Home

Hoge Raad, 19-12-2023, ECLI:NL:HR:2023:1772, 22/04031

Hoge Raad, 19-12-2023, ECLI:NL:HR:2023:1772, 22/04031

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 december 2023
Datum publicatie
19 december 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1772
Formele relaties
Zaaknummer
22/04031

Inhoudsindicatie

Herziening. Deventer moordzaak. Moord in 1999 in Deventer, art. 289 Sr. Aanvraag en aanvullende herzieningsaanvraag berusten op stelling dat sprake is van gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv. In aanvraag en aanvullende herzieningsaanvraag wordt beroep gedaan op vier herzieningsgronden die volgens aanvrager tot vrijspraak zouden hebben moeten leiden (alternatief scenario). Aangevoerde herzieningsgronden houden verband met o.m. oordeel van hof dat niet aannemelijk is dat aanvrager op 23 september 1999 om 20:36 uur vanaf de A28 nabij ’t Harde een telefoongesprek met slachtoffer heeft gevoerd, en dat feit dat dit gesprek is gevoerd via basisstation in Deventer juist erop duidt dat aanvrager op dat tijdstip in of nabij Deventer was. Daarnaast ziet aanvraag op oordeel van hof dat op blouse van slachtoffer aangetroffen sporen van aanvrager redelijkerwijze geen andere uitleg toelaten dan dat deze moeten zijn ontstaan bij plegen van delict.

HR wijdt overwegingen aan de vraag of en, zo ja, in hoeverre HR acht kan slaan op resultaten van nader onderzoek a.b.i. art. 463 Sv waarop in herzieningsprocedure niet door aanvrager zelf beroep wordt gedaan. Verder geeft HR juridisch kader weer m.b.t. onderbouwing en beoordeling van herzieningsaanvraag en eisen die gelden indien aanvraag zich beroept op nieuw en/of gewijzigd deskundigeninzicht.

Alles wat in herzieningsaanvraag en aanvullende aanvraag is aangevoerd, levert zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd, niet een novum op. Dat wil zeggen dat er niet een nieuw gegeven is a.b.i. art. 457.1.c Sv, dat ernstig vermoeden wekt dat, als hof daarmee bekend was geweest, onderzoek van zaak zou hebben geleid tot vrijspraak van aanvrager. Dit betekent dat aanvraag ongegrond is.

Afwijzing aanvraag. Vervolg op HR:2008:LJN BA1024 (eerdere herzieningsaanvraag) en HR:2005:LJN AR5714.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/04031 H

Datum 19 december 2023

ARREST

op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 9 februari 2004, nummer 20/002219-03, ingediend door G.G.J.A. Knoops en C.J. Knoops-Hamburger, beiden advocaat te Amsterdam,

namens

[aanvrager] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,

hierna: de aanvrager.

Inhoudsopgave

1. Waar het in deze zaak om gaat

2. Procesverloop

3. De aanvraag tot herziening

4. De conclusie van de advocaat-generaal

5. Bewezenverklaring en bewijsvoering

6. Aan de beoordeling van de herzieningsaanvraag voorafgaande beschouwing

7. Beoordeling van de eerste herzieningsgrond

8. Beoordeling van de tweede herzieningsgrond

9. Beoordeling van de derde herzieningsgrond

10. Beoordeling van de vierde herzieningsgrond

11. Slotbeschouwing en conclusie

12. Beslissing

Bijlage bij het arrest in de zaak 22/04031 H

1 Waar het in deze zaak om gaat

Deze herzieningsaanvraag heeft betrekking op een strafzaak die ook wel bekendstaat als de ‘Deventer moordzaak’. In deze strafzaak is de aanvrager veroordeeld voor de moord op [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), gepleegd op donderdagavond 23 september 1999 in Deventer. De aanvrager ontkent dat hij deze moord heeft gepleegd. In zijn strafzaak heeft de aanvrager een alternatief scenario aangedragen. Dat scenario houdt – kort gezegd – in dat de aanvrager op de bewuste avond niet in of nabij Deventer is geweest, maar dat hij het slachtoffer die dag uitsluitend in de ochtend zou hebben bezocht in haar woning. De sporen van de aanvrager die op de blouse van het slachtoffer zijn aangetroffen, zijn volgens de aanvrager daarop overgebracht ter gelegenheid van het zakelijke contact dat hij die ochtend met het slachtoffer heeft gehad. Met de bij de herzieningsaanvraag overgelegde rapporten en stukken beoogt de aanvrager dit alternatieve scenario nader te onderbouwen.

