Home

Hoge Raad, 18-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:735, 20/01047

Hoge Raad, 18-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:735, 20/01047

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 mei 2021
Datum publicatie
18 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:735
Formele relaties
Zaaknummer
20/01047

Inhoudsindicatie

Medeplegen diefstal met geweld van tas van aangeefster door als bestuurder van scooter dicht langs aangeefster te rijden, terwijl medeverdachte, die achterop scooter zit, aan hengsel van tas van aangeefster trekt, art. 312.2.2 Sr. Is sprake van bewuste en nauwe samenwerking? ’s Hofs oordeel komt er op neer dat gelet op gedragingen van verdachte (i.h.b. onmiddellijke reactie van verdachte op trekken door medeverdachte aan tas door op hoge snelheid weg te rijden en daarmee het tezamen met medeverdachte zich verzekeren van bezit van tas) niet alleen sprake is van de voor medeplegen van diefstal met geweld vereiste nauwe samenwerking maar ook van de daarvoor vereiste bewuste samenwerking. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/01047

Datum 18 mei 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 maart 2020, nummer 23-002628-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt over het bewezenverklaarde medeplegen van diefstal met geweld.

2.2.1

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

“hij op 2 juli 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)tas en een Iphone 6S en een paspoort (Thais) en een Ibis-hotelkaart en een telefoon, toebehorende aan [aangeefster], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader rijdend op een scooter met kracht de tas van de schouder van die [aangeefster] hebben getrokken, waarbij die [aangeefster] is komen te vallen.”

2.2.2

De bewijsvoering is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 en 6, waaronder de volgende bewijsoverwegingen:

“Het hof is van oordeel dat, ook nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van het plan van de medeverdachte de tas te stelen er, gelet op de (deels) gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de verdachte bij de diefstal met geweld, sprake is van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking en overweegt daartoe het navolgende.

Feiten en omstandigheden

De verdachte verklaart dat hij met de medeverdachte achterop op de brug met zijn scooter stil stond. Hij was naar zijn zeggen bezig met zijn telefoon. Als de verdachte, met de medeverdachte achterop, wegrijdt, rijdt hij zo dicht langs aangeefster, die daar als toerist op de brug aanwezig is, dat de medeverdachte achterop de scooter de tas van aangeefster met een ruk aan het hengsel weet weg te nemen. De aangeefster komt daardoor ten val en de verdachte rijdt met de medeverdachte, die in het bezit is van de gestolen tas, weg. Een getuige rent tevergeefs nog schreeuwend achter de scooter aan, maar de scooter rijdt, volgens een ter plaatse aanwezige verbalisant in burger, met forse snelheid weg. De volgende dag wordt in de nabijheid van de woning van de verdachte door een buurtbewoonster de tas gevonden, verborgen in de struiken.

Uit het bovenstaande concludeert het hof dat de verdachte niet de pleger is van de diefstal met geweld van de tas. De vraag die aan de orde is, is of de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, waarbij voor het medeplegen van de diefstal met geweld vereist is dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking waaraan de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn.

Het hof is van oordeel dat de handelingen van de verdachte en de medeverdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm het karakter dragen van een gezamenlijk ondernomen diefstal met geweld. Zij zijn voorafgaand aan de diefstal samen op de scooter, waarbij de verdachte de bestuurder van de scooter is.

Op het moment van de uitvoeringshandelingen, waarbij de tas door de achterop zittende medeverdachte van de schouder van de aangeefster wordt gerukt, zaten zij beiden op de scooter en zijn vervolgens, in het bezit van de tas, tezamen op de scooter gevlucht. Kort daarop wordt de gestolen tas gevonden in de nabijheid van de woning van de verdachte. Dit gezamenlijk aankomen, aanwezig zijn, vluchten met de buit op één scooter en het verbergen van de buit geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking.

Ook als de verdachte, zoals hij stelt, niet van tevoren wist dat de medeverdachte de diefstal zou plegen, acht het hof de bijdrage van de verdachte tijdens de diefstal en daarna voldoende voor de voor het medeplegen van de diefstal met geweld vereiste nauwe en bewuste samenwerking.

Daarbij neemt het hof in aanmerking dat voor de verdachte als bestuurder van de scooter, een tweewielig voertuig, de ruk van de medepassagier aan de tas van aangeefster goed merkbaar moet zijn geweest. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte ook verklaard dat hij voelde dat de medeverdachte de tas van de aangeefster aftrok. Vervolgens is de aangeefster gevallen en is een getuige schreeuwend achter de scooter aan gerend. Op dat moment kiest de verdachte er niet voor om te stoppen en zich te bekommeren om de gevallen vrouw, maar in plaats daarvan rijdt hij met de medeverdachte en de gestolen tas met hoge snelheid weg en ontdoet zich vervolgens samen met de medeverdachte van de gestolen tas.

Door na de diefstal met de medeverdachte en de gesloten tas weg te rijden in de wetenschap dat deze tas zojuist met geweld is weggenomen, conformeert de verdachte zich aan het door zijn mededader gepleegd geweld en verzekert hij hen van het bezit van de gestolen tas en maakt hij door zijn handelen de vlucht van hen beiden mogelijk.”

2.3.1

Het hof heeft het volgende vastgesteld. De verdachte is met een scooter, waarop de medeverdachte als passagier zat, van een brug weggereden en is daarbij dicht langs de aangeefster gereden. De medeverdachte heeft bij het passeren van de aangeefster haar tas met een ruk aan het hengsel van de schouder van de aangeefster getrokken, waardoor zij ten val is gekomen. De verdachte heeft de ruk aan de tas gevoeld. Direct daarop is de verdachte, tezamen met de medeverdachte en de tas, op hoge snelheid weggereden, terwijl op dat moment een getuige schreeuwend achter de scooter aanrende. Nadien hebben de verdachte en de medeverdachte zich van de tas ontdaan en is de tas in de nabijheid van de woning van de verdachte teruggevonden.

2.3.2

Het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof komt er op neer dat gelet op de gedragingen van de verdachte – in het bijzonder de onmiddellijke reactie van de verdachte op het trekken door de medeverdachte aan de tas door op hoge snelheid weg te rijden en daarmee het tezamen met de medeverdachte zich verzekeren van het bezit van de tas – niet alleen sprake is van de voor het medeplegen van diefstal met geweld vereiste nauwe samenwerking maar ook van de daarvoor vereiste bewuste samenwerking. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.

2.4

Het cassatiemiddel faalt.

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2021.