachtoffer zwanger raakte werd verdachte boos en wilde hij de relatie verbreken. Het hof oordeelt dat sprake is van voorbedachte raad en legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 16 jaar. Het hof houdt rekening met het verschil tussen de oude en nieuwe VI-regeling en heeft vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de appelfase de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf verminderd met 6 maanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003489-18

Uitspraak d.d.: 10 maart 2023

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 7 juni 2018 met parketnummer 08-910056-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,

thans verblijvende in P.I. [plaats 1] te [plaats 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 februari 2022, 16 februari 2022, 10 februari 2023, 10 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte, zijn raadsman, mr. U. Ural en zijn raadsvrouw, mr. N. Tanoğlu, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest. Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en deels tot een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:

primairhij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 augustus 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door die [slachtoffer] meerdere malen met kracht te stompen, te schoppen en/of (met enig voorwerp) tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of meerdere malen heftig mechanisch botsend geweld toe te passen op het hoofd, de keel/hals en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of de mond/neus van die [slachtoffer] af te dekken en/of samen/dicht te drukken en/of (aldus) de ademhaling van die [slachtoffer] te beletten en/of die [slachtoffer] te doen stikken en/of die [slachtoffer] te wurgen en/of heftig mechanisch omsnoerend/samendrukkend geweld toe te passen op de keel/hals van die [slachtoffer] ;

subsidiairhij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 augustus 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door die [slachtoffer] meerdere malen met kracht te stompen, te schoppen en/of (met enig voorwerp) tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of meerdere malen heftig mechanisch botsend geweld toe te passen op het hoofd, de keel/hals en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of de mond/neus van die [slachtoffer] af te dekken en/of samen/dicht te drukken en/of (aldus) de ademhaling van die [slachtoffer] te beletten en/of die [slachtoffer] te doen stikken en/of die [slachtoffer] te wurgen en/of heftig mechanisch omsnoerend/samendrukkend geweld toe te passen op de keel/hals van die [slachtoffer] .

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft – zoals verwoord in haar schriftelijke requisitoir en aanvullende requisitoir – geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De advocaat-generaal heeft daartoe onder meer aangevoerd dat:

-

verdachte op zaterdag 26 augustus 2017 omstreeks 09.30 uur bij [slachtoffer] thuis is geweest en haar toen heeft gezien en gesproken,

-

de mobiele telefoon van [slachtoffer] omstreeks 11.00 uur de woning verlaat en het laatste signaal van de telefoon om 11.18 uur wordt geregistreerd,

-

de mobiele telefoon van [slachtoffer] nooit meer is teruggevonden,

-

[slachtoffer] op zondag 27 augustus 2017 omstreeks 14.30 uur door vriendinnen dood werd gevonden in haar woning,

-

verdachte de laatste is geweest die [slachtoffer] in leven heeft gezien,

-

bloed van [slachtoffer] in de auto van verdachte is aangetroffen,

-

verdachte een motief had om [slachtoffer] te vermoorden,

-

het sporen- en telecomonderzoek geen ontlastend bewijs heeft opgeleverd.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de algehele tenlastelegging, zoals verwoord in de pleitnota en de aanvullende pleitnota. Daarbij is onder meer aangevoerd dat ondanks zeer uitvoerig (sporen) onderzoek, de resultaten daarvan – anders dan de advocaat-generaal

stelt – geen belastend bewijs hebben opgeleverd. Naar het oordeel van de verdediging bestaat er gerede twijfel over het tijdstip van overlijden, heeft het telecomonderzoek geen helderheid verschaft, zijn de getuigenverklaringen van [slachtoffer] ’s familie en vriendinnen niet eenduidig over (het gedrag van) [slachtoffer] en is het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet uit te sluiten.

Het hof overweegt het volgende:

Inleiding 1

Verdachte kreeg via datingsite Badoo op 30 juni 2017 voor het eerst contact met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), waarbij verdachte zich presenteerde als [fictieve naam] , een alleenstaande KLM-piloot afkomstig uit Rotterdam en vader van een zoon die bij zijn ex woonde. In werkelijkheid had verdachte deze naam verzonnen, was hij getrouwd, had hij twee kinderen, woonde hij in [woonplaats] en werkte hij als beveiliger.

In de maand juli 2017 ontstond een kortstondige relatie tussen hen en hadden [slachtoffer] en verdachte meerdere keren seksueel contact met elkaar. Verdachte was het vooral om de seks te doen.2 [slachtoffer] daarentegen wilde (ook) graag zwanger raken en dit gebeurde ook. Ze sprak hierover met vriendinnen, haar moeder en anderen3, maar ook met verdachte zelf.4

Volgens [slachtoffer] was zij zwanger van verdachte.5 Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat [slachtoffer] geen kind wilde en dat zij ook niet tegen hem heeft gezegd dat ze dat wilde. Bovendien wist verdachte dat [slachtoffer] niet zwanger van hem kon zijn omdat hij altijd met een condoom seksuele gemeenschap had met haar.6

Uit de Whatsapp-gesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte kan worden afgeleid dat de sfeer in die gesprekken verslechterde, de spanning toenam en de communicatie van de zijde van verdachte harder en bedreigender werd, nadat [slachtoffer] op 2 augustus 2017 aan verdachte had verteld dat zij zwanger van hem was.7

Na zijn vakantie ging verdachte op 16 augustus 2017 naar [slachtoffer] toe en hadden zij een gesprek met elkaar. Uit het appcontact die avond om 23.17.23 uur tussen [slachtoffer] en haar vriendin [getuige 12] valt af te leiden dat [slachtoffer] en verdachte een uur hadden gepraat en dat verdachte niks met het kind te maken wilde hebben.8

Op 25 augustus 2017 om 09.30.35 uur stuurde [slachtoffer] haar laatste SMS naar verdachte met als inhoud: “Graag contact met mij opnemen. Heb geen zin in gedoe maar als je geen contact opneemt laat je me geen keuze. De gevolgen zijn voor jou.”9

Verdachte heeft verklaard dit bericht te hebben gelezen.10

Op 26 augustus 2017 omstreeks 09.30 uur belde verdachte onaangekondigd aan bij de woning van [slachtoffer] . Hij werd door haar binnengelaten en zij hadden volgens de verklaring van verdachte ter zitting in hoger beroep een rustig gesprek. Na enige tijd heeft verdachte de woning weer verlaten. Niemand heeft verdachte zien vertrekken.

Op 26 augustus 2017 om 12.01.58 uur heeft verdachte na thuiskomst alle Whatsappberichten met [slachtoffer] (3305 stuks) van zijn telefoon (Samsung [kenmerk telefoon 2] ) verwijderd.11

Op 27 augustus 2017 omstreeks 15.00 uur werd het stoffelijk overschot van [slachtoffer] door twee vriendinnen in haar woning aangetroffen. Zij bleek door ernstig geweld om het leven te zijn gebracht.

Verdachte werd op 29 augustus 2017 op verdenking van moord dan wel doodslag aangehouden en verblijft sindsdien in voorlopige hechtenis. Verdachte ontkent het tenlastegelegde feit te hebben gepleegd.

Sporenonderzoek

Op voorhand merkt het hof op dat, gelet op de inhoud van de rapporten en de conclusies van de rapporteurs, de uitleg van de onderzoeksresultaten door de verdediging in zijn algemeenheid te stellig is. Het hof deelt deze uitleg niet.

In de woning van [slachtoffer] zijn door de politie meerdere sporen veiliggesteld en onderzocht. Dat heeft de onder meer de volgende onderzoeksresultaten opgeleverd.