De aangevoerde gronden voor herziening houden verband met onder meer het oordeel van het hof dat het niet aannemelijk is dat de aanvrager op 23 september 1999 om 20.36 uur vanaf de A28 nabij ’t Harde een telefoongesprek met het slachtoffer heeft gevoerd, en dat het feit dat dit gesprek is gevoerd via een basisstation in Deventer juist erop duidt dat de aanvrager op dat tijdstip in of nabij Deventer was. Daarnaast ziet de herzieningsaanvraag op het oordeel van het hof dat de op de blouse van het slachtoffer aangetroffen sporen van de aanvrager redelijkerwijze geen andere uitleg toelaten dan dat deze moeten zijn ontstaan bij het plegen van het delict.

Op verzoek van de aanvrager is een nader onderzoek als bedoeld in artikel 463 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) verricht, waarbij onder meer forensisch (DNA-)onderzoek is gedaan naar het sporenbeeld. Hoewel de herzieningsaanvraag geen beroep doet op bepaalde resultaten van het nader onderzoek, zal de Hoge Raad alle resultaten van dat onderzoek wel in zijn oordeel over de herzieningsaanvraag betrekken (zie daarover nader 6.1 en 9.2.2).

2 Procesverloop

Het procesverloop is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 tot en met 8. Daaruit blijkt in het bijzonder het volgende.

( i) Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 22 december 2000, ECLI:NL:GHARN:2000:AD8964, met vernietiging van een vonnis van de rechtbank te Zwolle, de aanvrager veroordeeld voor moord tot een gevangenisstraf van twaalf jaren.

(ii) Het tegen die veroordeling ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen bij arrest van 20 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5148.

(iii) Bij arrest van 1 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE8165, heeft de Hoge Raad een namens de aanvrager ingediende aanvraag tot herziening van het arrest van het gerechtshof te Arnhem gegrond verklaard, met verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Dit hof heeft de zaak opnieuw onderzocht en vervolgens bij arrest van 9 februari 2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:AO3222, de door het gerechtshof te Arnhem uitgesproken veroordeling gehandhaafd. Het tegen de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen bij arrest van 22 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5714.

(iv) Op 26 juli 2006 is namens de aanvrager een eerste aanvraag tot herziening van het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ingediend. Bij arrest van 18 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA1024, heeft de Hoge Raad die aanvraag afgewezen.

( v) Op 20 maart 2013 heeft de aanvrager de procureur-generaal bij de Hoge Raad het verzoek gedaan op grond van artikel 461 lid 1 Sv een nader onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van een grond voor herziening als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv.

(vi) Naar aanleiding van dat verzoek heeft de advocaat-generaal op grond van artikel 462 lid 1 Sv de Adviescommissie afgesloten strafzaken (hierna: de ACAS) gevraagd om te adviseren over de wenselijkheid van het instellen van nader onderzoek. Op 21 januari 2014 heeft de ACAS geadviseerd tot het doen van nader onderzoek.

(vii) De advocaat-generaal heeft nader onderzoek doen verrichten. Dit nader onderzoek staat beschreven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 13-26. Daaruit blijkt dat de verdediging deel heeft uitgemaakt van de commissie die de onderzoeken begeleidde, en dat de aangezochte deskundigen telkens met instemming van de verdediging zijn benoemd door een rechter-commissaris. De verdediging heeft bij het nader onderzoek de mogelijkheid tot inbreng gekregen zoals omschreven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 335.

(viii) Na de afronding van het nader onderzoek is namens de aanvrager een tweede aanvraag tot herziening van het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ingediend. Die nu voorliggende aanvraag is op 26 oktober 2022 bij de Hoge Raad ingekomen.

(ix) Op 16 februari 2023 is bij de Hoge Raad een aanvullende herzieningsaanvraag ingekomen. De Hoge Raad heeft beslist dat deze aanvullende herzieningsaanvraag bij de behandeling van de zaak wordt betrokken.

3 De aanvraag tot herziening

3.1

De aanvraag tot herziening en de aanvullende herzieningsaanvraag zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

3.2

De aanvraag en de aanvullende herzieningsaanvraag berusten op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag en de aanvullende herzieningsaanvraag wordt een beroep gedaan op vier, hierna onder 7-10 te bespreken, herzieningsgronden die volgens de aanvrager tot vrijspraak zouden hebben moeten leiden.

4 De conclusie van de advocaat-generaal

5 Bewezenverklaring en bewijsvoering

6 Aan de beoordeling van de herzieningsaanvraag voorafgaande beschouwing

7 Beoordeling van de eerste herzieningsgrond

8 Beoordeling van de tweede herzieningsgrond

9 Beoordeling van de derde herzieningsgrond

10 Beoordeling van de vierde herzieningsgrond

11 Slotbeschouwing en conclusie

12 Beslissing