1 dactyloscopisch spoor in bloed (AALD6002NL)

Dit spoor is onderzocht door brigadier [brigadier] . Aangezien het door hem opgemaakte proces-verbaal12 een ogenschijnlijke discrepantie liet zien ten aanzien van de bruikbaarheid van dit spoor heeft het hof bij tussenarrest van 9 maart 2022 (opnieuw) opdracht gegeven tot onderzoek daarnaar. Het NFI heeft daarop gerapporteerd en geconcludeerd dat – kort gezegd – het spoor beter past bij een afdruk van een handpalm, voetzool of teen dan bij een afdruk van een vinger en vanwege de geringe kwaliteit ongeschikt is voor vergelijkend onderzoek. Om die reden is het spoor niet vergeleken met referentiemateriaal van [slachtoffer] en verdachte.13

Het hof komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld van wie het spoor afkomstig is en dat deze uitkomst – anders dan de advocaat-generaal en de verdediging hebben gesteld – belastend noch ontlastend is voor verdachte.

2 bloedspoor in de trapopgang

Er werd in de trapopgang van de woning van [slachtoffer] aan de linkerzijde van de trap op de muur boven de armleuning een bloedveeg aangetroffen en bemonsterd (SIN AAIW9356NL).14 Uit het op dat spoor verrichtte onderzoek is een DNA-profiel verkregen van een onbekende man.15

De advocaat-generaal heeft gesteld dat niet duidelijk is wanneer dit bloedspoor op de muur terecht is gekomen en dat niet vaststaat dat dit bloedspoor een relatie heeft met het delict. De verdediging heeft gesteld dat het aangetroffen bloedspoor niet van verdachte of [slachtoffer] is en mogelijk een daderspoor kan zijn.

Het hof komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het bloedspoor in relatie staat tot de dodelijke geweldshandelingen tegen [slachtoffer] in haar woning. Bij het ontbreken van verdere informatie over dit spoor is de uitkomst van het onderzoek belastend noch ontlastend voor verdachte.

3 schoensporen in bloed

Er werden meerdere schoensporen aangetroffen, waaronder schoensporen in bloed. De onderzoekers zijn op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek tot de conclusie gekomen dat de maat van de veroorzaker van de aangetroffen schoensporen niet kon worden vastgesteld. 16

Het hof heeft bij tussenarrest van 9 maart 2022 opdracht gegeven tot nader onderzoek naar dit spoor, waarbij het hof als hypothesen heeft geformuleerd:

- H1: de schoen/laarsmaat ligt tussen maat 35 – 40

- H2: de schoen/laarsmaat ligt tussen maat 40 – 45.

Het NFI heeft daarop gerapporteerd en geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten evengoed passen bij beide hypothesen omdat de onderzoeksresultaten niet onderscheidend zijn en relevant referentiemateriaal ontbreekt. Wel stelt onderzoeker dat er aanwijzingen zijn dat de schoenmaat zich bevindt in het interval 39 tot en met 42. Ingeschat wordt dat schoeisel kleiner dan schoenmaat 39 en groter dan schoenmaat 42 niet in aanmerking komt. Aanvullend schrijft rapporteur dat het type profiel in de sporen wijst op laarzen. Dit is geen schoeisel dat in het dagelijkse straatbeeld vaak voorkomt, maar eerder bij specifieke toepassingen. Hierdoor kan de schoenmaat van de gedragen laarzen afwijken van de schoenmaat van dagelijkse schoenen. 17

Verdachte heeft schoenmaat 38. De advocaat-generaal heeft gesteld dat het schoensporenonderzoek geen voor de bewijsvoering relevante informatie heeft opgeleverd. Het onderzoek zegt niks over de betrokkenheid van verdachte bij het feit en sluit zijn betrokkenheid ook niet uit.18 De verdediging heeft gesteld dat op basis van het NFI-rapport in ieder geval vast staat dat de schoenmaat van verdachte niet past bij de sporen en de daarbij behorende schoenmaat die op de plaats delict zijn aangetroffen.19

Het hof komt op grond van bovengenoemde onderzoeksresultaten tot het oordeel dat een exacte schoenmaat niet is vast te stellen en dat de uitkomst van het sporenonderzoek – anders dan de verdediging heeft gesteld – belastend noch ontlastend is voor verdachte.

De overige sporen die in de woning van [slachtoffer] zijn gevonden en zijn onderzocht, zijn allemaal herleidbaar gebleken naar personen die in enige relatie tot [slachtoffer] stonden en van wie uitgesloten kon worden dat zij in het weekend van 26 tot en met 27 augustus 2017 in deze woning zijn geweest voordat zij daar dood werd aangetroffen.

Zwangerschap [slachtoffer]

Zoals hiervoor overwogen wilde [slachtoffer] zwanger worden en heeft zij dat met vriendinnen, haar moeder en verdachte besproken.

De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] geen kind wilde staat op gespannen voet met onder andere het appgesprek dat [slachtoffer] op 18 juli 201720 met verdachte voerde waarin zij aangeeft dat zij het niet veilig wil doen en wordt gesproken over de vraag wanneer zij vruchtbaar is en ook in het gesprek op 30 juli 2017 spreekt [slachtoffer] de wens uit dat zij graag weer zwanger wil worden21 en de eerder genoemde getuigenverklaringen. Dat verdachte tijdens de seks altijd condooms gebruikte wordt weersproken door vriendinnen van [slachtoffer] maar ook door getuigen die eerder via datingsite Badoo met verdachte in contact waren gekomen. Zo hebben getuigen [getuige 1] en [getuige 2] beiden verklaard dat zij onveilige seks met verdachte hebben gehad.22 Ook de getuigen [getuige 3]23 en [getuige 4]24 hebben verklaard dat zij onbeschermde seks met verdachte hebben gehad. Ook wijst het Whatsapp-gesprek tussen [slachtoffer] en [getuige 12] van 25 augustus 201725 waar wordt gesproken over het feit dat verdachte dom heeft gehandeld eigen schuld, dikke bult en dat hij er dan maar eerlijk over had moeten zijn en een condoom er over heen had moeten trekken en daar op had moeten staan, in een andere richting. Ook uit de Whatsapp-gesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte blijkt niet dat verdachte tijdens de seks een condoom gebruikte.

De verklaringen van verdachte dat [slachtoffer] geen kind wilde en dat hij tijdens de seks altijd een condoom gebruikte, acht het hof op grond van het vorenstaande onaannemelijk en niet geloofwaardig.

Communicatie tussen verdachte en [slachtoffer]

Uit appverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] blijkt dat de communicatie verhardde en verdachte zich bedreigend begon uit te laten nadat [slachtoffer] had verteld dat zij zwanger was van verdachte.26

In berichten van 2 augustus 2017 appt verdachte onder meer naar [slachtoffer] :

- “ bah wat sneaky”

- “ ben erin geluisd”

- “ niet en nooit meer met jou dat is mijn beslissing”

- “ ik haat jou”

- “ ur dead to me”

- “ ik wil geen vader van jou kind zijn dat is duidelijk ok”

- “ ik wens dat kind ook niet”

- “ zal bidden dat het voorbij is”.

Op 3 augustus 2017 appt verdachte onder meer naar [slachtoffer] :

- “ drop dead viezerik”

- “ heb je mijn foto’s verwijderd”

- “ Kan jij niet lezen en of antwoorden of wat. Ik vroeg jou iets over mijn foto’s. Heb ook al jouw foto’s verwijderd gisteren!!!”

- “ Blijkbaar wil jij daarop niet antwoorden. Als ik terugkom dan kom ik persoonlijk langs om dat te laten doen dan ben ik ook helemaal met jou klaar met alles.”

- “ Dan jan ik ook gewoon met mijn leven doorgaan op een normale manier.”

Op 19 augustus 2017 is er opnieuw appcontact tussen [slachtoffer] en verdachte. Daarin wordt onder meer het volgende geappt:

- [slachtoffer] Niet alles kan gaan zoals jij het wilt [verdachte]

- [slachtoffer] Je familie komt het ooit te weten dat ik jouw baby draag.

- [verdachte] Jawel mijn besluit staat vast dat zeik ik jiu de lastste keer ook

- [verdachte] Waag nooit mijn familie ertussen te halen

- [verdachte] Ik kom bolgende week als ik terug ben

- [verdachte] Wens jou nu een fijne avond

- [slachtoffer] Ligt aan jouw respect voor mij

- [slachtoffer] En je eerlijkheid

- [slachtoffer] Het ligt in jouw handen

- [verdachte] We zijn klaar met elkaar

- [slachtoffer] Goed lezen. En boos worden heeft geen zin.

- [verdachte] Ik meen het

- [verdachte] Anders blok ik je. Heb geen zin in heen en weercgetrek

- [slachtoffer] Je krijgt nog 1 kans volgende week om eerlijk te zijn.

- [slachtoffer] Fijne avond

- [verdachte] Ga jij mij dreigen

- [slachtoffer] lk dreig niet

- [verdachte] Dan ga jij horen hoe ik over dreiging denk

- [verdachte] Nu krijg jij [verdachte] te leren jennen

- [slachtoffer] Denk aan mijn kind en gezondheid

- [verdachte] En ik ben bloedserieus

- [verdachte] Zweer ik op mijn moeder

- [slachtoffer] Heb geen zin in dit via de app. Ik spreek je later.

- [verdachte] Dag.

Het hof leidt uit het Whatsappverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] af dat verdachte, nadat [slachtoffer] hem had verteld dat zij zwanger van hem was, steeds bozer is geworden, het contact met [slachtoffer] wilde verbreken en verlangde dat het digitale contact (foto’s) tussen hen werd gewist en dat verdachte anders langs zou komen om dat zelf te doen.

Tijdlijn

Zoals hiervoor overwogen ging verdachte op zaterdag 26 augustus 2017 omstreeks 09.30 uur onaangekondigd naar de woning van [slachtoffer] aan de [adres slachtoffer] te [woonplaats slachtoffer] . De overbuurman van [slachtoffer] , [getuige 5] , heeft verklaard dat hij op 26 augustus 2017 tussen 09.00 uur en 09.30 een negroïde man in een blauw trainingspak, met een petje op en met een soort gympies aan, zag aanbellen bij de woning van [slachtoffer] . Hij zag daarop dat de overbuurvrouw open deed en de man naar binnen liep. Een kwartiertje later keek de getuige weer naar de woning en zag hij dat de gordijnen waren gesloten.27 [getuige 5] heeft voorts verklaard dat hij op 26 augustus 2017 tussen 10.30 uur en 11.00 uur met zijn gezin met de auto is vertrokken en dat hij de man en [slachtoffer] niet meer heeft gezien en dat de gordijnen in de woonkamer van de woning van [slachtoffer] de hele zaterdag en zondag (het hof begrijpt: zondag 27 augustus 2017) gesloten bleven tot de komst van de politie.28 Bij de raadsheer-commissaris heeft de getuige verklaard dat de man een plastic Albert Heijn tas bij zich droeg waarin volgens de getuige een langwerpig voorwerp zat, naar zijn inschatting een voorwerp van 40 à 50 centimeter.29

Verdachte heeft verklaard deze man te zijn geweest en heeft ook bevestigd dat hij een plastic tas van Albert Heijn bij zich had. Daarin zat volgens hem een vest en een make-up tasje van [slachtoffer] .30

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die zaterdagochtend wel een tijd bij [slachtoffer] binnen is geweest en dat hij de tijd heeft genomen om het goed uit te leggen31 (het hof begrijpt: dat hij de relatie wilde beëindigen). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat zij rustig met elkaar hebben gesproken en dat de zwangerschap van [slachtoffer] toen niet aan de orde is geweest.32 Toen verdachte bij [slachtoffer] vertrok is hij naar huis gereden. Uit onderzoek is gebleken dat om 12.01.35 uur alle Whatsappgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] op de Samsung [kenmerk telefoon 2] van verdachte werden verwijderd. Verdachte heeft verklaard dat hij al die appgesprekken heeft gewist.33 De telefoon was op dat moment verbonden met het Wi-Fi netwerk bij verdachte thuis.34

[slachtoffer] is na het bezoek van verdachte door niemand meer gezien. De gordijnen op de benedenverdieping, die werden gesloten toen verdachte op 26 augustus 2017 de woning van [slachtoffer] binnenging, zijn gesloten gebleven en waren nog gesloten toen [slachtoffer] de volgende middag omstreeks 15.00 uur dood in haar woning werd aangetroffen.35

De verklaring van verdachte dat in de plastic Albert Heijn-tas een vest en een make-up tasje van [slachtoffer] zaten, acht het hof niet aannemelijk en ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat hij die spullen bij [slachtoffer] thuis uit de tas op de bank heeft uitgeschud. Beide voorwerpen zijn echter niet aangetroffen in haar woning terwijl daarvoor geen redelijke verklaring is te vinden. Bovendien passen deze voorwerpen niet bij het door de getuige [getuige 5] beschreven voorwerp in de plastic tas, dat volgens hem langwerpig zou zijn met een lengte van 40 à 50 centimeter.

De verklaring van verdachte dat het make-up tasje en het vest van [slachtoffer] in zijn auto zouden zijn achtergebleven nadat zij een keer seks in de auto van verdachte hadden gehad acht het hof ook onaannemelijk en ongeloofwaardig. Uit verklaringen van vriendinnen van [slachtoffer] valt af te leiden dat [slachtoffer] niet in de auto van verdachte heeft gezeten, en zeker geen seks met hem in die auto heeft gehad. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte altijd bij haar thuis kwam en dat zij daar seks hadden.36 Het is voorts ook onaannemelijk dat verdachte, die heimelijk meerdere buitenechtelijke seksuele relaties had en daarbij gebruik maakte van een alter ego, het risico zou willen lopen ontdekt te worden, door in het openbaar in (de omgeving van) zijn woonplaats met een andere vrouw in zijn auto gezien te worden.

Ook de verklaring van verdachte dat bij zijn bezoek aan [slachtoffer] op 26 augustus 2017 niet over de zwangerschap is gesproken, acht het hof niet aannemelijk en ongeloofwaardig. Zoals hiervoor overwogen nam blijkens de Whatsapp-gesprekken de spanning tussen verdachte en [slachtoffer] toe en werd de communicatie van verdachte richting [slachtoffer] harder en bedreigend. Bovendien stelde [slachtoffer] verdachte op 25 augustus 2017 om 09.30 uur per SMS feitelijk een ultimatum (“Graag contact met mij opnemen. Heb geen zin in gedoe maar als je geen contact opneemt laat je me geen keuze. De gevolgen zijn voor jou.”) en verdachte heeft ook verklaard dat hij het niet leuk vond om dat te lezen.37 Verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg ook aangegeven dat de reden om de relatie te beëindigen juist de discussie over de zwangerschap was.

Uit het appverkeer tussen [slachtoffer] en [getuige 12] van 25 augustus 2017 omstreeks 16.40 uur kan ook worden afgeleid dat [slachtoffer] verdachte een ultimatum had gesteld, immers appte [slachtoffer] aan [getuige 12] :38

16:39:39 [slachtoffer] Maar das nog niet nodig

16:39:48 [slachtoffer] Ik wacht nog weekje

16:39:58 [slachtoffer] En tot echo

16:40:15 [slachtoffer] Daarna gaat het losssss

16:41:18 [slachtoffer] Of via vrouw en zoon of sociale media.. Of als hij netjes contact opneemt. Hij heeft dom gehandeld eigen schuld dikke buit

16:41:18 [getuige 12] Ja

16:41:24 [getuige 12] Ja idd

16:41:27 [getuige 12] Heel dom

16:41:45 [slachtoffer] Had hij maar eerlijk moeten zijn

16:42:42 [getuige 12] Idd

16:42:51 [getuige 12] Of er een condoom over heen trekken

16:42:57 [getuige 12] En daar op staan

16:43:11 [slachtoffer] Dus dat

16:43:20 [slachtoffer] Was ook prima geweest

16:44:29 [slachtoffer] Waarom moet ik boeten voor deze situatie? Hij heeft ook aandeel.

16:45:01 [slachtoffer] En het was ook niet lx of zo

16:45:30 [slachtoffer] Heeft 6 of 7 weken geduurd.

De telefoon van [slachtoffer] en het verdwijnen daarvan

Uit onderzoek naar de telefoon van [slachtoffer] is gebleken dat deze op zaterdagochtend 26 augustus 2017 na 11.05.30 uur de woning aan de [adres slachtoffer] in [woonplaats slachtoffer] verlaat en dat het toestel om 11.08.34 uur wordt verplaatst in de richting van perceel [adres 1] vlak voor de kruising met de [adres 2] in [plaats 2] . Om 11.10.13 uur bevindt de telefoon van [slachtoffer] zich in de nabijheid van perceel [adres 3] in [plaats 2] . Op de tijdstippen 11.11.51 uur, 11.13.20 uur en 11.14.49 uur geeft de telefoon van [slachtoffer] telkens en voor het laatst via Google als locatiepositie aan, in de nabijheid van perceel [adres 4] te [plaats 2] . De telefoon is sindsdien uit de lucht en het toestel is verdwenen.39

Uit de WhatsApp-data tussen [slachtoffer] en vriendinnen en uit de verklaringen van haar vriendinnen kan worden afgeleid dat [slachtoffer] haar vriendinnen uitgebreid informeerde over haar relatie met verdachte. De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] dag en nacht bereikbaar was en zo ongeveer was “vastgeplakt” aan haar telefoon.40 Ook [slachtoffer] vriendin [getuige 13] heeft zich in diezelfde bewoordingen uitgelaten.41 Met haar vriendin [getuige 12] had [slachtoffer] in de middag en avond van 25 augustus 2017 nog veelvuldig appcontact over de gang van zaken tussen [slachtoffer] en verdachte.42

Dat rechtvaardigt de conclusie dat [slachtoffer] – zeker na een onaangekondigd bezoek van verdachte – en gelet op de ontstane spanningen in de relatie, onmiddellijk na zijn vertrek een of meer vriendinnen op de hoogte zou hebben gesteld van verdachtes komst en van de inhoud van het gesprek met hem. Er is evenwel na 26 augustus 2017 geen teken van leven van [slachtoffer] meer vernomen en er is die dag vanaf 11.18.34 uur geen enkel signaal meer geweest afkomstig van de telefoon van [slachtoffer] . Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij op haar telefoon zag dat [slachtoffer] op 26 augustus 2017 om 11.18 uur voor het laatst online is geweest.43

Hoewel niet vaststaat hoe laat verdachte op de ochtend van zaterdag 26 augustus 2017 bij de woning van [slachtoffer] is vertrokken, heeft hij wel verklaard dat hij daar enige tijd is gebleven.44 Op camerabeelden, afkomstig van het tankstation van Shell aan de [adres tankstation] te [plaats 2] , is te zien dat op 26 augustus 2017 om 11.13.33 uur (werkelijke tijd 11.13.42 uur) een donkerkleurige Audi [kenmerk auto] passeert, die qua kleur, model en kleur velgen lijkt op de auto van verdachte.45 De afstand tussen de [adres 4] en de [adres 5] te [plaats 2] bedraagt enkele honderden meters. Uitgaande van de stelling van de verdediging dat deze afstand ongeveer 800 meter is, heeft verdachte naar het oordeel van het hof ruimschoots de gelegenheid gehad om met een normale en ter plaatse toegestane snelheid in ongeveer twee minuten met zijn auto deze afstand te overbruggen.

Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden bekeken en heeft daarna het voertuig vergeleken met foto’s van de inbeslaggenomen Audi van verdachte. Hij is daarbij tot de conclusie gekomen dat het voertuig van verdachte geheel identiek is aan het voertuig dat op de camerabeelden is te zien.46 Bij de raadsheer-commissaris is verbalisant [verbalisant 1] opnieuw gehoord en is hij – zij het met enige nuancering en aanvulling van zijn eerste onderzoek – bij zijn eerdere bevindingen gebleven.47 Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat het, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verdachtes auto is geweest die op 11.13.41 uur langs het Shell tankstation reed. De rijtijd tussen de laatst bekende locatie van de telefoon van [slachtoffer] en het Shell tankstation bedraagt enkele minuten.48 Het hof betrekt daarbij dat de telefoon van [slachtoffer] zich op 26 augustus 2017 volgens de locatiegegevens van Google vanaf 11.11.51 niet meer verplaatst en dat als laatste locatie wordt vermeld “in de nabijheid van” [adres 4] .

Het hof komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de telefoon van [slachtoffer] na zijn bezoek op 26 augustus 2017 uit haar woning heeft meegenomen en heeft weggemaakt. Verdachte had ook belang bij deze telefoon omdat hij eiste dat [slachtoffer] foto’s van haar telefoon zou wissen. Verdachte had op 3 augustus 2017 in het whatsapp-gesprek aangekondigd dat hij persoonlijk zou langskomen om zijn foto’s te verwijderen van [slachtoffer] ’s telefoon als zij dat niet zou doen.

De telefoon(s) van verdachte

Verdachte beschikte over twee mobiele telefoons: een Samsung [kenmerk telefoon 1] en een Samsung [kenmerk telefoon 2] . De Samsung [kenmerk telefoon 2] werd door hem gebruikt voor de contacten met andere vrouwen, waaronder [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij beide telefoons thuis had gelaten toen hij op zaterdag 26 augustus 2017 naar [slachtoffer] ging.49 Uit onderzoek naar de Samsung [kenmerk telefoon 2] blijkt dat op het moment dat verdachte bij [slachtoffer] aanbelde (ongeveer rond 09.30 uur) de [kenmerk telefoon 2] verbonden was met het Wi-Fi netwerk [Wi-Fi netwerk 1] , behorend bij de router in verdachtes woning.50 Verdachte had die telefoon dus niet bij zich.

Uit onderzoek aan de [kenmerk telefoon 2] blijkt verder dat deze op 26 augustus 2017 omstreeks 10.40.30 uur niet middels een Wi-Fi netwerkverbinding actief was maar dat bij de staat van de Wi-Fi-verbinding “ DISCONNECTED/BLOCKED ” werd vermeld. Verbalisant heeft daarover gerelateerd dat de mobiele telefoon zich op dat tijdstip mogelijk in vliegtuigstand bevond.51 Nader onderzoek naar de mogelijkheid bij de vermelding “DISCONNECTED/BLOCKED” heeft geen verdere aanwijzingen opgeleverd. Het handmatig in de vliegtuigstand zetten van de Samsung [kenmerk telefoon 2] leverde de status “DISCONNECTED/DISCONNECTED” op. De statusmelding “DISCONNECTED/BLOCKED”, “DISCONNECTED/DISCONNECTED” en “SUSPENDED/SUSPENDED” geven voor de betreffende netwerkverbinding aan dat deze op het bijbehorende tijdstip niet actief was.52

Het hof leidt uit vorenstaande bevindingen af dat het handmatig in de vliegtuigstand zetten van het toestel een andere statusmelding geeft (te weten “DISCONNECTED/ DISCONNECTED”) dan de aangetroffen statusmelding “DISCONNECTED/BLOCKED”. Kennelijk is de [kenmerk telefoon 2] om genoemd tijdstip niet handmatig in de vliegtuigstand gezet, zodat nader onderzoek daarnaar niet noodzakelijk is en het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om nader onderzoek te laten doen wordt afgewezen.

Op appberichten van [getuige 3] , met wie verdachte sinds kort een relatie was aangegaan, op zijn [kenmerk telefoon 2] om 09.14 uur en 11.35 uur reageerde verdachte die zaterdagochtend niet gelijk. Eerst om 12.00 uur stuurde verdachte met de [kenmerk telefoon 2] een berichtje terug naar [getuige 3] . Om 12.01 uur verwijderde verdachte alle appjes met [slachtoffer] van zijn Samsung [kenmerk telefoon 2] .53

Het hof leidt uit het voorgaande af dat met het verwijderen van het appverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] op zijn Samsung [kenmerk telefoon 2] en het eerder laten verdwijnen van de telefoon van [slachtoffer] , verdachte de communicatie(geschiedenis) tussen hen beiden heeft gewist.

Uit onderzoek is gebleken dat de Samsung [kenmerk telefoon 1] , die verdachte naar eigen zeggen die ochtend ook thuis had gelaten, om 10.37 uur een mast in de omgeving van de [locatie] te [plaats 2] aanstraalde. Die telefoon was op dat tijdstip blijkbaar niet in de woning van verdachte aanwezig. Verdere gegevens over de locatie van de [kenmerk telefoon 1] die ochtend ontbreken. Verdachte heeft zowel bij de politie, als bij de rechtbank als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn beide telefoons, de [kenmerk telefoon 2] en de [kenmerk telefoon 1] , had thuisgelaten toen hij op zaterdagochtend naar [slachtoffer] ging. Het is onduidelijk gebleven hoe het kan dat de [kenmerk telefoon 1] die ochtend een mast buiten de woning van verdachte heeft aangestraald.

Naar het oordeel van het hof was het in ieder geval niet verdachte die op dat moment de [kenmerk telefoon 1] bij zich had. Voor zover door de verdachte of de verdediging is gesuggereerd dat hieruit blijkt dat verdachte toen in de stad was met zijn gezin om boodschappen te doen, acht het hof dat niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep expliciet verklaard dat hij die dag één keer in de stad is geweest om boodschappen te doen.54 Op camerabeelden van de Albert Heijn aan het [adres 6] te [plaats 2] is waargenomen dat verdachte daar op 26 augustus 2017 om 13.36 uur bij de kassa staat met een vrouw en twee kinderen.55

Verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat toen hij met zijn gezin naar de stad ging, hij zijn beide telefoons (de [kenmerk telefoon 2] en [kenmerk telefoon 1] ) heeft meegenomen. Uit onderzoek naar de [kenmerk telefoon 2] is gebleken dat deze telefoon om 12.03.37 uur verbinding heeft met het Wi-Fi netwerk bij verdachte thuis en om 12.46.37 gebruik maakt van een mobiele dataverbinding (Mobile UMTS). De eerstvolgende verbinding met het Wi-Fi netwerk bij verdachte thuis is dan weer om 13.53.54.

Op basis van voorgaande gegevens gaat het hof er vanuit dat verdachte na 12.03.37 uur zijn woning heeft verlaten om met zijn gezin boodschappen te doen, dat om 13.36 uur de boodschappen bij Albert Heijn door verdachtes echtgenote werden afgerekend en verdachte om 13.53.54 uur weer met zijn gezin thuiskwam.

Het is mogelijk dat een ander dan verdachte om 10.37 uur de [kenmerk telefoon 1] telefoon heeft gebruikt maar voor de verdere bewijsvoering is (de locatie van) de [kenmerk telefoon 1] naar het oordeel van het hof niet van belang.

Bloedsporen in de auto

De politie heeft sporenonderzoek verricht in en aan de auto van verdachte. Ondanks dat verdachte op 27 augustus 2017 zijn auto van binnen en buiten heeft gewassen en gereinigd56, werden op een aantal plaatsen, waaronder aan de voorzijde van de bestuurdersstoel, bloedsporen aangetroffen.57 Uit onderzoek is gebleken dat één van de sporen ( [nummer 1] ) matchte met het DNA van [slachtoffer] .58 In opdracht van het hof werd opnieuw onderzoek verricht op de aangetroffen bloedsporen in de auto. Dat onderzoek heeft nog een match met het DNA van [slachtoffer] opgeleverd (spoor [nummer 2] )59.

Verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid van bloedsporen van [slachtoffer] in zijn auto. Wel heeft hij verklaard dat [slachtoffer] bij hem in de auto heeft gezeten en in zijn auto heeft gereden en dat hij een keer (anale) seks met haar heeft gehad op de bestuurdersstoel.60

Het hof heeft hiervoor al overwogen dat het de verklaring van verdachte over het hebben van seks met [slachtoffer] in zijn auto ongeloofwaardig acht en daarbij acht geslagen op de verklaringen van vriendinnen van [slachtoffer] dat zij alleen thuis seks met verdachte had.61 Ook heeft het hof al overwogen dat het onaannemelijk is dat verdachte, die heimelijk meerdere buitenechtelijke seksuele relaties had en daarbij gebruik maakte van een alter ego, het risico zou willen lopen ontdekt te worden, door in het openbaar in (de omgeving van) zijn woonplaats met een andere vrouw in zijn auto gezien te worden.

Het hof komt daarom tot het oordeel dat op geen enkele wijze is vast te stellen dat [slachtoffer] ooit bij verdachte in de auto heeft gezeten en het dus niet anders kan dan dat het bloed van [slachtoffer] in de auto van verdachte via overdracht door verdachte uit de woning van [slachtoffer] in de auto van verdachte terecht is gekomen.

Tijdstip van overlijden

[slachtoffer] werd voor het laatst in leven gezien op zaterdag 26 augustus 2017 omstreeks 09.30 uur toen overbuurman [getuige 5] verdachte bij [slachtoffer] de woning in zag gaan. Verdachte heeft verklaard dat hij daarna enige tijd bij [slachtoffer] is gebleven en met haar heeft gesproken. [slachtoffer] werd op zondag 27 augustus 2017 omstreeks 15.00 uur gevonden door haar vriendinnen [getuige 12] en [getuige 14] .62 [slachtoffer] bleek door geweld om het leven te zijn gebracht.63

Er is door de politie onderzoek verricht op het lichaam van [slachtoffer] teneinde een geschat tijdstip van overlijden vast te stellen. Uit het proces-verbaal van politie blijkt dat twee temperatuurmetingen werden gedaan waarbij de waardes van de tweede meting op 28 augustus 2017 om 00.55 uur hoger waren dan die van de eerste meting om 00.40 uur. Voor het bepalen van het tijdstip van overlijden werd gebruik gemaakt van het nomogram van Henssge en werd berekend (op basis van de waarden die om 00.55 uur werden gemeten) dat het intreden van de dood van [slachtoffer] moet hebben plaatsgevonden tussen 25 augustus 2017 om 23.55 uur en 26 augustus 2017 om 23.55 uur.64

In opdracht van het hof werd door de politie aanvullend onderzoek verricht en heeft ook het NFI aanvullend onderzoek verricht. De NFI-deskundige drs. D.J. Rijken heeft geconcludeerd dat aannemelijk is dat de waardes van de twee metingen zijn verwisseld zodat gerekend dient te worden met een rectale temperatuur van 22,1 ℃ en een omgevingstemperatuur van 19,7 ℃ bij de meting van 28 augustus 2017 om 00.55 uur. Het NFI schat het postmortaal interval op 28 augustus 2017 om 00.55 uur op circa 28 tot 42 uur op basis van de temperatuursmethode van Henssge, waarbij het aantekent dat deze schatting met grote voorzichtigheid dient te worden geïnterpreteerd.65

De verdediging heeft een contra-expertise laten uitvoeren waarbij de deskundige dr. F.R.W. van de Goot heeft geconcludeerd dat een betrouwbare uitspraak over het tijdstip van overlijden niet kan worden gegeven en dat de inschatting van het NFI wordt onderstreept met dien verstande dat ook die marge een inschatting betreft en geen zekerheid.66

Uitgaande van de schatting van het NFI zou bij een interval van 28 uur het overlijden van [slachtoffer] tussen 25 augustus 2017 om 21.55 uur en zondag 27 augustus 2017 om 01.55 uur hebben plaatsgevonden en bij een interval van 42 uur tussen vrijdag 25 augustus 2017 om 14.55 uur en zondag 27 augustus 2017 om 08.55 uur.

Hoewel de schatting van het NFI met grote voorzichtigheid dient te worden geïnterpreteerd, kan naar het oordeel van het hof uit de rapportage wel worden afgeleid dat het niet uitsluit dat [slachtoffer] is overleden in de tijd dat verdachte bij haar was op 26 augustus 2017 vanaf 09.30 uur. Anders gezegd, de bevindingen van het NFI zijn niet zonder meer belastend voor verdachte maar sluiten hem – anders dan de verdediging heeft gesteld – ook niet uit als dader.

Hiervoor heeft het hof vastgesteld dat na het bezoek van verdachte aan [slachtoffer] op 26 augustus 2017 omstreeks 09.30 uur niemand [slachtoffer] meer levend heeft gezien. Ook heeft niemand meer iets van haar gehoord. De telefoon van [slachtoffer] heeft haar woning die ochtend omstreeks 11.08 uur verlaten en is na de laatste doorgifte van locatie coördinaten om 11.18 uit de lucht gegaan. De telefoon van [slachtoffer] is daarna niet meer gebruikt en niet meer gevonden. De gordijnen van haar woning zijn kort na binnenkomst van verdachte dichtgedaan en waren nog steeds dicht op het moment dat de politie ter plekke kwam.

Gelet op [slachtoffer] ’s telefoongebruik, waarbij vast is komen te staan dat zij die intensief gebruikte en steeds een of meer vriendinnen op de hoogte hield van de ontwikkelingen rond de relatie met verdachte, komt het hof tot het oordeel dat [slachtoffer] op 26 augustus 2017 tussen 09.30 uur en 11.08 uur om het leven is gebracht, dan wel er toen dusdanig geweld op haar is toegepast dat zij de woning niet meer kon verlaten, geen hulp meer kon inroepen en uiteindelijk ten gevolge van het toegepaste geweld is overleden.

Doodsoorzaak [slachtoffer]

Uit het sectierapport blijkt dat het intreden van de dood verklaard wordt door verstikkingseffecten en orgaan(hersen)functiestoornissen als gevolg van:

-samendrukkend geweld op de hals,

-stomp/samendrukkend geweld op de mond/neus/borstkas

-en hevig stomp botsend geweld op het hoofd met daardoor schedel(hersenvlies) letsel en zuurstofgebrek in de hersenen. Elk op zich of in combinatie.

Aan het hoofd werden minimaal 45 letselpatronen vastgesteld als gevolg van uitwendig mechanisch stomp geweld, veroorzaakt door meervoudig slaan met een of meer zware voorwerpen.67 Nader onderzoek aan de schedeldakdelen van [slachtoffer] heeft uitgewezen dat deeltjes zijn aangetroffen die voornamelijk bestaan uit ijzer met mangaan en in een aantal van die deeltjes werd ook een geringe hoeveel titanium aangetroffen.68

Het hof leidt uit het vorenstaande af dat [slachtoffer] is verwurgd en met een zwaar metalen voorwerp meerdere keren op het hoofd is geslagen.

Alternatief scenario

Door de verdediging is betoogd dat een alternatief scenario, namelijk dat een ander dan verdachte [slachtoffer] heeft gedood – door de bevindingen en onderzoeksresultaten niet kan worden uitgesloten. Zo heeft de verdediging gewezen op de verklaring van getuige [getuige 7] die in de nacht van 26 op 27 augustus een harde gil van een vrouw hoorde; de verklaring van getuige [getuige 8] die in de nacht van 26 op 27 augustus 2017 omstreeks 01.45 uur een donkere auto geparkeerd zag staan in de nabijheid van de woning van [slachtoffer] ; op het bloedspoor van een onbekende man in de trapopgang; een schoenafdruk in bloed die niet past bij de schoenmaat van verdachte en op de mogelijkheid van een inbraak.

Het hof overweegt hierover als volgt.

Het hof heeft hiervoor geconcludeerd dat een aantal door de verdediging de genoemde onderzoeksresultaten als belastend noch ontlastend voor verdachte zijn aan te merken. Vast staat dat van verdachte in de woning van [slachtoffer] geen sporen zijn aangetroffen en dat voor zover andere sporen werden gevonden, deze herleidbaar waren naar personen die een alibi hadden voor het weekend van 26 en 27 augustus 2017, dan wel dat uit telecomgegevens is gebleken dat zij toen niet in [plaats 2] zijn geweest.

Van de waarnemingen van de getuigen [getuige 7] en [getuige 8] is op geen enkele wijze gebleken of vast te stellen of en zo ja in hoeverre deze verband houden met de gewelddadige dood van [slachtoffer] , terwijl door de politie uitvoerig onderzoek daarnaar is verricht.

Bij eerste onderzoek in de woning van [slachtoffer] bleek de TV in de tuin te liggen en waren lades opengetrokken en ogenschijnlijk doorzocht. Hoewel deze omstandigheden de indruk zouden kunnen wekken dat er bij [slachtoffer] was ingebroken, acht het hof dat niet aannemelijk. Er werden in en aan de woning geen braaksporen gevonden.69 Bovendien zijn geen sporen van anderen aangetroffen, anders dan het bloedspoor bovenaan de trap van een onbekend gebleven man. Maar van dat bloedspoor is op geen enkele wijze vast te stellen of en zo ja, hoe dit in relatie zou staan met het delict.

Het van de zijde van verdachte geschetste scenario dat tussen het vertrek van verdachte uit de woning van [slachtoffer] op 26 augustus 2017 en het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op 27 augustus 2017 omstreeks 15.00 uur, een (poging tot) inbraak heeft plaatsgevonden waarbij de inbreker(s) zou(den) zijn ontdekt door [slachtoffer] , waarna de inbreker(s) haar op gewelddadige wijze om het leven heeft/hebben gebracht, acht het hof in het licht van het vorenstaande onaannemelijk.

Motief

Het hof heeft op basis van het Whatsappverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] vastgesteld dat verdachte, nadat [slachtoffer] hem had verteld dat zij zwanger van hem was, steeds bozer is geworden, de relatie en het contact met [slachtoffer] wilde verbreken en verlangde dat het digitale contact (foto’s) tussen hen werd gewist en dat verdachte anders langs zou komen om dat zelf te doen. Daarbij heeft hij zich ook bedreigend uitgelaten. [slachtoffer] wist inmiddels dat verdachte geen piloot was en dacht dat hij met een vrouw en kind in [plaats 3] woonde. Ook appte ze “beetje dom om zo dicht bij huis te scharrelen en mij zwanger te maken!!!” en “echt lullig voor je vrouw. Waar heeft ze dit aan verdiend?”70 . Op 19 augustus 2017 appte [slachtoffer] onder meer: “je familie komt het ooit te weten dat ik jouw baby draag” waarop verdachte reageert met: “wasg nooit mijn familie ertussen te halen” en “ga jij mij dreigen” “dan ga jij horen hoe ik over dreiging denk. Nu krijg jij [verdachte] te leren jennen. En ik ben bloedserieus. Zweer ik op mijn moeder.71 Het laatste SMS-contact tussen [slachtoffer] en verdachte houdt in “graag contact met mij opnemen. Heb geen zin in gedoe maar als je geen contact opneemt laat je me geen keuze. De gevolgen zijn voor jou”.

Hiervoor heeft het hof al overwogen dat uit de Whatsappgesprekken valt af te leiden dat [slachtoffer] verdachte een ultimatum stelde. Verdachte heeft ter terechtzitting bij de rechtbank verklaard dat hij bang was dat zijn vrouw achter zijn buitenechtelijke relaties zou komen en dat het zijn grootste angst was dat72 [slachtoffer] verdachtes dubbelleven en de zwangerschap zou openbaren aan zijn vrouw: verdachte zou dan mogelijk alles verliezen.

Naar het oordeel van het hof is hierin het motief gelegen voor verdachte om [slachtoffer] het zwijgen op te leggen.

Tussenconclusie: verdachte heeft [slachtoffer] om het leven gebracht

Op grond van al het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] op zaterdagochtend 26 augustus 2017 met geweld om het leven heeft gebracht. Verdachte had daartoe het motief en de gelegenheid. Uit geen enkel onderzoeksresultaat is af te leiden dat een ander haar dood op zijn of haar geweten heeft en verdachte heeft geen alibi voor het tijdstip waarop het geweld op [slachtoffer] is uitgeoefend dat tot haar dood heeft geleid. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat na het bezoek van verdachte niemand [slachtoffer] meer heeft gezien en zij ook op geen enkele andere wijze meer contact heeft gehad met anderen.

Voorbedachte raad

Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.

De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.

Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Het hof is van oordeel dat verdachte een vooropgezet plan had om [slachtoffer] te doden en dat hij dit plan weloverwogen heeft uitgevoerd. Het hof leidt dit af uit de volgende omstandigheden.

Verdachte heeft zich in de aanloop naar zaterdag 26 augustus 2017 in de Whatsappgesprekken met [slachtoffer] in toenemende mate vijandig en bedreigend uitgelaten. In de ochtend van 26 augustus 2017 is verdachte zonder – in ieder geval – zijn Samsung [kenmerk telefoon 2] telefoon uit zijn woning op weg naar [slachtoffer] vertrokken. De verklaring die verdachte daarvoor heeft gegeven, namelijk dat de telefoon bij de kinderen op de slaapkamer lag en hij hen niet wilde wakker maken en hij geen argwaan bij zijn vrouw wilde wekken, acht het hof ongeloofwaardig.

Verdachte heeft immers eerder verklaard dat hij altijd overal zijn beide telefoons meenam. Alleen als verdachte wist dat hij alleen voor de seks naar [slachtoffer] ging nam hij beide telefoons niet mee en verstopte die dan thuis.73 Vast staat dat verdachte op 26 augustus 2017 niet naar [slachtoffer] ging om seks met haar te hebben. Om die reden gaat het hof er vanuit dat verdachte welbewust zijn Samsung [kenmerk telefoon 2] heeft thuis gelaten zodat deze telefoon ofwel verdachte die ochtend niet herleidbaar zou zijn naar de woning van [slachtoffer] .

Het hof heeft hiervoor geconcludeerd dat uit de bevindingen van de patholoog-anatoom valt af te leiden dat [slachtoffer] is verwurgd en met een zwaar metalen voorwerp meerdere keren op het hoofd is geslagen. Een dergelijk voorwerp is niet aangetroffen in de woning van [slachtoffer] . Om die reden gaat het hof er vanuit dat het verdachte is geweest die dat metalen voorwerp heeft meegenomen naar de woning van [slachtoffer] en na zijn vertrek uit de woning weer heeft meegenomen. Gelet op de verklaring van getuige [getuige 5] over de inhoud van de plastic Albert Heijntas (een langwerpig voorwerp met een lengte van 40 à 50 centimeter) die verdachte bij zich droeg, gaat het hof er vanuit dat het metalen voorwerp in die tas heeft gezeten. Nu verdachte het slagwapen heeft meegenomen naar de woning van [slachtoffer] kan daaruit worden afgeleid dat hij al voor zijn bezoek aan [slachtoffer] van plan was om haar met dat voorwerp te lijf te gaan.

Uit het feit dat er geen getuigen zijn die iets van een worsteling of geschreeuw hebben gehoord, terwijl dat gelet op de persoon en het karakter van [slachtoffer] wel voor de hand zou liggen, leidt het hof af dat verdachte snel en onverwacht tot de aanval is overgegaan, hetgeen duidt op een vooropgezet plan en niet op een spontane ruzie die ontaardde in een ongeplande geweldsexplosie. [slachtoffer] bleek onder meer te zijn verwurgd hetgeen kan verklaren waarom buren niets hebben gehoord. Gebleken is dat zij zich nog wel heeft verzet maar waarschijnlijk is zij door de vele harde slagen op haar hoofd niet lang in staat geweest zich te verweren. Het ontbreken van enig direct daderspoor duidt erop dat de uitvoering van de daad weloverwogen is verricht. Ook uit de handelingen na het toebrengen van geweld dat heeft geleid tot de dood, kan het vooropgezet en planmatig handelen worden afgeleid. Immers, bij het aantreffen van [slachtoffer] de volgende dag bleek haar TV in de tuin te liggen en waren lades opengetrokken en ogenschijnlijk doorzocht waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte een inbraak heeft willen ensceneren teneinde de aandacht van het werkelijke feit – de moord op [slachtoffer] – af te leiden. Het ontbreken van enig direct daderspoor duidt er eveneens op dat de uitvoering van de daad weloverwogen is verricht.

Tot slot past ook het verdwijnen van de telefoon en laptop van [slachtoffer] in de planmatige voorbereiding van verdachte. Hij wilde het contact met [slachtoffer] beëindigen en had geëist dat zij data die naar hem te herleiden waren van haar telefoon zou verwijderen. Door haar telefoon mee te nemen en te laten verdwijnen en vervolgens alle Whatsappcontacten tussen hem en [slachtoffer] op zijn eigen telefoon te wissen, heeft hij de (digitale) relatie tussen hen onzichtbaar willen maken voor derden.

Eindoordeel

Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft vermoord. De gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals hiervoor uitvoerig aan de orde is gekomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Door de verdediging is een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuige [getuige 9] over de vraag of zij betrokken is geweest bij het verwijderen van de locatiegegevens van het Googleaccount van de [kenmerk telefoon 1] telefoon van verdachte indien het hof dit aspect laat meewegen in de bewijsvoering.

Het hof heeft het verwijderen van de locatiegegevens niet meegenomen in de bewijsvoering zodat het voorwaardelijk verzoek niet meer aan de orde is.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

primairhij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 augustus 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door die [slachtoffer] meerdere malen met kracht te stompen, te schoppen en/of (met enig voorwerp) tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of meerdere malen heftig mechanisch botsend geweld toe te passen op het hoofd, de keel/hals en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of de mond/neus van die [slachtoffer] af te dekken en/of samen/dicht te drukken en/of (aldus) de ademhaling van die [slachtoffer] te beletten en/of die [slachtoffer] te doen stikken en/of die [slachtoffer] te wurgen en/of heftig mechanisch omsnoerend/samendrukkend geweld toe te passen op de keel/hals van die [slachtoffer] .

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

moord.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de volgende omstandigheden.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer] , een toen 40-jarige zwangere vrouw, met wie verdachte via een datingsite in contact was gekomen en met wie hij een seksuele relatie was aangegaan. Verdachte bediende zich op de datingsite van een valse naam en deed zich voor als een gescheiden KLM-piloot, woonachtig in Rotterdam met een jonge zoon uit een eerdere relatie. Toen [slachtoffer] van hem zwanger dacht te zijn en ontdekte dat verdachte niet was wie hij zei te zijn, dreigde zij hem te ontmaskeren en zijn vrouw in te lichten. Dit is voor verdachte kennelijk de reden geweest om [slachtoffer] te vermoorden. Verdachte is hierbij planmatig, berekenend en uiterst kil te werk gegaan. Hierdoor heeft hij [slachtoffer] (en haar ongeboren vrucht) het recht op leven ontnomen en groot verdriet en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer] . Een feit als dit schokt de rechtsorde in hoge mate. De wetenschap van verdachte dat [slachtoffer] zwanger was toen hij haar vermoordde en het excessieve geweld dat door verdachte is toegepast, hebben een strafverzwarend effect.

Het hof rekent het verdachte ook aan dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven en zich tijdens het onderzoek door de politie weinig empathisch en berekenend heeft opgesteld, door lang te zwijgen en zijn verklaring op basis van nieuwe informatie een aantal keren aan te passen.

Over verdachte is een Pro Justitia rapportage opgemaakt voor de zitting in eerste aanleg daarin wordt onder meer aangegeven door de psycholoog dat bij verdachte sprake is van obsessief vreemdgaan mede vanwege zijn seksueel probleem en er zijn narcistische trekken van een persoonlijkheidsstoornis. Door de psychiater wordt aangegeven dat er sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens te weten verwerkingsproblematiek van seksueel disfunctioneren. De gebrekkige ontwikkeling bestaat uit een persoonlijkheid waarin narcistische kenmerken en emotionele geslotenheid opvallen en waarbij narcistische kenmerken hem verhoogd krenkbaar maken. De psycholoog heeft aangegeven met betrekking tot het verband diagnose en delict dat geconstateerd wordt dat bij betrokkene sprake is van obsessief vreemdgaan (mede) vanwege een seksueel probleem en er zijn narcistische trekken van een persoonlijkheidsstoornis.

Betrokkene is, ondanks het gegeven dat hij verhoogd krenkbaar is, doorgaans goed in staat zijn eventuele agressieve impulsen te controleren. Er is geen voorgeschiedenis bekend van agressieve acting out.

Het delictscenario is onbekend gebleven. Ondergetekende heeft geen zicht gekregen op een eventueel verband tussen de stoornis en gebrekkige ontwikkeling enerzijds en het ten laste gelegde anderzijds. Ook de psychiater heeft aangegeven dat er in verband met de ontkenning van verdachte geen zicht is op een eventueel verband tussen de stoornis en het tenlastegelegde.

Het hof is van oordeel dat voor dit feit een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. Verdachte is op 7 juni 2018 door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaren, met aftrek van voorarrest.

De verdediging heeft gewezen op de inwerkingtreding per 1 juli 2021 van de nieuwe Wet straffen en beschermen en de daardoor gewijzigde VI-regeling. Ten gevolge van deze nieuwe regeling – die geen overgangsbepaling kent – zal bij een opgelegde gevangenisstraf van 20 jaren eerst in beginsel na 18 jaren een voorwaardelijke invrijheidstelling van kracht worden, terwijl dit op basis van de oude regeling, die gold ten tijde van het wijzen van het vonnis door de rechtbank, na 13 jaar en 4 maanden zou zijn.

De advocaat-generaal heeft gesteld dat het hof geen rekening hoeft te houden met de nieuwe VI regeling en heeft een gevangenisstraf van 20 jaren geëist.

Het hof overweegt hierover het volgende:

Het verschil tussen de oude en nieuwe VI-regeling bedraagt voor verdachte in geval van oplegging van een gevangenisstraf van 20 jaren in concreto 4 jaar en 8 maanden die hij bij toepassing van de nieuwe VI-regeling langer zou moeten uitzitten. In eerste aanleg werd door de officier van justitie een gevangenisstraf van 18 jaar gevorderd en door de rechtbank een gevangenisstraf van 20 jaar opgelegd. Gelet op het significante verschil dat de gewijzigde VI-regeling ten nadele van verdachte oplevert acht het hof het niet opportuun in hoger beroep opnieuw een gevangenisstraf van 20 jaar op te leggen. Het hof acht voor het bewezenverklaarde feit een gevangenisstraf van 16 jaar en 6 maanden passend en geboden. Bij het bepalen van deze straf heeft het hof zich rekenschap gegeven van de gevolgen voor verdachte van de invoering van de nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Schending van de redelijke termijn

De rechtbank heeft op 7 juni 2018 uitspraak gedaan en het hof doet uitspraak in deze zaak op 10 maart 2023, dus bij benadering 4 jaar en 9 maanden later. Dit levert een schending op van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.

In hoger beroep heeft de zaak gediend op:

- 18 juli 2018

- 19 november 2018

- 8 februari 2019

- 6 mei 2019

- 5 juli 2019

- 12 juli 2019 (tussenarrest)

- 31 juli 2019

- 23 september 2019

- 13 december 2019

- 10 maart 2020

- 4 juni 2020

- 31 augustus 2020

- 20 november 2020

- 15 februari 2021

- 11 mei 2021

- 25 juni 2021

- 13 september 2021

- 6 december 2021

- 11 februari 2022 (inhoudelijk)

- 16 februari 2022 (inhoudelijk)

- 9 maart 2022 (tussenarrest)

- 10 mei 2022

- 4 augustus 2022

- 21 oktober 2022

- 12 januari 2023

- 10 februari 2023 (inhoudelijk)

- 10 maart 2023.

Hoewel naar het oordeel van het hof in hoger beroep is getracht voortvarend onderzoek te verrichten, heeft het onderzoek een aantal keren stilgelegen en heeft de behandeling van deze overigens complexe zaak, waarin veel onderzoekswensen zijn ingediend en zijn toegewezen, lang geduurd. Om die reden ziet het hof aanleiding de gevangenisstraf te matigen met 6 maanden zodat resteert als op te leggen straf een gevangenisstraf van 16 jaren met aftrek van het voorarrest.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde (moeder slachtoffer)]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.854,82. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.524,51. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde (moeder slachtoffer)]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde (moeder slachtoffer)] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 9.354,82 (negenduizend driehonderdvierenvijftig euro en tweeëntachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde (moeder slachtoffer)] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 9.354,82 (negenduizend driehonderdvierenvijftig euro en tweeëntachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 81 (eenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 september 2017.

Aldus gewezen door

mr. G. Mintjes, voorzitter,

mr. A.J. Smit en mr. I.P.H.M. Severeijns, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,

en op 10 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.